Twee wijzen

Hegel

Het is Prof. Bolland geweest, die ‘Hegel’ en ‘Het Hegelianisme’ nader tot ons volk heeft gebracht.

Prof. Dr. A.J. de Sopper vat zijn wijsheid samen in deze woorden: ‘De absolute idee heeft in de Natuur het andere van haar zelf gesteld als bemiddeling, om daarna als geest tot zichzelf te komen. Langs den weg van stelling, tegenstelling en vereeniging komt de Natuurleer, door de algemeene bewegingsleer, de leer van de bizondere verschijnselen en de leer van het leven heen tot de Geestesleer. Ook deze is zelf weer 'n kring van kringen. Het begint met den subjectieven geest. Door de anthropologie, phaenomenologie en psychologie gaat het naar den objectieven Geest, die zich openbaart in recht, moraliteit en zedelijkheid, om zoo tot absoluten geest te worden in de drieheid van kunst, godsdienst en wijsbegeerte!’

‘Het geheele wereldgebeuren wordt begrepen als de zelfontwikkeling van het begrip uit het meest leege “zijn” tot de volheid van den absoluten geest.’

Dit is in nuce de heele wijsheid van den grooten Duitschen Wijsgeer.

Wie de diepte van deze philosophie wil leeren begrijpen, kan niet beter doen dan het boek te lezen van Prof. Dr. G.A. van den Bergh van Eysinga over ‘Hegel’ in de serie ‘Helden van den Geest’, verschenen bij de firma J. Philip Kruseman te 's Gravenhage.

Daar vindt men alles, wat men wenschen kan. De schrijver begint met de figuur van Hegel te teekenen te midden van het geestesleven onzer dagen. Hij geeft verder vele biographische bizonderheden, zijn arbeid in Bern en Frankfort, in Jena en in Neurenberg, om hem ten slotte te schilderen als Hoogleeraar in Heidelberg en Berlijn.

De voornaamste werken worden besproken en in groote lijnen wordt een denkbeeld gegeven van zijn wijsgeerig systeem.

Mevrouw Dr. J. van den Bergh van Eysinga-Elias vult op meesterlijke wijze den arbeid aan van haar echtgenoot, door aan diens studie toe te voegen een laatste hoofdstuk met den titel: ‘Hegel als Historisch denker’.

Het is alles hoogst interessant en we moeten schrijver en uitgever dankbaar zijn voor deze publicatie, maar - wie de critiek kent van Dr. de Sopper op Hegel reeds jaren geleden gegeven in zijn magistrale rede: ‘Hegel en onze tijd’ kan het gevoel niet van zich afzetten, dat men te doen heeft met wel geniale doch phantastische speculatiën. De Hoogleeraar spreekt van ‘leege begripsconstructies’ en haalt het woord aan van Ed. von Hartmann: ‘De dialectiek is “ein Mühlwerk, das genau nur so viel Mehl zu Tage fördert, wie Korn aufgeschüttet ist, und wenn es leer ginge, so würde es aus seinem Räderwerk niemals das kleinste Staübchen Mehl hervorbringen, und wenn es noch so sehr im Takte klapperte.”’

Goethe

Het is een eigenaardige gewaarwording als men eenige dagen heeft verkeerd in de wereld van Hegel en duizelig geworden is van zijn ‘begrippenspel’, als men van niets anders gehoord heeft dan van: these, antithese en synthese, van verkeeren, opheffen en omslaan, van eenzijdigheden en alzijdigheden, van gescheiden-ongescheiden-zijn en eenheid van tegendeelen, daarna te komen in die klare, heldere, stralende wereld van Goethe, de wereld, die men zien en tasten kan, die men kan benaderen met zijn vijf zinnen, de wereld van ‘Die Gott-Natur’, waar het menschelijke goddelijk is en het goddelijke menschelijk, de wereld, waar strijd zorg en zonde gevonden wordt, doch waar ook het harpspel ruischt van het reëele leven van goedheid en liefde, van heimwee en verwachting.

De overgang is groot en men denkt onwillekeurig aan het woord uit den Faust:

 
‘Grau, teurer Freund, ist alle Theorie,
 
Und grün des Lebens goldner Baum.’

Het leven van Goethe is zelf zulk een frissche groene boom geweest, die geplant was aan de waterbeken van het genie, die zijn bladeren mocht behouden tot in hoogen ouderdom en die de heerlijkste vruchten heeft gedragen voor het geestelijke leven van de menschheid.

Zoo velen hebben in deze herdenkingsdagen hiervan getuigd. Charivarius zal het ditmaal niet kwalijk nemen, wanneer gezegd wordt, dat de publieke belangstelling den laatsten tijd heeft gestaan ‘in het teeken’ van Goethe.

Duitschland heeft er een nationalen heros van gemaakt en hem verheerlijkt tot een Centraal-Figuur, waarom de in zooveel opzichten treurig-verscheurde natie zich nog eenmaal kan verzamelen.

Maar - ook de andere landen zijn niet achter gebleven.

Ook ons land heeft mede gedaan.

Bladen en Tijdschriften hebben tal van bizonderheden naar voren gebracht en enkele biographieën zijn verschenen.

Prof. J.G. Scholte gaf zijn ‘Goethe en Holland’ en Dr. Herman Wolf schonk ons ‘Goethe's Wereldbeschouwing en Levenswijsheid’. En - Drs. C.P. Henning liet bij J. Philip Kruseman zijn ‘Goethe’ verschijnen in de Serie ‘Helden van den Geest’. Het is een buitengewoon mooi boek geworden. Er worden tal van bizonderheden in dit werk gevonden, die de kennis van Goethe en zijn leven aanvullen en met groote kennis van zaken wordt er verband gelegd tusschen Goethe's leven en arbeid. Men ziet gedichten en drama's geboren worden uit de steeds varieerende situatie, waarin Goethe zich bevindt.

Het boek verbindt de psychologische diepte van Gundolf met de historische nauwkeurigheid van Lewes en Bielschowsky.

Het is alleen maar jammer, dat het zoo laat verschenen is. Het kome evenwel nog in veler handen!

 

G. HULSMAN