E. du Perron
aan
C. van Wessem

Brussel, 15 november 1930

Brussel, Zaterdag.

Beste Constant,

Dank voor je brief en: attendons.

Eén ding nog: het spijt mij ontzettend dat de man die waterde dus niet aan Slau behoort.1384 Ik zal hem nu niet vragen ook, het verhaal te schrijven, ik heb genoeg van alle gevraag, ik annexeer dien man. Zooeven heb ik het geval aan mijn Petrus verbonden; het wordt de bekroning van zijn carrière en van mijn Nutteloos Verzet. Ik schreef je al dat ik, inpl. van Petrus nog lang voort te zetten, dit verhaal (dat eig. van Maart '28 is) heb afgerond en dat ik het nu in de 2e druk van N.V. zal zetten, waar het gehéél thuis hoort. Justus leest het dan, als een afgerond geheel, aan de anderen voor, na een korte inleiding van één alinea. Aan het slot komt dan wat ik hierbij insluit. Ik hoop dat we over en weer tevreden over elkaar zijn!

Met hartelijke groeten, steeds je

E

Zend mij dit slot, dat ik jou dank, omgaand terug.

In het feestnr. van Vlaamsche Arbeid komen 7 of 8 opgeofferde blzn. van het Petrus en Paulus-verhaal, - anders gezegd, het relaas van eenige pogingen om goed te doen. Verder was ik gelukkig nog niet gekomen!

1384Aan zijn ‘Petrus en Paulus’-verhaal zoals dat in de Bijleveldbundel stond voegde DP een slot toe (met deze brief aan Van Wessem ter inzage gezonden) waaraan ‘Het bittere begin’ ten grondslag lag en waarin ‘de man die waterde’ verwerkt was: Vw 1, p. 550-552.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie