2408. Aan J. Greshoff: Parijs, 3 maart 1935

Parijs, 3 maart 's avonds

Beste Jan,

Zooeven, 's avonds half 12 (het is nu kwart vóór!) schreef ik de slotzin van het werk Ducroo. 741 blzn. MS., zeker 500 blzn. compresdruk. Of het slot werkelijk goed is weet ik niet; het is fatalerwijs gaan lijken op de ‘conclusie’ van De Smalle Mens, d.w.z. dat het boek hetzelfde ‘open einde’ heeft. Maar nu over jullie, daar had ik mee moeten beginnen.

Bep en ik zenden jou en vooral Atie natuurlijk onze welgemeende condoléances.505 Verdere woorden hiervoor kan ik niet vinden; ik denk dat zooiets toch altijd heel droevig is. De begrafenis is iets dat ik oma Brunt zou benijden: ik heb Bep trouwens al lang geleden gezegd dat ik, ook als ik ‘omringd van belangstellenden’ stierf, niet meer dan 8 vrienden wou meehebben om me eronder te stoppen. Acht, omdat dat net 2 rijtuigen vult.

Hoe gaat het verder? Als we eerder dan 15 Maart kunnen beginnen te verhuizen, zoodat tegen den 15en alles zoowat in orde is, dus als alles meeloopt, kan je tegen den 20en al bij ons logeren, als je dat wilt. Of zit je vast aan Podziwill?506 - Wanneer komen Arthur en

[p. 240]

Annie? daar antwoordde je niet op. - Ik ben ook erg blij je spoedig te zien. So long! Ik ben erg moe en toch o, zoo verlicht dat mijn bevalling vandaag over is! Bep is elke dag meer bezwaard.

Hartelijke groeten onder ons vieren; je

E.

505Naar aanleiding van het overlijden van Greshoffs schoonmoeder, mevr. C.A.M. Brunt-Pietersen.
506Graaf Podewilz, een jonge Tsjechische diplomaat, die in de tijd, dat hij in Brussel en later in Parijs geplaatst was, regelmatig Greshoff ontmoette.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie