Amerikaansche Letteren

Een vergeten Boek?

Thornton Wilder, De Brug van San Luis Rey. - Leiden, Leidsche Uitgeversmaatschappij. Geen jaartal.

DE vertaling van Wilder's meesterwerk is nu, meenen wij, nagenoeg twee jaar oud en nog heeft zoo ongeveer niemand blijkbaar dit boek gelezen. In den staâg aanzwellenden stroom van middelmatige producten dreigt het verloren te gaan. Is er geen lezer meer, die op eigen onderzoek uitgaat en het wagen durft met een eigen smaak? Gisteren was het Remarque: de geestelijke sensatie van een achtbaan op de kermis, zonder eenig besef voor de tragiek, die dit oorlogspanorama deed geboren worden; vandaag is het, gelijk eergisteren, De Jong met zijn vriendelijk-oppervlakkige romantiek. De kritiek, verstrooid en versnipperd, verdiept zich in ruzietjes, die geen mensch interesseeren. Haar gezag is een voorwerp van hoon geworden. En met reden; want wie viel het niet op, dat de - het zij tot hun eer gezegd - negatieve oordeelen, welke door de serieuze kritici over het meerendeel der modeboeken van de laatste jaren uitgesproken werden, van geen enkele invloed zijn geweest op de meening van het publiek? Het gaat niet aan hiervan alleen de schuld te werpen op de oppervlakkigheid en onverschilligheid van het publiek. In de organisatie (of liever: in de desorganisatie!) der huidige litteraire kritiek schuilt zeker voor een niet geringer deel de verantwoordelijkheid voor dezen wantoestand. Doch het is

[p. 11]

niet de plaats hier daarop nader in te gaan. Een feit is het, dat een boek als dit van Thornton Wilder, dat niet slechts tot het beste behoort wat de moderne Amerikaansche letterkunde heeft voortgebracht, maar tot het beste wat überhaupt in dezen tijd geschreven is, vrijwel in ons land onopgemerkt is gebleven. (Dat deze waardeering geen particuliere meening zonder meer kan zijn, laat zich zeer gemakkelijk vaststellen, wanneer men haar vergelijkt met hetgeen aan gene zijde onzer grenzen over dit werk geschreven is).

 

* * *

 

De opzet van het boek is ongetwijfeld origineel, doch even zeker niet de hoofdzaak. Op Vrijdag, den 20en Juli 1714, 's middags om 12 uur, breekt de oude brug van San Luis Rey, en slingert vijf reizigers in den eronder gelegen bergkloof. De levens van deze vijf menschen worden nu beschreven tot op het moment, waarop zij met het bekende noodlottige gevolg den brug betreden. Is het een toeval, dat zij juist daar en op dat oogenblik den dood vonden of heeft dit alles misschien een bedoeling?

Op dit inderdaad in onze litteratuur, voorzoover mijn weten reikt, niet alledaagsche gegeven heeft Wilder zijn roman gebaseerd. Met zeer weinig woorden, maar met woorden, waarvan er niet een enkele zou kunnen worden gemist, beeldt hij het essentieele van het leven dezer vijf menschen uit. En deze vijf kleine biographiën - het boek is niet bizonder omvangrijk: nog geen tweehonderd bladzijden - zijn stuk voor stuk een meesterwerk van diepe, door de geijkte psychologische contouren heen dringende menschen-kennis. Zooals ook Dostojewski nimmer staan blijft bij de zoogenaamde zielkundige conflicten en problemen, maar altijd dieper boort tot hij de laatste, verborgenste drijfkracht gevonden heeft van de menschelijke ziel, zoo rust ook Wilder niet, eer hij zijn personen als het ware teruggebogen heeft in het licht, waaruit hun wezen eenmaal zuiver en zonder schuld geboren werd.

Doch meent niet, dat hij dit doet op de wijze van sommige onzer zoogenaamde ‘christelijke’ romanschrijfsters, die het alles - verleiding, zonde en bekeering - met huisvrouwelijke bezorgdheid voor hun helden in orde hebben gemaakt en voor wie het leven een raadseltje is, dat men slechts behoeft om te keeren om de oplossing te kunnen lezen. Wilder weet wel, dat het met de ‘christelijkheid’ in deze wereld niet zoo eenvoudig en liefelijk gesteld is. Zijn menschen weten niet al te veel van moreel en vergeving, zij doen geen uitgezocht goede of uitgezocht slechte dingen, zij vertrouwen zelfs niet al te veel op God ... En toch doen zij meer dan alleen maar leven, zooals het ook de planten en de dieren doen. Zij verwerkelijken, ieder op zijne wijze, de liefde, gelijk die van den oorsprong af in elk schepsel als een schamel, maar onuitblusschelijk vonkje is neergelegd. En ziet, wanneer zij op dien stralenden Juli-dag de brug betreden en de aarde zich opent onder hunne voeten dan slaat hun leven als één groote laaiende vlam omhoog in den wolkeloozen hemel.

Die hen lief hadden en achterbleven met niets dan een vergankelijke herinnering, want zij lieten geen werken na duurzamer dan brons: zij waren maar gewone menschen en de eenige wier brieven de menschelijke onsterfelijkheid hebben bereikt, de markiezin de Montemayor, moest daartoe als zoo vaak eerst volkomen door haar tijdgenooten worden vergeten, ... die hen lief hadden en achterbleven zijn na wat korter of langer tijd heengegaan als zij ... ‘en alle heugenis aan die vijf zal de aarde verlaten hebben’ ... ‘Maar de liefde zal genoeg zijn geweest; al die opwellingen van liefde keeren terug tot de liefde die ze deed ontstaan. Zelfs de herinnering is niet noodig voor de liefde. Er is een land van de levenden en een land van de dooden, en de brug is liefde, het eenige overlevende, de eenige bedoeling.’

Wie het boek niet gelezen heeft, klinkt het bovenstaande citaat, waarmede het boek besloten wordt, mogelijk eenigszins triviaal. Wij gelooven, dat dit meer de schuld is van het feit, dat wij hier te doen hebben met een vertaling dan van de wijze, waarop de schrijver zelf zich heeft uitgedrukt. Doch wij meenden er goed aan te doen dit slot toch op gevaar af van het opkomen dezer veronderstelling te citeeren, al was het alleen maar om de legende de wereld uit te helpen, dat de moderne Amerikaansche litteratuur van alle contact met de laatste dingen des geestes zou zijn gespeend. Wie in de liefde, zooals zij door Thornton Wilder begrepen wordt, de uiteindelijke bedoeling des levens vermag te zien, staat niet al te ver van de erkenning af, die in de Evangeliën omtrent de liefde te lezen is.

 

R. HOUWINK