E. du Perron
aan
S. Vestdijk
Gistoux, 16 juli 1932
Gistoux, Zaterdag.
Beste Simon,
Vanmorgen kwam je brief, en een uur later is Gille naar Brussel vertrokken, met een brief van mij aan Simone. Het zou beter zijn, als je nog niet naar Brussel bent (en in dat geval komt ook deze brief voor jou te laat), dat jij S. schreef dat jij het zelf onaangenaam en onvrij vindt om met Gille en haar in een klein appartement samen te zijn, en dan nog wel zoo direct, en dat je daarom Donderdag komt bv., als hij weer naar mijn moeder is. Ik heb haar geschreven dat jij het onvrij vond en dat het beter was als zij, inpl. van de verhouding voor mijn moeder te verbergen, zich met mijn moeder verstond om Gille bij haar te laten, telkens als jij bij haar (Simone) bent. Dat zou toch voor iedereen het beste zijn!
Ik heb mijn moeder intusschen niets verteld van jouw komst, omdat dit koren op haar molen zou zijn; zij zou terecht vragen waar-om Simone dan Gille niet nog wat hier liet, tot jij weer weg zou zijn. Maar 1o. was je komst niet zeker, 2o heeft Simone zich, zooals ik je schreef, zoo rancuneus gedragen dat ik coûte que coûte een nieuwe wrijving vermijden wou. Ik heb haar gevraagd jou den brief te laten lezen dien ik haar vanmorgen schreef; vraag haar die te lezen. - Toen ik Donderdag met haar in de auto zat, om haar naar Brussel terug te brengen, heeft zij, in bijzijn van den chauffeur, een paar misselijke opmerkingen over Bep gemaakt, in den trant van: ‘Est-ce que ta femme est mondaine ou demi-mondaine?’ en zelfs: ‘Est-ce qu'elle fait bien l'amour?’ - waarvoor ik haar bijna een oorveeg gegeven heb.* Ik weet wel dat het tenslotte dépit is en dat het een arm kind blijft, maar ik heb werkelijk geen reden gegeven tot dergelijke prikkelingen, en als zij nu nog jaloersch gaat worden op Bep, wordt de verhouding tusschen haar en mij werkelijk onmogelijk. De heele situatie is voor mij al pijnlijk genoeg, om er niet dergelijke aardigheidjes bij te krijgen; en nogmaals, ik vertel je dit alles niet om te ‘klikken’ (trek er je ook niets van aan en spreek er zelfs niet over met Simone, want dat geeft toch geen bal) maar om je op de hoogte te brengen van de situatie, en van mogelijke verwikkelingen daarvan. Ik wil voor Simone blijven doen wat ik, gegeven de omstandigheden, doen kàn, maar ik ben méér dan genoeg gepest.
Nu iets anders. Als deze historie niet zéér pijnlijk ook voor jou moet worden, dan raad ik je, om van den beginne af te eischen dat ze je niet voortdurend met verhalen over Gille en mijn moeder verveelt. Daarom alleen is het al goed, dat Gille weg is, wanneer jij komt. Een paar klaagliederen zal je wel moeten aanhooren, maar zeg dat je geen partij kan kiezen en zoomeer (want daar stuurt ze het anders, bewust of onbewust, op aan), dat de zaak je goed ‘geregeld’ lijkt, en dat je komt voor haar, maar niet voor familiepoep. Als je niet beslist en rustig optreedt hierin, kan ik je garandeeren dat ieder plezier je zal worden vergald. (Wat ik je hier zeg, is betaald met een ondervinding van zes jaar.)
Ik ga Maandag weg; schrijf maar naar Gistoux. Over jou en mijn moeder hoef je je niet ongerust te maken; als Simone het goed vindt, breng ik haar wel op de hoogte en is diè complicatie tenminste uit den weg geruimd. Of doe jij het desnoods zelfs, per brief. Misschien is dat zelfs beter.
Het spijt me dat deze brief ook alweer zoo beroerd moest zijn, maar je moet precies weten waar het om gaat. Later heusch beter! Een hartelijke hand van je
E.
P.S. - Val S. nu niet hard over die opmerkingen, want het zou ellendig zijn als zij het idee ging krijgen dat jij nu mijn partij neemt tegen haar! (Dat ‘partij nemen’ is bij al deze menschen een éérste idee!) Zeg hoogstens dat het niet aardig was en daarmee uit.