E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Bellevue, [20 februari 1933]
Bellevue, Maandag.
Beste Menno,
Vanmorgen kwam eindelijk je brief. Ik ben blij dat je beide inzendingen zoo goed vindt. Dat gevaar van ‘plagiaat’ tusschen jou en mij is niet groot, want wat jij van de acteurs schreef in De Zieke is toch heel anders; maar ‘das Zweite’ en de ‘infames’ zijn van jou; die kan ik er misschien nog wel uitwerken. Zeker het laatste; het eerste hèb ik al eens gebruikt.
Het stukje over Bob daarentegen vind ik weer zeer pijnlijk; vooral omdat het alweer zoo'n totaal ònbelangrijke historie is, die opgeblazen wordt tot iets van veel belang. Ik schreef Bouws onlangs om Bob dat stuk terug te sturen; hij antwoordde dat hij het ‘stuk van mijn zwager eerst aan jou terug zou zenden, omdat jij erom gevraagd had’. Dit lijkt mij, na wat je me nu zegt, een zeer incomplete en onjuiste voorstelling. Ik vind het, afgescheiden van alles, hoogst onaangenaam om Bob, aan wien ik nu zoowat een maand geleden (?) schreef dat jij ook vóór het stuk was en dat het dus opgenomen zou worden, te moeten zeggen dat je je bedacht hebt en dat het nu neen is. Bovendien weet ik niet zeker of Bouws, die zoo ostentatief ‘je zwager’ schrijft, hier niet een prettig gevalletje aan beleeft. Ik vind Bob heel geschikt, maar heb hem gevraagd om iets voor ons te schrijven, geheel buiten die geschiktvinderij om; ik dacht dat het aardig zou zijn als wij ook een ‘jonge’ musicus hadden, buiten den onvermijdelijken, en naar iedereen zegt onmogelijken, Pijper. Dat een musicus, wiens waarde op een ander terrein ligt, niet voortreffelijk schrijft, is het minste; zijn meening wordt dan toch nog gesteund door zijn verdere ‘waarde’. Het stuk van Bob is helder en niet slecht geschreven, hij geeft er een opinie in, die hij verantwoordt, en slechter dan het stuk van Van Uytvanck over de schildersintelligentie kan ik het met de beste wil van de wereld niet vinden. Ik vind dat Bouws wel erg veel invloed krijgt bij ons, en zijn manier van op Maurice te werken begint mij op de zenuwen te gaan. Anderzijds is deze kwestie extra-delicaat voor mij omdat Bob nu eenmaal mijn zwager is. Ik laat dus de zaak geheel aan jou over, maar blijf pertinent voor stemmen. Wordt het stuk dus geweigerd, dan blijft mij de prettige taak om Bob daarvan op de hoogte te stellen, tegen mijn vorige beweringen in. (Prettig, vnl. als Forum-representant!)
Maar nogmaals: je hebt nu alle gegevens, stel jij zelf maar voor wat er gedaan moet worden. We hebben nu dus, officieel: Maurice tegen, ik voor, advies Bouws tegen, Menno ‘onzeker’. Ik wil best naar Brussel komen voor die vergadering, maar de ‘opluchting’ die jij verwacht, komt toch niet. Mijn gevoelen over Bouws verandert niet meer, en Maurice vind ik tenslotte ook zeer matig. Je moet maar eens van Greshoff hooren op welke gearriveerde manier hij verontwaardigd is over Greshoff's volkomen juiste restricties inzake de Van de Woestijnehuldiging. Een ‘beste kerel’, maar ook een arrivé. Bouws, een ‘beste kerel’, maar tenslotte een onuitstaanbare platvoet. Voilà. Begin Januari '33 ga ik bovendien toch vast uit Forum, ik verzeker je dat dit aan de vriendschap tusschen jou en mij geen haar verminderen kan, eerder geloofde ik nog het tegendeel! Mijn éénige serieuze voorstel is: het niet meer in stemming brengen van werk van redacteurs; jullie zullen daar wel niet mee accoord gaan, en Bouws zeker niet. Dus dan kwakkelen we zóó voort, tot eind December (voor zoover mij betreft), daarna ben ik simpel medewerker van Forum en heb met deze kwesties niets te maken, dan wordt er gewoon over mij beslist.
Ik schrijf je nu niet meer, voordat je ook op dezen brief geantwoord hebt, anders schrijven we telkens langs elkaar heen. Neem dus al mijn correspondentie door, sinds den laatst beantwoorden brief tot-en-met dezen; als ik dàt antwoord van je heb - als het snel gaat, is het over 4 dagen - zijn we weer ‘op orde’.
Met hartelijke groeten, je
E.
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag