2561. Aan H. Marsman: Parijs, 11 juni 1935
Parijs, Dinsdagmorgen.
Beste Henny,
Hierbij in haast je ‘inleiding’ terug met een blaadje krabbels van mij. Ik heb geprobeerd dat prospectus te schrijven, maar ik kàn het gewoon niet! Ik voel mij òp, zoowel physiek als geestelijk. Ik wil probeeren met zwemmen en bijna niet lezen er in 14 dagen uit te komen, maar ik kan gewoon niet in behoorlijke zinnen neerzetten wat ik denk. Het denken zelf gaat wel, - ofschoon nog maar net.
Beschouw jij mijn papier dus gewoon als een opstel-opgave en maak even, vlug, dat prospectus daarnaar.* Als je het zoo doet wordt het zeker een behoorlijk prospectus. Als je klaar bent, lees het dan over, en schrap liever dan dat je er wat aan toevoegt. Helder en kort, vooral geen toon alsof je de nederl. letterkunde wilde redden.
Laat Rien die 3 of 4 blzn. dan overschrijven en mij een copie sturen - het hare misschien voor Q., en het jouwe voor mij. Ik laat die copie dan overtypen, en zie daarna wat ik er nog bijschrijf of in verander misschien; tegen dien tijd hoop ik dan weer fit te zijn.
Neem mij deze mislukking niet kwalijk; ook dit schrijf ik je met
een gevoel of ik meningitis ga krijgen. En toch hebben we nu zoogenaamd ‘gerust’ in St. Germain. Wat heb ik?
Hartelijk je E.
P.S. Geen namen noemen in het prospectus, dus ook niet spijt betuigen over A.R.H. en Debrot. Zulke dingen kunnen we op het laatste moment nog in de inleiding zetten. Maar misschien beter van niet - en zoo ja, dan met vermelding van de bedoelde verhalen (Afspraak, Negerin.)
Volk van Walschap zend ik gelijk hiermee. Voor zoover ik het met mijn suffe kop beoordeelen kan is het toch te provinciaal voor ons, - hoewel goed in dat soort. Ook dat eene verhaal is me tegengevallen; bovendien geeft het absoluut niet meer den Walschap van nu. Dus dan maar Genezing door Aspirine nemen, lijkt me, dat bovendien door Roelants, Gijsen etc. een meesterstuk wordt gevonden.