E. du Perron
aan
Den Gulden Winckel
oktober 1929; geschreven september 1929
Geachte Redactie,
Mijn dank voor de toezending van 's heeren Brunclair's verbolgenheid in proza,694 dewelke ik, beleefdheidshalve, tot ongeveer de helft heb doorgekeken. Maar het was mij uit vorige experimenten bekend dat de heer Br., wanneer hij géén Van Ostaijensche verzen schrijft, zich alleen geven kan zooals hij is-d.w.z. in het beste geval: waar hij zich opblaast-als een opgeblazen nul. Het is mij een geruststelling geweest te zien dat welke dan ook de traditiën mogen zijn der Nederlandsche poëzie-de heer Br. aan déze traditie althans getrouw is gebleven.
Met beleefde groeten, uw dienstw.
E. DU PERRON.
694In DGW 28 (1929) 10 (okt.) p. 285 en 288 repliceerde Brunclair de aanval van Burssens in het juli-nr.