[p. 19]

Lied van verwachting

 
De nacht hangt als een stukke lei
 
om onze hoofden wijl wij staren,
 
maar niet het fijnste streepje krijt
 
is zoveel turen komen storen.
 
 
 
En zelfs geen vlinders valle' als sterren
 
binnen 't bereik van onze handen,
 
wij zijn aan 't persen onzer monden
 
en aan de woordloze gebaren.
 
 
 
En aan het wachten op de moord,
 
en aan het wachten op de klanten,
 
tot weer een nieuw blauw scheepje vaart
 
aan vers-gestreepte horizonten.