2290. Aan J. Gans: Parijs, 10 november 1934
Parijs, 10 Nov.
Beste Gans,
Dank voor je uitvoerig schrijven; ik ben natuurlijk ook zeer benieuwd naar je 23 blzn. ms. voor Forum: en toch geloof ik nu dat je heele probleem draait om dit idee: de revolutionair moet een oppositiefiguur, een révolté, een opstandige zijn. Vandaar je telkens terugkomen op Rimbaud als ‘révolutionnaire par naissance’. Ik geloof dat je alleen in den kern, of nog beter in de oorsprong, gelijk hebt, maar dat tenslotte een revolutionair toch op iets anders neerkomt. Hij is niet alleen iemand die het bestaande niet wil, en die misschien wel niets wil (omdat hij, als Rimbaud, een ‘mysticus’ à rebours is die eig. alles verwerpt uit naam van een beter iets dat niet bestaat of niet bestaan kan: ‘God' of zelfs niet 'God’), maar die iets anders wil. En dan hier op aarde, anders werd hij beter christen en hield het op een andere wereld na den dood. Het oppositie-element in een Rimbaud en een Trotsky komt wellicht neer op vrijwel hetzelfde, maar de redenen waarom, het ‘wat dan wèl?’ zeker niet. En hier wordt de eene practisch en rationeel (marxistisch) revolutionair, terwijl de andere toch ‘vlucht’, in zichzelf, zijn poëzie, of naar Harrar.312 Bij Rimbaud moet alles mislukken, van zichzelf uit; de vraag is verder alleen nog maar waarmee hij zich zoet houdt (want men kan niet eens zeggen dat hij zich troost, men kan zelfs zeggen dat hij zijn poëtische genialiteit als troost verachtte en verwierp). Bij Trotsky is er,
het heele leven door, een doel: de revolutie, d.w.z. het ‘andere’, dat wat hij wèl wil. Of dit nu is: het administreeren van het eigen land (à la Stalin) of de révolution permanente die hij zelf predikt, is inderdaad nogmaals een belangrijk verschil, maar hier wordt het al meer een ‘kwestie van oriëntatie’313