[p. 23]
De mama
Het meisje dat mij goed wou maken is verloofd,
en haar verloofde een méér dan nette jongen,
maar de mama weet wat een zoen kan doen.
Pas op! daar komt veel niet te pas,
al is een zoen
een zoen.
Mevrouwtje, wil niet denken
van uwe dochter kwaad.
Wie kwaad denkt van uw dochter,
die is een onverlaat.
Daar 's boosheid in de klok die tikt,
want klok die tikt is klok die pikt,
voor 't schuldige geweten.
Wat kwaad heeft toch deze dame gebrouwen,
dat zij haar dochtertje niet kan vertrouwen?
Zo kuis?
Zó kuis?
Daar is iets met deze dame
niet pluis.