35. J. Gans aan E. du Perron:, Den Haag, 20 november [1935]

Den Haag, 20 november

 

Beste du Perron,

Ter Braak leende me Zondag zijn exemplaar van ‘Le sang noir’ van Guilloux. Ik las het sindsdien twee maal over en ik moet bekennen, dat het het boek is, dat me het meest gedaan heeft, de laatste twee jaar.

Wat de kwestie van clerc en politicus betreff, zou ik je met personen uit die boeken willen antwoorden. Ik kan niet met politieagenten samenwerken ook niet tegen het fascisme. Het wemelt in alle revoludonaire partijen van de Nabucets146 en het stalinistische kominternapparaat, werkt met Nabucetsche methoden. Ik wil met die lieden niets samenwerken, ik zou zelfs niet met ze in één vertrek kunnen zijn, zonder ze te oorvijgen. Ik heb gezien hoe deze lieden eerlijke revolutionairen die te veel weten probeeren te vermoorden (letterlijk, op de platste manier door huurlingen uit den weg laten ruimen); dit herinnert mij aan de stokslagen van Nabucet in het geniep en ik heb ze daarna voor massavergaderingen zonder blikken of blozen hun opera over de vrijheid enz. hooren afdraaien (zooals Nabucet zong op het feest van Mme Faurel). Het type Nabucet is het walgelijkste wat er bestaat en dit niet alleen bij de bourgeoisie. Het is erger dan het kapitalisme, het representeert een menschelijke ploertigheid, die in de ‘gegeven situatie’ volmaakt tevreden is en zoodra de

[p. 70]

dictatuur van het proletariaat ‘gegeven situatie’ is zullen de Nabucets weer volmaakt tevreden zijn en zich met stokslagen en ‘duels’ handhaven. Dan duizend maal liever een ‘clerc’ met niets anders dan zijn verachting.

De figuur van Chripure147 is eigenlijk datgene, waar ik jaren op gewacht heb, de apologie van den ‘mislukte’ die ‘mislukken’ moet, die er niet uitkomen kan en zich daar bewust van is. Ook triviaal en ook theater, maar al ‘mislukkend’ daar tegen vechtend. Om dit laatste is dit boek mij nader dan b.v. La Condition Humaine. Chripure is zeker minder absoluut dan b.v. een Gisors. Gisors zou Nabucet waarschijnlijk niet geoorvijgd hebben. Maar Chripure oorvijgde Nabucet toch vooral uit woede op het stuk Nabucet dat hij in zich zelf betrapte. (het gesprek met Matrod, vlak ervoor!). Terwijl Gisors al zoo ver was, dat dit wellicht niet bij hem opgekomen zou zijn. Het stuk waar Chripure zich in het café bezuipt en aanteekeningen maakt, vind ik onvergelijkelijk: dit: ‘je retrouve dans mon coeur, sans la moindre surprise, sans l'ombre du dégoût, des sentiments que j'ai tant cru haïr chez les autres: une certaine peur que peut aller jusqu'à la lâcheté et en face de ceux que j'ai toujours considérés comme mes ennemis une certaine flatterie, et la plus basse de toutes: celle qui emprunte le masque de l'ironie et de l'indépendance’.148

‘Mais cette lâcheté, cette flatterie, sont en moi comme des choses étrangères à moi-même. Pas des sentiments dont je devrais avoir honte des équitations soumises parmi d'autres à ma perplexité’.149

en dit: ‘Philosophie européenne... quelle idée de se balader toute une vie avec ce seau de toilette au bout du bras!’ (Corbière: on a le pied fait à sa chêne).150

[p. 71]

Overigens vind ik veel overeenstemming tusschen Chripure en Corbière, ondanks zekere verschillen. Ik bedoel de zelfbespotting, bij Corbière: ‘rimer, se rimer finir c'est une question d'habitude’.151 Is ‘Le poète contumace’152 in dezelfde Streek geschreven?

146Nabucet is een personage uit de roman Le sang noir. Hij is net als de hoofdpersoon Cripure docent aan het gymnasium.
147Gans spelt de naam van de hoofdpersoon consequent verkeerd. Het moet zijn: Cripure. Cripure is de bijnaam die filosofieleraar Merlin van zijn leerlingen heeft gekregen, omdat hij het vaak heeft over Kants Critique de la raison pure. Door de leerlingen is die titel verhaspeld tot Cripure de la raison tique.
148Ik bespeur in mijn hart, zonder de minste verrassing, zonder een zweem van afkeer, gevoelens die ik bij anderen zo meende te haten; een zekere angst die zo erg is dat het lafheid wordt, en een zekere kruiperigheid tegenover degenen die ik altijd als mijn vijanden beschouwd heb, en wel de lafhartigste van allemaal: kruiperigheid onder het mom van ironie en onafhankelijkheid.
In Gans' citaten zitten fouten. ‘sans l'ombre du dégoût’ moet zijn: ‘d'un dégoût’; ‘une certaine peur que’ is ‘peur qui’; en onmiddellijk daarna ontbreekt ‘bien’ voor ‘peut’.
149Maar die lafheid en die kruiperigheid zijn dingen in mij die mij in wezen vreemd zijn. Geen gevoelens waarvoor ik mij zou moeten schamen; reacties als zoveel andere, onderworpen aan mijn beschouwing.
Ook hier citeert Gans onjuist: ‘équitations’ moet ‘équations’ zijn en ‘à ma perplexité’ moet zijn ‘à ma contemplation’ - kennelijk keek Gans bij het overschrijven een regel te laag: in de Gallimard-uitgave staat daar ‘perplexité’.
150Europese filosofie... wat een idee om een leven lang met een emmer water aan je arm rond te lopen! De bovenstaande drie vertalingen zijn van Mirjam de Veth. Gans
151Rijmen, het rijm afmaken, het is een kwestie van gewoonte.
152Gedicht uit de bundel Les amours jaunes van Tristan Corbière.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie