Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Den Haag, 2 april 1936
den Haag, 2 April '36
Beste Eddy,
Hoezeer mijn hart ook trekt, ik zie helaas geen kans om er deze week nog uit te gaan. Er is van allerlei te doen voor de krant, en ik moet Zaterdagmiddag nog een lezing houden bij Bolle over Paap (het honorarium is weer goed voor de belasting n.l.): De vraag is dus: ben je er Maandag of Dinsdag nog?? In dat geval kan ik misschien komen, maar laat het me dan omgaand even weten.
Uit den brief van Jan zag ik, dat onze drie stukken over de massa je in Lyon hebben bereikt. Heb je nog iets aan den vorm veranderd? Ik heb je notities over Rolland, die ongeveer mijn idee van den man weergeven (hoewel ik weinig van hem las), met groot pleizier gelezen. Meer dan ooit ben ik ervan overtuigd, dat er voor ons geen andere rol is weggelegd dan die van: anti phraseurs. Een bedroefd klein rolletje misschien, maar waarom niet? Ik moet zeggen, dat ik in deze frissche tijden naar niets zoozeer verlang als naar een anoniem leven, waarin je op adem komt, i.p.v. telkens van de eene ‘actie’ naar de andere te worden gesleept. Nu is a.s. Zondag in Utrecht de eerste vergadering van het Vigilance-comité (zeer voorloopig nog!) ten huize van Kernkamp. Natuurlijk moet ik daar ook weer bij zijn. Het lijkt me een lastige en vervelende historie. Ik heb langzamerhand in de heeren intellectueelen geen haar vertrouwen meer, gezien het feit, dat zij zich even schielijk door woorden laten beduvelen als de gesmade ‘massa’.
Het stuk van Sandberg heb ik nog niet gezien, maar wel hoorde ik van een prachtige foto, die erbij moet staan. Een verblindende mannelijke schoonheid, oordeelde mijn zegsman. Ik zal op de krant nazoeking gaan doen, dus hoor je er nog nader van. Overigens is dat Morks Magazijn een dwaas leesportefeuilleblad.
Het spijt me, dat ik je met die ‘serieuze voetnoten’ heb ontrijfd, in Vincent Haman! Maar ik wilde nu weer eens echt in den academischen vorm ‘bewijzen’. Het maken van zulke noten geeft een gevoel van sportieve voldoening, maar je zult wel van me willen aannemen, dat ik er zelf behoorlijk bij heb gelachen. Vgl., l.c., pag. xx, dat zijn herinneringen aan het ‘vlooien’ van Otto III.
Schrijf je dus nog even, of je er Maandag of Dinsdag nog bent? Maandag ‘treedt’ ook prof. Donkersloot ‘in’, maar ik denk niet, dat ik den moed vind daar heen te gaan.
hart. gr. van je
Menno
Ik zag gisteren Mussolini op een journaal, zoo onthullend van comedianterige vulgariteit als ik hem nog nooit gezien heb. De plebejer wordt hoe langer hoe dikker, duidelijker en antipathieker in hem.
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag