E. du Perron
aan
J. Greshoff
Bellevue, 2 maart 1933
Bellevue, Donderdag.
Beste Jan,
Vanmorgen kwamen, kort na elkaar, je tweede expresse-brief en je briefkaart; ik moet dus nog wel even antwoorden.
In één ding heb je volmaakt gelijk over deze heele briefwisseling, mijn missives inbegrepen. Alles is zóó streng doorgevoerd, dat het allemaal met intelligentie vrijwel niets meer te maken heeft, alle proen-contra's over de hooge orden, de valschheid onder vrienden enz. zijn volkomen nuanceloos geworden en bijgevolg onjuist, vervalscht, bijna idioot. Ik heb er een erg onverkwikkelijk gevoel van en vond mijn brieven aan Slau en jou bij overlezen zoo griezelig, dat ik allebei meteen verscheurd heb. - Daarna kwam je briefkaart, die mijn brief aan Slau ook overbodig maakte. Dit schrijven van jou aan hem is het intelligentste en verreweg het aardigste wat in deze heele historie heeft plaats gehad; gaat Slau daarop niet in, dan is hij inderdaad een ijdele (of verbitterde) idioot. Ik denk dat ik hem in Holland zien zal en kan dan beter dit geval met hem bepraten. Nu, beste Jan, tot ziens in Brussel, en neem mij de nuanceloosheid en het al te principieele van mijn brieven maar niet kwalijk. Ik schrijf dit in de trein; dag; tot ziens!
Je E.