E. du Perron
aan
J. Greshoff
Bellevue, 14 juni 1933
Bellevue, Woensdag 14.
Beste Jan,
Dank voor je uitgebreide brief. Neen, maak je niet ongerust: zóó'n opperrechter over mijn vrienden (en zelfs in het algemeen) voel ik mij niet. Het komt er ook niet op aan te ‘vergeven’ - dat vind ik op zichzelf al een walgelijk begrip. Het komt er op aan om al of niet in werkelijke harmonie, niet in een leugen, met ze te leven. Vandaar dat ik je zei dat ik Slau best begrijpen kan (jij zou hier zeggen ‘vergeven’), maar ik verdom het dan ook om door hèm in de geringste mate ‘op mijn plaats gezet’ te worden, zooals toch zijn bedoeling was met dat idiote briefje aan de redactie van Forum, (dat bovendien dwaas was; maar dat is nogal sympathiek, dus daarover niets). Als er ruzie komt tusschen Slau en mij, gebeurt dat dus tenslotte niet om dat briefje van hem aan Borel, maar om den nadruk die hij zelf op het geval gelegd heeft. - Bouws schreef mij dat hij er alleen maar een gesprek met Slau over had, en dat toch zeker niet als Forum-secretaris! Slau zei bij die gelegenheid (altijd volgens Bouws) dat hij niets te maken had met jouw Don Quichotterij tegen Borel. Ik vind deze opportunistische antipathie tegen Don Quichote zeer ongezond voor Slau, vooral voor hèm! en als hij tegenwoordig Borel verkiest, is er tusschen hem en mij ongetwijfeld iets veranderd. Gaat hij hierop in: tant pis; ik verzeker je dat het mij ook spijten zou. Maar vergeet niet dat de kwestie voor mij ook scherp gesteld is, door mijn tegenwoordige omstandigheden. Juist niet omdat ik mijzelf zoo hoog geplaatst vind en zoo meer - jij die mij toch kent, moet dit zelf nogal mal vinden - maar omdat ik althans het uiterste wil doen om naar die principes - waarin je mij wèl gelijk geeft! - ook te leven. En tenslotte, nogmaals: het is niet een kwestie van hoogheid of spieren, het is voor alles een kwestie van al of niet kunnen. Ik kan geen oesters eten, omdat ik dan doodziek word.
Ik zou evenmin mijn vrouw kunnen ‘vergeven’ als ze met een ander - en zeker nog minder als ze met een vriend ging naaien. Ik zou dat een dubbel verraad vinden, als het dan geen bedrog is (als zij en hij het mij bv. direct zouden vertellen). Maar ook hier zou het weer geen kwestie zijn van ‘vergeven’; ik zou alles onder mij weg voelen zinken, alles wat ik tot dat oogenblik als waar had verondersteld; ik zou niet meer met die vrouw en die vriend kunnen leven, omdat zij niet waren wat ik dacht dat zij waren, en omdat ik hen haten zou als ik hen verder zag. Ik zou dus weggaan, zonder mij te verbeelden dat ik iets te ‘vergeven’ had. ‘Tout simplement’, zooals Spada zei, toen hij voor de sonore film vertelde hoe zijn eerste ongeluk over hem was gekomen, d.w.z. hoe hij ertoe gekomen was 2 gendarmes dood te schieten.
(Je moet eens lezen Mes Mémoires. Van deze Spada, bij Tallandier, een boekje van frs. 3,50. Zeer boeiend en vol curieuze dingen.)
Van je opinie over La C. Humaine begrijp ik NIETS, zelfs niet, jou kennende. Vervelend? Ik heb nooit een boek gelezen dat zoo aangrijpend, niet alleen, maar ook zoo intens boeiend was! Hoe kan je gevoelig zijn voor de sfeer van het Gebed bij de Harde Dood en dit vervelend vinden? De raadselen in de opinies over boeken zijn toch altijd weer even sterk. Ik vind Malraux boeiend, zooals ik Nietzsche boeiend vind, en zooals Mauriac, wiens Thérèse Desqueyroux ik nu herlas, op onleesbare snert voor mij neerkomt, waarvan ik iedere bladzij, keurig gesponnen, al op tien mijl zie aankomen, het ergste wat ik ken als verveling. Enfin... il faut que je m'explique là-dessus in Forum. Je lijkt Jacques wel, met zijn schrik van ‘problemen’! Ik heb nooit iets reëelers gelezen dan Tsjen voor het bed in de 1e scène, dan de dood van Tsjen, dan de dood van Kyo en van Katov, om van de gesprekken dan niet te spreken. John B.W. verwijt dit boek die voortdurende smaak van dood en ondergang; maar dat is een ànder soort bezwaar.
Het beste in Holland, en houd je taai! Groeten aan je gastluiden, ook van Bep. Een hartelijke hand van je
niet-zwaard-van-Damocles-achtige (!) E.