Waarschuwing

Bij A.A.M. Stols te Maastricht en Brussel verschijnt, in een reeks kritische geschriften: ‘Standpunten en Getuigenissen’, een bloemlezing uit de ‘Spijkers met Koppen’ van onzen medewerker J. Greshoff. Aan dit boekje gaat deze korte opmerking vooraf:

BIJ deze korte notities zou een lang betoog ter inleiding niet passen. Ze hebben aanleiding gegeven tot veel misverstand, dat ik niet uit den weg zal ruimen. Integendeel. Niets kan mij aangenamer zijn. De misverstanden maken het leven boeiend: zonder quiproquo's geen blijspel.

Maar een woord ter waarschuwing is wellicht op zijn plaats. De schrijver, schoon grijzend, is nog niet tot standbeeld verkalkt en heeft dus ook geen gemetseld standpunt. Een zekere vrijheid van beweging is hem een genot. En hij ziet er geen been in om de voortdurende veranderingen in zijn smaak en oordeel, schaamteloos, uit te stallen. Consequenties moet men in zijn boekje dan ook niet zoeken, ‘richtlijnen’ al evenmin. Maar is het juist niet aardig om tusschen zoovele scherpzinnige en doeltreffende geschriften, welke op vaste - ja, heilige - sociale, ethische en aesthetische beginselen betonvast gegrondvest zijn, er eens één door te bladeren, dat alleenlijk voortkomt uit een redelooze afwisseling van goede en kwade luimen?

Een leider is hij niet en zal hij ook wel nooit worden. Hij is dikwijls en met overtuiging een misleider. En hij zou graag - wie heeft niet van die kleine ijdelheden? - zoo nu en dan een verleider zijn, die zijn lezers weglokt uit de deugdzame huiskamer der letterkunde, waar het naar bleekpoeder en bloemkool riekt.

Mèt principes, mist de schrijver ook pretenties. Van één echter heeft hij zich niet vrij kunnen houden: van de pretentie, dat hij altijd, op het oogenblik van het schrijven, zoo eerlijk en openhartig is geweest, als een mensch maar zijn kan. Deze oprechtheid van een kinderlijk gemoed behoort voldoende te wezen om de vele onjuistheden, onrechtvaardigheden, overdrijvingen en doordraverijen, zooal niet te excuseeren, dan toch een klein beetje aanvaardbaar te maken. De verstandige lezer behoudt dan immers nog altijd de vrijheid om van binnen te jubileeren: Heer, ik dank u dat ik niet ben gelijk deze.

J. GRESHOFF