E. du Perron
aan
A. Roland Holst

Batavia, 9 mei 1938

Batavia, 9 Mei 1938.

Beste Jany,

Ja, ditmaal krijg je mij weer aan de telefoon. Niet met krachtige stem overigens; want sjonge-sjonge, ik ben óók alles behalve lekker! Intusschen, wat een akelige berichten kregen we van je. Met mijn gebit gaat 't gelukkig nog goed - al wordt het met de jaren vast een treurige geschiedenis, want mijn tandvleesch trekt weg! - maar ik geloof niet dat ik nog een hoofd heb. De laatste maand was het hier in Batavia eenvoudig een hel. Bep verdraagt de warmte nu, gek genoeg, vrij goed, maar ik pijg het hier af. Ik slaap... ongeveer als jij, en heb dagelijks hoofdpijn. Ik ben tegelijk verdoofd en geïrriteerd, en het werk op 't archief - dat met dagdieven door iedereen gepaard gaat en met het rhythme van de indische ambtenarij - maakt me tegelijk lam en tureluursch.* Met mijn ‘chef’ kan ik het nog steeds prachtig vinden; hij wil me bepaald niet kwijt en is aan het gehang en gedagdief sinds jaar en dag gewoon geraakt. Als ik niks wil uitvoeren, waarom zou hij daarop aandringen? - bovendien wordt nagenoeg iedereen op 't archief onderbetaald, zoodat je je schamen zou de menschen op te jagen.

Neen, 't ellendigste is toch dat ik die verdomde hoofdpijnen heb, iederen dag die God geeft; dat ik 's middags uitgeput en klef van bureau kom en dan zelfs geen siësta houden kan. Dwz. ik kan niet slapen van de warmte en àls het eens lukt, is het gewoon een toestand van halve bewusteloosheid waaruit ik met hoofdpijn bijkom. Ik ben geregeld 60 jaar oud, hier in Batavia. Laatst werd het me zóó machtig, dat ik een week ziekteverlof genomen heb en de kou ben ingegaan, de bergen op boven Soekaboemi.5374 In 3 dagen was ik de hoofdpijn kwijt, waarvan ik dacht dat die voorgoed zat ingeroest, en mijn beenen werden op slag 10 jaar jonger. Kortom, na die week had ik geen hoofdpijn meer, ook mijn moreele depressie was weg, ik was al ongeveer 50 jaar geworden. Toen moèsten we hierheen terug; en denzelfden avond dat we weer hier thuis zaten, had ik alweer hoofdpijn. Dien avond heb ik ook voor 't eerst gezien hoe kaal en doodsch het bataviasche licht is; als je 't vergelijkt met huizen buiten, in een koel klimaat, waar het licht vochtig en glanzend is, dan is ieder bataviaasch huis een knekelhuis. Geen wonder dat hier niets dan doode zielen wonen!

Ik denk er hard over om naar Europa terug te gaan. Wij hebben er ook over gedacht om hier de koelte in te trekken, maar dan heb ik weer geen inkomen. In Europa moet ik blijven uitkijken naar iets. Ik heb mij nu in verbinding gesteld met een historikus, Dr. F.W. Stapel, in Den Haag; de man ‘kent’ mij van vroeger, is heel aardig, zegt men, en houdt van mijn werk; misschien dat hij mij als assistent of particulier secretaris of zoo gebruiken kan. In Indië blijven gaat tòch niet, ook al om de opvoeding van Alijntje. Wij zouden hier een alleraardigst bungalowtje kunnen laten bouwen in een heerlijk klimaat, met 100 vierk. meter grond als ‘erf’, voor f1500. Maar Bep zegt terecht dat je eig. niet in Indië zit als je dààr zit, dus voor mijn boek of zoo heb ik daar niets aan; en hier in Batavia pijgen we het langzaam maar zeker af. Ook wat de schrijverij betreft: als ik hier nog 2 jaar zou zitten, ben ik wschl. een mummie van mezelf ook op dat gebied.

Ook Alijntje is maar matig goed, heel bleek, met kringetjes onder de oogen en erg lastig. Hierbij intusschen wat foto's uit een beteren tijd, toen we in Garoet zaten.5375 (Beter althans voor den Alijn, want voor mij is 't gedonder toen begonnen.)

Die bespr. van Een Winter aan Zee stuurde ik zeker al een maand geleden, zooniet langer, in een luchtpostbrief aan Jan Greshoff, omdat jij toen naar Sicilië was en ik je adres niet wist. Daarom expres zóó, om tijd te winnen. Vmdl. heb ik er alleen bij gewonnen dat Jan het ding vergat; hij is ongelooflijk vergeetachtig en ‘zoek-makend’ geworden! Ik schreef hem nu hierover. Mocht je nog steeds niets hebben, kik dan, en ik zal probeeren je een ander nr. te bezorgen.

Het schijnt - iedereen zegt het - dat ik die kroniek van hollandsche letteren in 't Batav. Nwsbl. nogal aardig doe. Het brengt ons ongeveer zooveel op als het heele correspondentschap van Het Vaderland in Parijs, en vergeleken dààrmee is het heel wat aardiger en zelfs nuttiger werk. Maar als ik nr. Europa terugga, blijft dit doorgaan. Ritman (de hoofdred.r) heeft me dat al bij herhaling gevraagd, en schijnt er zelf erg op gesteld te zijn. Die ± fl. 60. 's maands hebben we dus vooreerst, ook als ik het Archief en Indië verlaat.

Je weet niet hoe 'n ellendig gevoel het is, dat geschipper en gereken, en vooral die quasi-totale toekomstloosheid. Toch, begin '39 uiterlijk denken we terug te gaan. Gewoon uit lijfsbehoud al zal 't dan wel noodig zijn! En gesteld, we kwamen dan eerst een tijdje in Bergen wonen? Zouden we niet een eigen huisje huren, gemeubeld, en een eigen huishouding drijven? Als Bep en ik erin slaagden samen f 200 à f 250 te verdienen 's maands, dan zou 't al vrij behoorlijk gaan. De rotzooi is alleen maar, dat als je dat verdienen moet alléén met stukkies schrijven, je door 't lezen en schrijven dat hiervoor noodig is, geen snippertje tijd overhoudt voor beter werk.* En dat is hier in Batavia met mijn tegenw. werk eig. precies zoo.

Het aardige zou zijn dat we toch wel iets aan elkaar zouden hebben. Al kunnen we materieel niet veel voor elkaar doen, moreel geeft het soms toch wel opluchting. Deze briefschrijverij is zoo dwaas, omdat we elkaar eig. alleen maar sombere feiten over-en-weer kunnen meedeelen, zonder verder contact, zonder de ‘stille muziek’ van een samenzijn. Maar wees er toch zeker van, dat wij beiden erg hopen dat je nu gauw door de depressie en de gebit-ellende heen zult zijn - en dat je met de nieuwe tanden het leven ook nieuw zult aanbijten.

Je 3 verzen in 't April-nr. van G.N.5376 lazen we, en vonden we zéér mooi. Je begrijpt misschien wel hoe ik met een schok reageer op regels als: - ‘wat was waar en wat onwaar
sinds zij hem met zijn minderen bedroog? -
maar ach, zooiets iets misschien nog te veel luxe voor een bataviasche daggelder.

Meer heb ik eig. niet te zeggen. Bep heeft meer vrije tijd en bijgevolg meer levensmoed, pour le moment; ze zal hier nog wat onder zetten. Houd je goed; een ferme hand van steeds

je E.

Dit is een rotbrief. Jan Gr. zegt dat ik in Indië spuitwater ben geworden waar de prik uit is, en dat dat aan al mijn schrijverij te merken is. Dan ook aan mijn brieven natuurlijk. Wat wil je? Ik schrijf je wat ik met je praten zou; mijn suffe hoofd zit vol van dergelijke overwegingen (de getallen inbegrepen; vroeger kende ik dit soort getallen nauwelijks); dus je ziet me precies zooals ik ben. Ik ben niet in staat je prettige hupsche tirelantijnen te schrijven over leven of letteren. Die kroniek in 't B.N. is eig. precies waar ik nog toe in staat ben, in mijn ‘lichtere’ momenten. Maar als er niet wat aan te verdienen viel, zou ik die kroniek ook niet schrijven.

Dit schrijf ik erbij, omdat Bep zei dat ze toch niet veel te vertellen had. Nu is het witte papier voor haar met de helft verkleind. Dag! Het beste! Ik hoop dat het je geen ongeluk aanbrengt, als iemand als ik je dat toewensch.

5377 Toch heeft Eddy nog een mooi verhaal vergeten: een bewonderaarster van hem uit Garoet, door hem - niet ten onrechte - ‘Viespeukje Warhoofd’ genoemd, en met wie ik 2 dagen op de races doorbracht terwijl E. als een lafaard de wijk genomen had, schreef me gisteren: ‘Zou meneer (!) geen starter bij de races willen worden? (Met details waaruit inderdaad bleek dat dit eigenlijk een ideale betrekking was, veel vrije tijd en zoo en zeer redelijk salaris!) We zoeken nu al zoo lang iemand die de jockeys aan kan.’ Zij is een groezelige zes-en-twintig,5378 haar man een rosige zeventig en steward bij de renvereeniging.

Wel Jany, help me gelooven dat het milde klimaat van Ascona en Z. Frankrijk in het voorjaar - ook als het een hagelend voorjaar zou zijn, noem ik het nu mild - iemand gauw weer glad kunnen strijken, en stuur ons vooral een teken als je je weer goed voelt. Je moet het gevoel gehad hebben dat een paar demoontjes de laatste tijd niets anders te doen gehad hebben dan zich met jou te bemoeien. Veel hartelijke groeten,

Bep.

*Ere zij Multatuli, die er een zenuwlijder door werd. Ik kan niet meer begrijpen hoe hij dat niet geworden zou zijn!
5374DP verbleef te Sitoe Goenoeng van 24 april tot 4 mei 1938 .
5375Niet achterhaald.
*Bep, pessimistischer of helderder in die dingen dan ik, zegt dat we bovendien geen afzetgebied zullen vinden voor zooveel in de maand.
5376‘Drie dichters en drie vrouwen’. In GN 36 (1938) 4 (april), p. 301-302. De door DP aangehaalde regels komen uit de tweede strofe van het tweede gedicht.
5377In het handschrift van Elisabeth du Perron-de Roos.
5378Enny de Voogt-Blume.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie