E. du Perron
aan
G.H. 's-Gravesande
Parijs, 27 juli 1936
Parijs, Maandagmorgen
Beste Hein,
We zitten hier nog, en tot onze groote verwondering hebben wij nog géén bericht van Malraux; d.w.z. wij niet alleen, maar niemand. - Hij is één dag in Biarritz opgehouden, maar als hij den volgenden morgen vertrokken is, wat hier op het ‘ministerie van sporten’ wordt verondersteld zou hij nu allang in Madrid hebben moeten zijn. Een ongeluk is natuurlijk niet uitgesloten; maar het kan ook de Zondag zijn; hoewel... Enfin, we wachten af, en nog niet met al te groote ongerustheid.
Ik dank den heer Schilt intusschen wel voor de prompte toezending van de kaarten; Bep natuurlijk ook. Zoodra wij een telegram van M. hebben, laat ik die kaarten op het holl. consulaat hier nog legaliseeren, dat is in de gegeven omstandigheden gewenscht, al was het alleen maar om de stempels en zegels. Het is ook niet zeker dat Bep meegaat; ikzelf zou liever zien van niet, maar zij zegt dat ze öök journaliste is: anch'io!... (Ze is het misschien zelfs al heel wat meer dan ik).
Als M. ons niet van dienst kan zijn, vervalt alles, want dan hebben we alleen maar allerlei ellende te wachten om wschl. heel wat minder te zien (en te weten te komen) dan een ‘gehaaide’ oorlogscorrespondent. Dus: zet in geen geval iets hierover in de krant vóór we in Spanje zijn, en liefst ook dàn niet. Als ik ga, schrijf ik van de grens. Daarna moeten we dan maar zien wat kan en niet kan, met de gewone post. Wees dus érg voorzichtig als je er iets van in de krant zet en houd het liefst zoo ‘particulier’ mogelijk. Tegen dat er copy van mij (ons) op Het Vad. verschijnt, kan je nog alles zeggen wat je wilt - ook dat we speciaal door jullie gestuurd zijn, als je dat wenscht!
Hartelijk je
E.