2508. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 3 mei 1935
Parijs, Vrijdagavond.
3 Mei.
Beste Sander,
Ik kom gewoon niet tot werken: 1o omdat ik mij ‘op’ voel, 2o door een serie beroerdigheden die ik achter elkaar krijg te verwerken (eindelooze ruzie met Slauerhoff, beroerde berichten van Simone enz.). Ik ga nu misschien naar Holland, ook om bepaalde dingen met mijn schoonzuster te regelen. Van Bretagne geen sprake meer, dat is trouwens toch te duur; maar misschien ga ik, met Marsman samen, een dag of 10, 14 in een klein plaatsje in België (Esch-sur-Sûre, Malmédy of zoo) om er rust te nemen.* Mijn bedoeling is nu om Fermina daarheen mee te nemen en daar verder te gaan met vertalen; ook hier zal ik nog wel wat doen, vóór ik naar Holland of België ga. Maar zeg mij eerlijk wat jij liever hebt: dat ik dit werk toch doe, al is het met vertraging, of dat een ander het overneemt? In het laatste geval ben je, wat mij betreft, geheel vrij om iemand anders te nemen: Claartje Bloem of zoo zal, dunkt mij, best de 2e helft willen doen voor die fl. 75. Ik ben dan zelfs nog bereid om voor de toon van het ensemble dat werk na te kijken.684 Bep zou het wel hebben willen doen, maar kàn op het oogenblik absoluut niet; met het kind en de krant heeft zij geen tijd meer voor iets anders! Schrijf mij omgaand hierover, en laat dan ook nog wat hooren over Serena.
Hartelijke groeten,
je E.