E. du Perron
aan
G.O. Tissing
Port Said, 7 september 1939
Port Saïd, 7 Sept. '39.
Beste Adé,
Allereerst: de reis op zoo'n vrachtboot is allerprettigst: eten goed, omgang met ‘crew’ uiterst geschikt. Het zijn eenvoudige, aardige lieden: er is geen zweem van humbug aan boord.
Alijntje werd flink verwend; allen speelden met hem.
Tot Belawan was 't een uitstapje gelijk. Daarna kregen we ± 13 dagen lang de Ind. Oceaan, met flinke deining en ‘monsoon’-winden. Bep en ik waren nogal zeeziek, zonder onbehoorlijk te worden, Alijntje daarentegen was frisch als een hoentje en klom alle ladders op en af.
Na Aden weer rustige zee, maar toen begon het gedonder van de oorlogsgeruchten. Toen we de Roode Zee ingingen, kwam order v/de Britsche Admiraliteit om de lichten uit te doen. Het was volle maan van heb-ik-jou-daar, maar de lichten werden uitgemaakt of het glas blauw beschilderd, vnl. met het oog op Massawa, Ital. haven die we voorbij moesten.6203
Bij aank. in Pt. Saïd op 1 Sept. was Egypte juist in staat van beleg verklaard. De boot mocht ons niet verder brengen, moet zelf met een convooi verder. We hebben hier dus tot op heden vastgezeten en kunnen nu hoogstwschl. Zaterdag as. pas door, met de Indrapoera. Als dat lukt, en als die boot behouden aankomt, dan zijn we ± 18 of 20 Sept. in Rotterdam.
Ik heb jou opgegeven als een van de 4 personen die in aanmerking komen voor voogd van Gille, als ons iets overkomt. De andere zijn: Erna, ter Braak en Jean de Sturler, mijn neef in Brussel. Ik weet nat. niet wie weigeren zal en wie niet.
Het beste in Indië. Heel veel hartelijks van ons 3, een hand van je
E.
Adres v. Jean de Sturler is: 92 avenue de la Floride, Ukkel-Brussel. Hij leest en spreekt hollandsch.