E. du Perron
aan
A.C. Willink

Parijs, 14 augustus 1926

Aux Deux Magots.145

14 Aug tusschen 2 & 3

's middags - een hééte middag.

Beste Willink,

Ik ben in Parijs: snakkend naar lucht, en naar een spoedige terugkeer.

Het is hier warm, Warm. WARM. Iedereen is wèg. Pia146 ligt in een hospitaal. Ik weet met mijn eenzaamheid hier nog minder raad als elders.

Seuphor is een gelukkig mensch. Ik benijd hem niet, maar erken zijn groote superioriteit - op mij althans - wat levenslust betreft, en Ausdauer in Modernisme.

De heer Demets leest mij een beetje de les omdat ik niet trouw genoeg medewerk. Uw naam heb ik in den kop van mijn blad gezet, schrijft hij, en dat verplicht U eigenlijk tot iets!

(Deze rake opmerking werd voorafgegaan door auto-analytische belijdenissen.)

Ja -... enfin. Jij die mij beter dóór hebt, vergeef me - ende begrijp - deze schaarsche en krachtelooze zinnen. Ja, zend me spoedig het konterfeitsel van den Drost147 op, naar Gistoux maar, dat lijkt me nóg het veiligst.

Tot nader; en met mijn laatste energie, de hand.

Je EdP.

145Parijs' café, boulevard St. Germain.
146DP leerde Pascal Pia kennen toen hij in 1922 een half jaar te Montmartre verbleef. Via hem kwam hij tot het lezen van Nerval, Paulhan, Malherbe, Jarry, Gide, Stendhal en anderen. Vgl. Vw 2 p. 173-176.
147P.C. Hooft.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie