[p. 253]

Zola en zijn werk

Bertrand De Jouvenel, Viede Zola. - Paris. Librairie Valois, 1931.

BERTRAND De Jouvenel gaat met den schijnwerper over het leven van Zola. Licht, donker, licht, donker ... Hij geeft uit de verschillende levensperioden slechts momentopnamen. Maar Zola treedt ons daarin psychologisch aannemelijk, als het ware levend, tegemoet.

Een biograaf kan te werk gaan door het tot studie-object gekozen leven van tijdvak tot tijdvak te vervolgen. Deze werkwijze heeft, behalve de verdienste van volledigheid, nog het bijzondere voordeel, dat het uit te beelden karakter zich gemakkelijk in het raam van tijdsomstandigheden en gebeurtenissen laat encadreeren. Binnen dit raam bouwt de biograaf het karakter op naar de hem bekende handelingen, uitingen en reacties van zijn hoofdpersoon.

André Maurois en Emil Ludwig hebben deze methode gevolgd, en stellig kostelijke biographieën geschreven, Disraëli, als de gecombineerde droom- en draadmensch, gelijk Maurois hem teekent, Bismarck als de hartstochtelijke rebel, dien Ludwig ons laat zien, vertoonen een groote mate van waarschijnlijkheid. Toch maken wij bij de lectuur steeds een zeker voorbehoud. Mogelijk blijft het, dat schrijver's visie onjuist is, of althans het accent verkeerd is gelegd.

Bij het lezen van ‘Vie de Zola’ komt deze twijfel haast niet op. De schrijver heeft dit ‘leven’ verstandig afgepaald en geeft ons vrijwel uitsluitend Zola in zijn werk; den ‘Zola en pantoufles’ leeren wij weinig kennen. Ook is zijn materiaal beter dan dat van vele biographen. De manuscripten van het ‘oeuvre’, vol met veranderingen en marginalia, getatoueerd met krassen en doorhalingsdiagonalen, verder de honderden, in klein geleerdenschrift volgekriebelde cahiers met studies, schema's en projecten, vormen het ruwe materiaal, waaruit De Jouvenel den werker Zola heeft uitgehouwen.

De afgeknotte verhaaltrant van den schrijver geeft het boek iets fragmentarisch, dat het beeld van Zola verscherpt, maar de leesbaarheid van de biographie niet altijd verhoogt. Het is extract, dat men krijgt voorgezet. Een enkel moment moet een geheel tijdvak, een enkele reactie een zielkundig probleem typeeren. Maar overal is het onderling verband, de innerlijke samenhang bewaard.

Zola is in het boek actief gemaakt, en dit maakt zijn beeld ongemeen scherp. Het is Zola, dien wij zien werken en strijden, en dien wij in vertrouwelijke gesprekken met vrienden en collega's mogen beluisteren. Ten huize van Flaubert, waar de ‘Cinq’-Flaubert, De Goncourt, Daudet, Tourgenjew en Zola - van tijd tot tijd bijeenkomen, hooren wij Zola het naturalisme propageeren. Op ons, meent hij, rust de taak het naturalisme te verbreiden in de litteratuur, en van daaruit over te dragen naar de politiek, die in de door hem gedachte toekomst zich zal richten naar de werkelijkheid, alleen zal steunen op logica en wetenschappelijke resultaten, en zal afrekenen met onechte romantiek.

Flaubert is niet tevreden. ‘Kijk eens’, zegt hij, ‘wanneer je van ons zooiets wilt maken als een politieke club, dan geloof ik niet, dat wij elkaar meer zoo na zullen zijn als gisterenavond, toen we alleen spraken over ‘notre sale brute de métier, comme de bons bougres’.

De Jouvenel blijft passief als biograaf. Hij onthoudt zich, in tegenstelling met Ludwig, die telkens aan zijn hoofdpersonen aan het demonstreeren is, van toelichtingen op het karakter van zijn hoofdpersoon. Pas wanneer wij het boek uit handen leggen, geven wij ons hiervan rekenschap, dat De Jouvenel wel degelijk een afgerond oordeel heeft over Zola, en wel een hoog en bewonderend oordeel.

Zola schept niets en nooit zonder documentatie. Hij inspireert zich niet op het ‘werkelijke leven’, - uitdrukking, die van studie afkeerigen zoo gaarne in den mond nemen -, maar op zijn opgestouwd documentatiemateriaal. Dit is het voedsel voor zijn scheppende verbeelding. Zwaar, log en massief ligt dit materiaal voor hem uitgebreid. De verleiding is groot om veel, wat daarvan overbodig voorkomt, met wijde armbeweging van de schrijftafel weg te vagen. Hij doet het niet. Want straks ontkiemt leven in dat nu nog ongeordende materiaal, ontstaan gestalten en openbaart zich een niet vermoede samenhang. Maar het valt zwaar zoo te moeten werken. Hoe opgelucht voelt men zich, wanneer het boek eindelijk klaar is. Opgelucht, niet blij. Niet blij, - zoo uit hij zich daarover eens te midden van de ‘Cinq’ - als ‘monsieur’, die met milden glimlach zijn jonggeborene bewondert, maar opgelucht als de sjouwerman, die met rauwen vloek den last van zich afwerpt, die zijn ruggegraat dreigde te verbrijzelen!

Frankrijk moet leeren zien. Onder het tweede keizerrijk zag het publiek niet dan der dingen vriendelijke en conventioneele zijde. Om dit publiek tot zien te dwingen, moet de waarnemer het tijdsbeeld, dat hij herschept, waar maken: is de waargenomen waarheid ergens brokkelig, onvolledig, of vertoont zij nevelvlekken, dan kan hij haar niet voor het publiek doen leven.

l'Assommoir. - Zola, nog dienzelfden dag

[p. 254]

teruggekeerd van zijn buitenverblijf te Medan, doorkruist Parijs, op zoek naar een achterbuurt, waarbinnen hij het ellendige leven van den toenmaligen Parijschen arbeider kan doen afspelen. Voorafgaande gedetailleerde studie van het smidsbedrijf, van het bleekersvak. Bestudeering van het alcoholisme en zijn physieke en sociale gevolgen. Bestudeering van het ‘slang’ van den arbeider.

Son Excellence Eugène Rougon. - Flaubert, weet Zola, is aan het hof geweest. Hij wil weten, hoe de keizerin binnen schrijdt, hoe zij haar sleep hanteert. Flaubert knoopt een tafellaken vast aan zijn kamerjapon en imiteert de keizerin. Met oogen, fonkelend van pret, slaat De Goncourt het tafereel gade. Zola blijft ernstig, en noteert nauwkeurig iedere beweging in zijn opschrijfboekje.

Nana! - ‘Die Zola toch!’ zeggen z'n vrienden. ‘Wie had dat achter hem gezocht?’ Hij vertoont zich op alle plaatsen van galant vermaak. Omstreeks het middernachtelijk uur schuifelt hij over de boulevards, bespiedt het demi-mondain bedrijf van vraag en aanbod, en volgt de wegwandelende paren vanuit de verte, als een afgunstig minnaar. Aanteekeningen over de geheimen van de toilettafel.

Germinal. - Situatie-teekening van het mijnwerkersstadje. Het is voor Zola een onontbeerlijk detail te weten, dat de mijnwerkers, om te komen in hun vergaderlokaal, in deze of gene straat rechts, en niet links moeten afslaan. Studies over het revolutionnaire socialisme. Kennismaking met Guesde. Bijwoning van ‘meetings’. Zola, neuroticus, gekweld in zijn slaap door nachtmerries, daalt af in enge mijnschachten en houdt onder het dalen nog stil om bij het flakkerend licht van zijn mijnwerkerslamp zijn zintuigelijke bevindingen te noteeren.

La Débâcle. - Grondige bestudeering van contemporaine geschiedenis en van strategie. Bezoek aan de slagvelden, aan Rheims en Sedan.

Dit laatste boek is een document voor Zola's late, steeds posterieure ontroering. Het waarlijk aangrijpend tijdsbeeld, dat ‘La Débâcle’ geeft, maakt den indruk van heet van den naald te zijn geschreven. Men zou denken, dat de bewogen tijdgenoot, geschokt door de ontreddering, waaraan hij zijn vaderland ziet prijsgegeven, hier naar de pen heeft gegrepen om van zijne ontroering te getuigen. Niet licht zal men zich realiseeren, dat ‘La Débâcle’ bijna twintig jaar na de catastrophe werd geschreven. Zola werkte in 1870 aan ‘La Fortune des Rougon’, het boek, dat de uit twintig werken bestaande serie der ‘Rougon-Macquart’ zou openen, en gaf toen al zijn studie en aandacht aan het tijdvak, dat den staatsgreep van 2 December 1851 voorbereidde. Psychische energie voor actueeler belangstelling had hij niet over. Op 19 Juli 1870, den dag van de oorlogsverklaring van Frankrijk aan Pruisen, was Zola te Medan, en niet in Parijs, zooals het slot van ‘Nana’ zou doen vermoeden. Immers van leven doortrild is zijn beschrijving van de opgestuwde menigten, die den avond van dien dag juichend en brullend over de boulevards trokken, rythmisch scandeerend: à Berlin, à Berlin, à Berlin! Dit schouwspel, dat hij gratis had kunnen hebben, moest hij jaren later uit doode stof, uit couranten en tijdschriften dier dagen, moeizaam opwekken.

In Augustus 1870, wanneer Frankrijk nederlaag op nederlaag moet boeken, is zijn meeleven niet inniger. Een zekere irritatie maakt zich zelfs van hem meester. Waarom laat men hem niet rustig werken? ‘Je suis froissé dans tous mes nerfs par cet affreux tapage’, zucht hij.

28 Februari 1871. Thiers leest in de Nationale Vergadering de Duitsche vredesvoorwaarden voor en blijft, zijn ontroering niet meer meester, in zijn lectuur steken. Ook aan Zola ging het pathetisch slot van den verloren oorlog niet geheel voorbij. Toch gaan, terwijl hij in Bordeaux het herstel van de orde afwacht, zijn gedachten voornamelijk uit naar zijn studeerkamer en zijn tuin in Parijs. 4 Maart 1871 schrijft hij zijn jonger Paul Alexis: ‘Onze heerschappij breekt aan. De vrede wordt gesloten. Wij zijn de schrijvers van morgen’. Hij sluit er een bon van 5 francs bij in. ‘Om mijn rozenboomen te laten snoeien!’ Eigen zorgen en ambities nemen zijn denken sterker in beslag dan de nationale ramp.

Maar twintig jaar later ontrooft de tragedie van '70 hem den slaap. Ontzet stelt hij vast, dat een ‘culte de l'étourderie’ volk en leiders met blindheid heeft geslagen. Over het grove egoïsme van de toenmalige leiders slaat hij de handen in elkaar. Generaals, ministers, keizer en keizerin, allen dachten zij aan zichzelve, niemand aan Frankrijk.

Evenzoo moeten er eerst drie volle jaren na de arrestatie van kapitein Dreyfus verstrijken, voordat ‘l'Affaire’ Zola in het gemoed grijpt. Eenmaal gegrepen geeft hij ook hier, waar het niet alleen te schrijven, maar ook te handelen geldt, den vollen inzet van zijn persoon. Hij wordt, gruwel voor den man, wiens leven zich voor het grootste deel binnen de wanden van zijn studeervertrek heeft afgespeeld, in het volle licht van de openbaarheid getrokken. Verdachtmaking in de pers, gejoel van het grauw, gerechtelijke vervolging, ballingschap, niets kan hem weerhouden in zijn strijd tegen het onrecht. De purperen draad, die door zijn werken loopt, weeft zich ook door zijn daden: het zoeken naar waarheid.

 

LEO PLEMP VAN DUIVELAND