E. du Perron
aan
P. van Ostaijen

Brussel, 28 februari 1928

Brussel, Dinsdag 28.

Beste Paul v.O.

Veel dank voor geld en verzen. Ingesloten het poëem van Brunclair terug. Ik stem hartgrondig tegen. Et v'là.

Breuer is met zetten van ‘A.2’ begonnen. Ditmaal zijn we, hoop ik, eerder klaar. Heb ik je al gezegd hoe het wordt? Ziehier:

P. van Ostaijen, Twee Gedichten; H. Marsman, Romanisches Café; E. du Perron, Ieder zijn Kwelling; G. Burssens, Met Gitaar-Begeleiding, Tweede Fantasia, Charlie Chaplin en de Revolutie; R. Blijstra, Het spookslot, Man en Paard; Stadspanorama; W.N. Dinger, Amoureuse Kwatrij-nen. Het Einde van de IJdele Man. De Insektoloog in Bed, Stippellijntje: een onvolledige kroniek. (Over dit laatste heerliks zal ik je maar niet te veel vertellen.) - Daarbij twee tekeningen van Roelofsz en van Postma.306

Ik hoop van harte dat het je beter gaat. Je hand lijkt koortsig: heb je nog altijd koorts? of mag je, bij het mooie weer dat we gaan krijgen (en zo af en toe reeds hebben) weer op en naar buiten? Ik vroeg je bij herhaling me wat over jezelf te schrijven; ik verzeker je dat deze vraag bij mij geen ‘simpele formaliteit’ is.

Houd je ferm; het beste; - de poot van je

EdP.

306De inhoud van het tweede nummer komt vrijwel overeen met DP's opgave. De twee gedichten van Van O zijn ‘De oude man’ en ‘Ogen’, Marsmans gedicht werd achter Burssens' bijdrage geplaatst, de prozaschets ‘Portretstudie’ van Dinger verving diens ‘Stippellijntje’, bovendien werd van hem nog een gedicht ‘Het noodlot’ toegevoegd.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie