E. du Perron
aan
J. Greshoff

Parijs, 17 maart 1936

Parijs, Dinsdagavond.

Beste Jan,

Er is iets geks in die opvatting, volgens welke men, om niet hoogmoedig etc. te zijn, zoo moet redeneeren:

Axioma: Ik ben tot iedere zwakheid in staat.

Dus: Mijn vrienden zijn het ook en als zij zwak zijn is dat heel normaal. Wij zijn allemaal maar menschen.

Dus: Als zij zwak zijn, mag ik ze niet veroordeelen. Sterker: ik mag zelfs niet teleurgesteld zijn (immers, zwak zijn is menschelijk, en mijn vrienden en ik zijn geen aartsengelen maar menschen).

Het is ‘menschelijk-al-te-menschelijk’, en op die manier word je, als je maar even doorgaat, een christen-onder-de-christenen, een Bijbelfiguur-in-de-eerste-graad! Immers: waarom je vrienden niet veroordeelen en anderen wèl? Als het ongepast is je vrienden te veroordeelen, omdat je zelf immers voor alle fouten openstaat, is het even ongepast om anderen te veroordeelen, alleen omdat ze niet je vrienden zijn. ‘Oordeelt gànschelijk niet’, zei de profeet.

Deze manier van redeneeren herinnert me sterk aan het gesprek dat ik hier had met Otten, die mij ook voorpredikte dat in bepaalde omstandigheden de hoogste immoraliteit misschien juist de hoogste moraliteit zou worden: bv. als je je vrouw laat naaien door een oude smeerkees, omdat anders je kind geen eten krijgt. Er is altijd een manier om de zaken zoo te stellen dat een smeerlapperij of een mis-selijkheidje bijna plicht worden. Ceci dit, beoordeelen we anderen 10 × per dag alsof al die fraaie ‘omstandigheden’ niet bestonden. En onszelf ook, en ons eigen gedrag. Goddank, want het is het eenige om niet de deur wijd open te zetten voor alle soorten van smeerlapperij.

Ik wil alleen dit zeggen: we beoordeelen onszelf en onze vrienden niet volgens buitengewone, maar volgens gewone omstandighe-den - wat heel gezond is. En wij vergelijken een vriend niet altijd met onszelf, maar heel gemakkelijk met een andere vriend. Dus in het geval Guilloux, niet Guilloux met mij, maar Guilloux met Pia. En ik zou liegen niet alleen, maar ônmenschelijk zijn, als ik niet dacht: ‘Zooiets zou Pia nou toch niet overkomen zijn’.

De onvermijdelijkheid van mijn zelfverheffing zie ik dus nog altijd niet. Want als je het per se zoo stellen wilt, dan wil ik daarop ook nog wel ingaan en zeggen:ja, inderdaad, in de onderhavige vergelijking meen ik zelf ook een beter figuur te slaan dan Guilloux. Als je dat zelfverheffing wilt noemen, best. Maar dan is deze zelfverheffing niet erg, niet te veroordeelen of wat dan ook, maar alleen aan te moedigen en zeer gezond.

Het stuit mij tegen de borst als ik iemand die voortdurend preekt, zich in de praktijk schuldig zie maken aan dingen die zijn preek (i.c. zijn anti-bourgeois-heid), niet de mijne (!), tot nul reduceeren. En als die iemand mijn vriend is, ergert het me dubbel, omdat hij mijn vriend is, omdat een van de redenen waarom hij dat is, berust op bepaalde dingen die tusschen ons als onmogelijk zijn gesuggereerd, zooniet honderdmaal gezegd. (Maar als ze bovendien nog gepreekt zijn, wordt het heelemaal ergerlijk.)

Maar nogmaals, dit alles wil níet zeggen dat ik mijn vriendschaps-gevoelens om zooiets verliezen zou. Jouw fout is dan: dat te gelooven, als ik kanker (en met recht).* De praktijk heeft uitgewezen dat ik mij zoowat nooit met een vriend brouilleer. Slauerhoff heeft werkelijk het onmogelijke gedaan om het zoover te krijgen, en dan nog, au fond heb ik geen korrel rancune tegen hem. Vestdijk's optreden was zoo, dat jij - die dan zooveel milder en menschelijker bent dan ik - je precies even gauw met hem gebrouilleerd hebt; en je ziet, we zijn allebei met hem verzoend...

Ik begrijp overigens niet goed wat je jezelf verwijt. Op die onee-nigheden over ridderordes na - die ik trouwens ook altijd meer om het principe met je gehad heb dan speciaal om jouw geval - herinner ik mij niet dat ik ooit met wie ook over jou gesproken heb in de lijn die je schijnt te vreezen; integendeel. Dat je je rot werkt om geld te verdienen met krantenstukjes vind ik eerder bewonderenswaardig dan wat anders, en ik heb het niet alleen jou, maar iedereen zoowat, precies zoo gezegd. Maar als je morgen je vrienden gaat verwaarloozen omdat je het te druk krijgt met het charmeeren van Jan en Alle-man, vanwege het succes, ja, dan zou mij dat zeer van je tegenvallen; en ik begrijp niet waarom ik daar niet alle recht toe hebben zou. Eén van de redenen waarom je mijn vriendschap hebt is de (gesuggereerde, gesupposeerde, en tenslotte als volkomen juist vertrouwde) onmogelijkheid van zooiets. - En alles wat ik van Guilloux kan zeggen is: dat ik deze zekerheid verloren heb, en dat ik hem dus, of ik wil of niet, maar ik zou liegen als ik zei dat het niet zoo was, moet achterstellen bij Malraux (bewezen) en bij Pia (met gróóte zekerheid ‘gesupposeerd’). - Ik verlies mijn goede gevoelens voor hem niet, maar op dit gebied heb ik nu weinig twijfel meer.

Dit in het algemeen. Verder het volgende:

Als ik in de buurt van St. Brieuc ben, krijg ik hoopen telefoontjes om te komen, om zoo lang mogelijk te blijven, etc. - zóó, dat we keer op keer het laatste treintje gemist hebben en per taxi hebben moeten gaan, ofschoon dit vrij duur was.

De laatste keer dat Guilloux hier was, heb ik hem alléén gezien, die keer met jou in Flore. Hij zou opgebeld hebben om hier te komen eten (hij had geen telefoon en zelfs geen vast adres, wij wel). Ik heb niets meer van hem gemerkt. Ik heb hem dat niet kwalijk genomen.

Daarna kwam er een briefje om inlichtingen over Schoup. Ik heb hem die gegeven, niet in jouw zin, maar 10 × milder juist, zeggende dat après tout, enz.... Ik kreeg geen regel antwoord.

Sindsdien heb ik hem mijn artikel in De Groene gestuurd. Geen woord.

Sindsdien is er een brief gekomen van de W.B. met voorstellen die ik Guilloux heb overgebracht. Geen woord.

Ik weet niet hoe je dit vindt, maar ik vind het verrot. Vandaar dus mijn gevoel dat hij het mij verder doen kan. - Misschien gebeurt er vandaag of morgen iets dat mijn zienswijze verandert, dat alles weer in orde brengt, daar is dan de vriendschap voor. Maar ook op dit gebied kan ik dan alleen maar zeggen dat Malraux (die dan zooveel minder ‘eenvoudig’ is en zooveel minder ‘charmeert’, en al zulke dingen meer) in wezen verdòmd gunstig tegen Guilloux afsteekt, in welk oogenblik ook van ‘drukte’ of ‘succes’.

Ziedaar. Ik kan je ten overvloede zeggen - maar dit alles geheel onder ons - dat Malraux zich ook groen geërgerd heeft aan Guilloux' optreden sinds Le Sang Noir. Ook omdat hij hem zoo graag mag, omdat hij hem geholpen heeft zooals niemand anders, omdat zonder hem, en zijn vertrouwen, en zijn aanmoediging, Le S.N. nooit Le S.N. geworden zou zijn; omdat hij, kortom, zich in zekere zin net zoo verantwoordelijk voelt voor Guilloux als jij zegt dat je het soms voor mij doet. Om de vriendschap, in één woord. En met of zonder zelfverheffing - het laat mij in het gegeven geval totaal koud hoe het heeten moet - ik ben zeker van mijzelf, dat de gevoelens en de opinie van vrienden voor mij altijd een goed stuk meer waard waren, zijn en zullen zijn, dan welke vorm ook van ‘succes’. - Malraux wil Guilloux niets zeggen. Ik ben minder edel en zal het wel doen, zoodra ik hem weer zie. Als jij hem spreekt of schrijft, zeg dan niets van dit alles; want in deze brief heeft het zulke proporties aangenomen door de discussie met jou; dus je zou een valsche voorstelling geven als je de waarheid bv. aan de lengte van deze brief toetste. Mijn teleurstelling in Guilloux belet me niet te slapen en is volstrekt niet buiten normale proporties. Maar dat zijn gedrag mij ergert lijkt mij ook allesbehalve abnormaal, en in ieder geval is het een feit.

Jij ergert je wel eens aan je vrienden om mindere dingen - bv. om dat mislukte grapje van Menno met die advertentie van V. Loghum Slaterus in het laatste Forum-nr. Wat was je toèn opeens kwaad, en ver van je milde opvattingen verwijderd! En dat was dan toch maar een keuteltje, vergeleken bij het aardige gedrag van Guilloux, vind je niet? en zeker in verband met de vriendschap.

Enfin, schlusz. Ik had beter gedaan met je heelemaal niet over Guilloux te schrijven; het eenige wat ik erbij gewonnen heb is blijkbaar dat mijn rotkant weer eens aan het licht is gebracht. Ainsi va le monde; amen.

***

Nu de foto. Als je me die spoedig bezorgen kunt, graag. Hier bij Giraudon wisten ze nl. van niets, deden erg gewichtig, zouden informeeren, enz. -ik kreeg de indruk dat ze me een flink prijsje zullen vragen als ze me het ding bezorgen kunnen. Zoodra ik die foto dus van jou heb, bel ik die menschen op om te zeggen dat het niet meer noodig is. - Overmorgen ga ik naar Lyon, d.w.z. Vrijdag. Hartelijke groeten, ook van de rijzige roos, een hand van je

E.

*Met recht kanker, bedoel ik.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie