E. du Perron
aan
J. van Nijlen
Parijs, 15 mei 1934
Beste Jan,
We zijn alweer uit Grenoble terug en uit Claix, waar wij vlak bij het landhuis van Stendhal zaten, zeer goedkoop in een overheerlijk oud huis, en in een verrukkelijke streek. Hier komend vind ik weer drukproeven voor Gr.Ned. Ik heb, zooals je gezien hebt, ieder fragment een aparte titel gegeven, dat lijkt mij beter voor het afbreken en eventueel weer opnemen. Toch bevredigt het einde van dit 2e stuk mij niet erg; het 1e was tenslotte beter, als afgerond geheel. Kan je het volgende hfdst. (Gedong Lami), dat eig. vlak bij dit eene hoort, niet nog in Juli plaatsen? jullie hebben dan drie stukken gehad van ± 18 blzn., dat is toch niet te veel. - Zooniet, tant pis. Stuur mij s.v.p. het allereerste stuk hierheen - dat je wel nooit meer gebruiken zult - met de familiemalligheid en zoo. Dank.
Hoe gaat het daar? Bep laat de beste wenschen doen; ik groet ook zeer hartelijk. Laat eens wat van je hooren. Annie is goddank over het gevaarlijke punt. - Ik stuur over een paar dagen photo's uit de streek van Stendhal.
Steeds hartelijk je
E.