Tijdschriftenschouw

Is. Querido

In DIETSCHE WARANDE EN BELFORT wordt Is. Querido herdacht door Antoon van Duinkerken. Aan die kenschetsing ontleenen wij de volgende fragmenten:

‘Querido had een enorme belangstelling. Nooit heb ik iemand ontmoet, die zoo graag praatte over duizenderlei onderwerpen. In een klein uur tijds waren minstens veertig stoffen aangesneden van den meest uiteenliggenden aard. Uit zijn geheugen citeerde hij den Bijbel in het Hebreeuwsch en den letterlijken tekst van een onlangs verschenen dagbladartikel; hij wist alles over koning David en wees u zonder nadenken den weg in de meest krochtige buurten van Amsterdam. Maar bij dat alles kwam altijd het gesprek op hem zelf, want hij stelde argeloos belang in zijn eigen persoon. Herhaaldelijk heeft men men hem verweten, dat hij zoo ijdel was. Dit is niet juist: het was iets anders dan ijdelheid. Hij was naïef in de dingen, die hem betroffen. De ijdele mensch is slim. Querido was dit heelemaal niet. Hij was eerder kinderlijk verwonderd over zijn eigen genie. Zelf begreep hij ook niet, hoe het kwam, dat hij zulke mooie boeken schreef. Hij stond er soms van te kijken. En dan zei hij dat.

Ik ontken niet, dat Querido zichzelf bewonderde, maar hij deed het met de vreugde van een kind, dat zijn teekenboek laat kijken en zelf commentariseert: “zie eens, hoe mooi allemaal”. Hij was trotsch op het werk van zijn handen, maar hij was niet ijdel. Want hij was niet kleinzielig.

 

Hij praatte over zichzelf zooals Léon Bloy over zichzelf schreef in het bewustzijn van een zending die erkend moest worden. Hij had daarenboven behoefte aan zelfvertrouwen. Alles had hij zichzelf eigen gemaakt, bijna zonder hulp. En dan steunde het hem, als anderen zijn vizies werkelijk meeleefden.

Ik geloof, dat hij zich in het diepst van zijn wezen erg eenzaam voelde, ofschoon hij als geboren Jood een breed gemeenschaps- en samenhoorigheidsbesef had. Want echte Joden zijn geen eenzame naturen, evenmin als menschen, die in een door en door katholieke streek zijn geboren. Ze hebben van-kinds-af-aan gemeenzaamheid geleerd. Querido kon met menschen omgaan, en was gauw tot medelijden bereid. Doch zijn genie moet hem vereenzaamd hebben en daarom had hij die geweldige en toch kinderlijke behoefte aan erkenning, welke zijn vijanden hem zoo kwalijk namen.’