2236. Aan A. Roland Holst: Parijs, 7 oktober 1934
Parijs, 7 October.
Beste Jany,
Ik heb erg moeten lachen om je brief, ten 1e om Nietzsche met zijn snorren en de vuist op tafel - ik zie jou met achterdochtige blikken kijken naar dat ‘spektakel’; ten 2e om die ‘tooverformulieren’. De waarheid is, dat ik dien laatsten tijd vóór en in Tanger totaal abruti was, nu nog is het verre van schitterend, en in staat tot al dergelijke slips of the pen zonder eenige booze grapjasserij in het achterhoofd. Ik bedoelde formules en vind ook dit geen bijster gelukkige ... formule; ik las later nl. een heele reeks van die gedichten in het Gids-nr. waarin Bep's artikel stond215 en zie ze nu weer heel anders. Maar een definitief oordeel, of wat de pretentie heeft daarvoor door te gaan, schort ik nu liever op tot ik alles gezien heb. Ik kan je wel zeggen dat het geheel mij zéér aantrekt, en mij voorkomt een uitstekende vernieuwing van jezelf te zijn, een concentratie binnen je eigen perken. Het is of je jezelf niet loslaat en toch zooveel uit je vroegere ik hebt weggesneden, en andere elementen hebt ‘gekristalliseerd’ (niet
in den zin van Stendhal's De l'Amour!), dat het toch is of dit in het vorige altijd verborgen zat. Ik bedoel: dat men van dezen Jany beter de ribben kan tellen, maar daarom ook zien waarom hij altijd zoo'n stevige structuur had. De verlokkelijke rondingen (een soort muzikaliteit ook die niet minder verlokkend werkte) zijn intusschen door de winter aan zee wat verloren gegaan; dit zeer in tegenstelling misschien met den biologischen Jany die zich, als ik mij goed herinner, over een opkomend buikje ongerust maakte.
Enfin, dit alles om niet het ‘definitieve’ te zeggen; en als het je niet bevalt, beschouw al deze formules dan als een formulier, waar je op schrijft wat je een gezonder taal lijkt.
Ecce Homo lijkt me zeer ongelukkig om mee te beginnen, speciaal voor jou, die de ‘bluf’ ervan moet verfoeien zonder door den iktoon ervoor te worden schadeloos gesteld. Er is een soort wanhoop in Ecce Homo die alles verklaart, maar daarvoor zou je Nietzsche's leven moeten kennen. - Ik geloof dat er 2 manieren zijn om N. te bestudeeren: de eerste is alles te lezen, van het eerste tot het laatste en in chronologische orde, met daarnaast zijn brieven die onmisbaar zijn en op zichzelf vaak prachtig; de tweede is om een goed boek over Nietzsche te lezen, en daarna een keuze uit alles, + de brieven, + tot slot zijn definitieve werk, de Wille zur Macht. (Vooral nièt Zarathustra, dat eigenlijk onverdragelijk is, op den eigenlijken inhoud na.) - Maar dan nog weet ik niet of jij inderdaad iets aan N. hebben zou. Het vervelende is ook dat iedereen het zijne uit hem halen kan: Menno, Hitler en Henny, zooals je ziet. Maar het is ook een feit dat Gide gelijk heeft als hij zegt dat alles wat men nu zou willen zeggen, door N. eigenlijk al beter en definitief gezegd is. En qua leven is het het grootste en eerlijkste leven dat men bij mogelijkheid vinden kan. Alle smeerlapperij van den kunstenaar, alle vrijbriefjes die de kunst iemand geven kan om een smeerkees te zijn, heeft hij - behoudens een paar dwalingen, als zijn jeugdliefde voor den cabotin Wagner - werkelijk veracht. Hij is voor mij, in en ondanks de geniale proporties, het model geworden van den fatsoenlijk-man (die precies de tegenstelling is van wat de burger zoo noemt, ça s'entend).
De poëzie van Henny lijkt mij niet zóó buiten adem als jou, integendeel dikwijls mat. Maar hier en daar inderdaad geforceerd. Toch alles bij elkaar nog zéér ‘honorabel’. Ik las onlangs, in Holland en bij Slau, allerlei dichtbundels en stond versteld van de kul die als goede poëzie toch nog jaren lang aan den man gebracht wordt. Bijv. de
Beatrijs van Boutens, wat een akelige snert voor kunstlievende mevrouwen en ietwat hysterische maagden, volmaakt in overeenstemming met die hollandsche hysterie-die-voor-mystiek-wil-doorgaan van het prentje van Rie Cramers dat er bij gaat. Een hoop holl. poëzie lijkt sprekend op zulke prentjes: die van Toorop en alle sous-Toorops, de illustraties van Essers voor de Tamalones van Arthur bijv., die om je dood te lachen zijn. Dat is Jan Lubbes als mysticus, met meer of minder of totaal geen ‘talent’; Miek Jansen en Essers sluiten de rij, en Boutens' Beatrijs en Toorop gaan voorop. Ik las ook de sonnetten van Boutens, iets onvergetelijk beroerds; niet één goed sonnet staat er in en de stuntelige en idiote regels puilen uit ieder van deze gewrochten, waarin men ook jaren lang verzocht werd het volmaakte meesterschap te bewonderen. In het 1e sonnet staat zooiets van ‘zilverend zoeten’; de man is werkelijk te veel aan dat zilverend zoeten geraakt om het tot een fatsoenlijk dichter te brengen (fatsoenlijk in den zin van Nietzsche nu). Leopold is dan inderdaad onvergelijkelijk anders, dat kan zelfs ik met kracht getuigen, al weet je dat ook die poëzie me niet ‘ligt’. Ik las ook Leopold over, in Tanger. En verder de Poems of Ernest Dowson, iets ongelooflijk zieligs. Pastisches van Verlaine, studentikooze visioenen van erge dingen, veel Oxford-muziek, geen snars intelligentie, wijn en vrouwen à 3 sous en dit alles overdekt door een flets geurtje van real english poetry en een dikke nasmaak van onbenul. Daarbij vergeleken zijn Henny en Jan Engelman toch heroën!?
Slau was redelijk goed en ook wel voldoende los van Darja om het weer in zichzelf te zoeken.216 Maar Tanger is een oord om je te laten gaan; als je daar geen oosterlingenlevensbeschouwing kunt krijgen, ga je gewoon langzaam maar zeker naar de lommerd. Stel je voor een burgerlijk en dorpsch Port-Saïd, ook het schuim van alle maatschappijen, maar verlegen schuim, wat klef geworden en zonder prik erin. Je kàn er ‘gelukkig’ zijn, als je van alles afstand doet. Het lastige met Slau is dat hij niet goed weet wat hij doen wil: daar blijven en probeeren er een praktijk te krijgen die wat opbrengt, of weer varen, of weer iets in Holland zoeken. Over een tijdje komt hij voor een paar weken hier misschien - tenzij ook dit plan verwaait. Hij was voor ons bizonder aardig, op zijn manier een voortreffelijk gastheer, en rustig en menschelijk; kortom, Bep die hem alleen uit verhalen kende, zag een heel ander iemand en vond hem zeer sympathiek.
Wij hebben weinig aan onze vacantie gehad, wat rust betreft. De rust in Boitsfort heeft ons wel goed gedaan, maar wij zitten nu weer in het werk (ik schrijf je zoo lang omdat het Zondag is). Wij hebben allerlei plannen - ook om van hier weg te gaan; verder heb ik een kans om hier te werken bij de ‘Utrecht’ (levensverzekering),217 wat mij zou ontslaan van de broodschrijverij, die ik tenslotte toch niet aan kan. Door al deze verplaatsingen, het zijn in Holland na den dood van Bep's vader, enz., ben ik totaal uit Ducroo geraakt en moet mij nu met de tanden op elkaar er weer in werken. Voor Querido ben ik absoluut te laat; er is dan ook geen sprake van dat het boek voor December klaar komt, al zou ik van onze ongelukkige spaarbankboekjes het tot nu toe ontvangen geld terug moeten betalen. Alles liever dan dit boek voor mijn gevoel bederven.
Wat Nicolas218 over Engelman zegt, lijkt mij ook onjuist, of liever: ‘wel juist’, maar wie ontsnapt ten slotte aan zoo'n formule (niet formulier)? zijn wij niet allemaal complexen van overgenomen ideeën enz.? ontsnapt Nicolas er soms aan? Ik zag den man eens en kreeg den indruk van een chef de rayon; als ik die in verband moet brengen met zijn gekleurde ruitjes van meer of minder heilige inspiratie, dan wordt het samenraapsel al eindeloos waarschijnlijk. Ik heb trouwens een dégoût van deze libertijnsche katholieken; het is weer de smeerlapperij via de ‘kunst’ in alle glorie. Engelman is mij om onverklaarbare (of misschien ononderzochte) redenen sympathiek, al is hij een beetje Jan Lubbes Don Juan, op de keper beschouwd. Maar zijn dichterlijk talent lijkt mij onmiskenbaar. Overigens weet ik niet of ik je dit alles nu maar zoo ronduit schrijven kan, want die verkoudheid die hij je heeft overgedaan maakt me een beetje angstig. Je bent toch niet te intiem met hem geworden? er komen in het erotische leven van de grootste figuren vreemde varianten voor, vooral na de 45, en als je dezelfde evolutie doormaakt als je poëzie gaat nu misschien blijken wat er zoo lang in jou verborgen heeft gezeten? - Stel me gerust, en geloof me in ieder geval, ook het ergste, steeds* je
E.
P.S. - Ik liet je door de W.B. mijn vertaling van Malraux sturen (2e helft van October) en zend je zelf De Smalle Mensch die dezer dagen uitkomt.