E. du Perron
aan
A.C. Willink

Brussel, 21 en 22 december 1925

St. Gilles, 21-12-25.

Beste Willink,

Als ik zei dat de teekeningen mij tegengevallen zijn, zou je aan een soort wraakneming gelooven? Ik heb ze trouw naar den clicheur gebracht. En toch... hier hooren vele vele puntjes. - Ik had gedacht illustraties te zullen krijgen in den trant van de frontisp. voor het Damesportret. Ik krijg een produktie fijne lijntjes die af en toe vormen aannemen à la Grosz. De zelfmoordenaars bijv. - vooral de onderste man met het kromme pistooltje - doen me sterk denken aan den zelfmoord des Masturbanten105...? Ik heb je in lang niet zoo ‘Duitsch’ gezien. Dit is ten slotte geen verwijt; maar waarom, zelfs Duitsch voelend, blijf je zoo houden van loederachtige leelijkmanskinderen? Het manneke voor Filter bijv. (waaruit ik met schrik een gelijkenis ophaal met een krabbel die je van MIJ maakte in de Dôme te Parijs106) zou me haast in ‘burgerlijk’ kwaad humeur brengen. Ook het SMOEL van Claudia is om op te poepen.* - Bij den koning heb ik den geschreven regel weg moeten krabben, omdat de strophe waarin die voorkomt niet meer in Kw.p. Dag, maar vóór Filter staat; in tusschen, het standbeeldje voldoet. Nameno staat merkbaar in je antipathieënboekje opgeschreven! De teekening voor 1 t. 5 is me ook tegengevallen (Max en Erik zijn lulliger dan ze ooit waren). ‘In die Beschrenkung zeigt sich der Meister’!!! De kriebelige achtergrond van dit prentje (in tegenstelling met de forsche van b.v. het Hermien108-por-tret) vind ik ook zwak. De twee eenige teekeningen waarmee ik mij goed vereenigen kan zijn dus Hermien en de plaat voor het Bloempje. De laatste, de chimaera, is aardig, maar mìj wat te ‘anecdotisch’ - vooral de verwilderde houding van den kerel. Enfin. De omslag is.... goed, maar te konstruktivistisch Peeters-opvatting), naar mijn zin. - Tòch wel.

Ik had eigenlijk veel liever gehad dat je alles in den trant van je Juffrouw in Romantisch Landschap109 had geïllustreerd; de ironie van dàt ding lijkt mij verfijnder. Déze teekeningen zouden beter in een Kurt Schwitters-geschrift hebben gestaan. Maar enfin... (tweede zucht): ze zijn er.

Toch veel dank voor werk en snelle aflevering. Je zult mij evenwel moeten toestaan de teekeningen betrekkelijk klein te doen reproduceeren. Ongeveer 11 bij 8 als formaat van de grootste, de kleinste ongeveer 9 bij 6. Ze komen dan, zooals m'n oorspr. plan was, tusschen titel en opdracht, en met wit op den achterkant. Dus zoo:



illustratie
(Je zult zien dat ze zoo nog beter uitkomen dan heelemaal alleen op even pagina en tegenover een bladzij tekst.)110

Enfin (derde zucht): nu maar afwachten...

Als omslag, neem ik vmdl. crème, of helder wit, papier.

Je spreekt me over het cahier van Chasalle. Dat zal inderdaad niet meer door de △ uitgegeven worden. 1e is de serie overvol (met een cahier méér dan aanv. werd besloten) en heb ik geen lust een tweede serie te beginnen; 2e heeft de heer Ch. bij veel goeds de minder aangename hebbelijkheid pure Cocteau-vondsten zonder bronvermelding in zijn tekst te zetten. Ik zou je met het cahier en Cocteau's werk in de hand vijf of zes van die ‘delicten’ kunnen aanwijzen. Je zult je herinneren dat ik indertijd Chasalle juist tegen de beschuldiging van Cocteau-naschrijven in, heb verdedigd; na lezing van dit cahier zie ik me helaas verplicht te gelooven aan Cocteau-overschrijverij.111 - Kan dit als reden gelden? misschien niet eens. De andere, gebrek aan geld, of aan lust tot uitgeven van méér geld, is, dunkt me, beter.

Wat de heer Blijstra betreft, ik zie geen Chasalle-invloed in hem, maar ben geneigd je in gemoede te vragen of de man in het gewone leven niet Willink heet? Zooniet, dan kan je veilig aannemen dat hij je ‘met vrucht’ gelezen heeft. Ik zal de Cascaden112 eerstdaags aan Peeters zenden; hoogstwschl. komen ze in nr. 10. Ik vind ze ook wel aardig! ja.

Het formaat van mijn boek is grooter dan je denkt (n.l. volstrekt niet dat van de drukproefjes). Het is ± 20 bij 13; gewone roman hier. Je omslagteekening komt er dus groot genoeg op. Schrijf Peeters zelf over Het Weten; voor een bedeeling in boekwinkels is hij altijd te vinden; vraag 50 ex. om mee te beginnen.

Zoodra de illustraties geclicheerd zijn stuur ik ze je terug. En sur ce - WAARDE - tot een volgend maal.

Nogmaals dank en als steeds je

D.P.

P.S. Als je eens in een ‘moderne’ boekwinkel komt, zou je dan eens willen kijken of het art. dat Houwink over me geschreven zou hebben reeds in de Vr. Bladen is verschenen113? als het ergens staat is het vmdl. nà nr. 7. Nrs. 1-6 ken ik.

Houwink zelf waant me wschl. ergens in 't Zuiden.

P.P.S.114
22 December.

Ik ben nogmaals bij den drukker geweest om over het event, portret (Duco Perkens door Willink) te spreken; ik had het n.l. liefst in phototypie. Maar dit procédé schijnt hier vrijwel onbekend en duur - of wordt anders zoo ruw beoefend als, voor ons, NIET wenschelijk is. Een similé-cliché is vervelend, en tant que matière. Ik zou je dus willen voorstellen een teekening te maken die door een lijn-cliché te reproduceeren zou zijn: bijv. naar het schilderij dat bij me thuis hangt en waarvan je een photo hebt, of een geheel nieuw ding. Maak het dan een beetje sterk, zoek een moment uit waarin je je ‘sterklijnig’ gestemd voelt. Of, als je me absoluut in brokkelige beverige leelijkheid wilt ‘daarstellen’, dat het tenminste met ‘fijne geest’ - niet met ‘meedoogenlooze schimp’ - gebeure! - Ik noemde gisteren Grosz, maar als ik me de smoelementen van Claudia*, v/h manneke voor Filter, en van de zelfmoordenaars voorstel (Nameno niet te vergeten) denk ik ook aan Rouveyre, je weet wel, de hatelijke verzamelaar der Visages des Contemporains (heb ik jou dat bundeltje niet gegeven?) Mocht je voor een geteekend portret voelen, - maak er bijv. een lijstje om, - stuur het me dan binnen enkele dagen; als het erg goed is laat ik het dan nog, bijwijze van tegenwicht, in alle ex. afdrukken. - De 30 bibliophielen krijgen dan een photo-afdruk van het geschilderd portret extra.

Wat denk je ervan?

In ieder geval: ik dank weer bij voorbaat.
(a.v.)

105Tekening van George Grosz (1893-1959).
106Willink heeft verscheidene tekeningen van DP gemaakt. Welke tekening DP hier bedoelt, kon niet achterhaald worden.
*Om je drek op te loozen (Stärcke nr Lautréamont107), drie dagen en nachten lang - was het niet?
107J. Stärcke, Lautréamont-vertaler: De zangen van Maldoror (1917).
108De dame van het Damesportret.
109Schilderij van Willink uit 1925, later getiteld Dame in landschap.
110Een tussen vijf was opgedragen ‘Aan Noer-ed-Din ibn Suleyman, mijn neef’: DP's achterneef Norbert Inger, wiens moeder getrouwd was geweest met een Islamiet geworden Hongaar die zich Suleyman Ibn Inger Abdulla noemde.
111Over Jean Cocteau, zie Vw 2, p. 10-12.
112‘Cascade I’ en ‘Cascade II’ werden opgenomen in De driehoek 1 (1925-1926) 10 (jan. 1926), p. 1-2.
113Voorzover bekend is dit artikel niet verschenen, vgl. brief 31.
114Dubbel onderstreept.
*Waarom heeft het wijf eigenlijk een hazenlip? Dat moet je mij toch ook eens UITLEGGEN!
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie