Harmonie in het Huwelijk

‘Amour, Terre Inconnue’ door Martin Maurice. - Ed. de la Nouv. Revue française. Paris 1928.

DE heer Maurice specialiseert zich, als romancier, in de studie van het geslachtsleven. Uit het boek ‘Nuit et Jour’ dat hij verleden jaar publiceerde, bleek reeds, dat hij voor dit genre een bepaalde voorliefde had. Laatstgenoemd boek was trouwens niet zonder verdiensten, en als gegeven veel interessanter dan ‘Amour, Terre inconnue’. Dit laatste werk leert ons, dat hij beslist op den ingeslagen weg wil voortgaan en voornemens is op het, volgens hem, nog niet voldoende geexploreerd gebied der liefde nieuwe ontdekkingstochten te ondernemen. Dat het hem welga!

In de eerste plaats dient opgemerkt, dat eene dergelijke specialisatie voor den romancier volstrekt geen zin heeft. Wat den romanschrijver vooral moet interesseeren, is de complete mensch, met al de reacties zijner physiologische en psychologische eigenschappen. De hartstochten, zelfs de meest afwijkende neigingen, kunnen voor hem niet anders zijn dan min of meer interessante aanduidingen of desnoods uitgangspunten voor een absoluut menschelijk conflict. Maar wanneer hij zekere physiologische functies gaat beschouwen op zichzelf, en het proces daarvan wil ontleden als een psychologisch verschijnsel, vergist zich de romanschrijver beslist.

Het onderwerp van ‘Amour, Terre inconnue’ is zeer gemakkelijk te resumeeren als volgt: het is de geschiedenis van een jonge vrouw, die het geslachtelijk verkeer met haar echtgenoot, dien zij liefheeft, niet bevredigt, en deswege betrekkingen aanknoopt met een anderen man, en wanneer deze haar verlaten heeft, van de gegeven lessen gebruik maakt om haar echtgenoot tot een meer gelukkige samenwerking op sexueel gebied te bewegen. Aldus voorgesteld, lijkt het gegeven niet zoo onmogelijk. Maar laten wij even zien hoe de roman is samengesteld. Hij vangt aan met de klassieke en vrij banale uiteenzetting à la Bourget van den familietoestand van de heldin Andrée, en de eenige in verband met het onderwerp belangrijke mededeeling is, dat Andrée in kuischen staat in het huwelijk treedt met Michel. Dan volgt de minutieuze beschrijving harer sexueele deceptie. Deceptie is eigenlijk te veel gezegd, want zij heeft zich nooit een juiste voorstelling gevormd van wat het sexueele leven zijn kon. Laten wij liever zeggen: van haar staat van onbevredigdheid, dien zij als een feit constateert, maar dien haar zuiver vrouwelijk gevoel toch niet als eene noodzakelijkheid kan aannemen. Dit alles is volstrekt niet ongewoon en de auteur vergist zich heel zeker, als hij meent, dat dit physiologisch proces eene ongekende psychologische waarde heeft. Het is, onder talrijke andere, eene der meest voorkomende aanleidingen tot het overspel.

Na zes jaar van dien mislukten huwelijkschen staat, maakt Andrée kennis met een vriend van haar man, Roland. Deze maakt haar het hof en zij bezwijkt zoo gemakkelijk en zoo vlug, dat ons dit wel eenigszins verbaast. En Andrée kent eindelijk het geluk van den gedeelden lust. Dan volgt een psychologisch portret van Roland, den verleider, en deze bladzijden behooren tot de beste van het boek. Daarna de geschiedenis van het geluk der verliefden, met enkele incidenten, zooals de jaloerschheid van Roland. Ten slotte, als Andrée weigert haar man te verlaten, verlaat Roland haar en Europa. Na een tijd van eenzaamheid en lijden, acht Andrée het geraden de op verzoek van haar minnaar met haar man afgebroken betrekkingen te hernemen, met het oog (zooals de schrijver beweert) op de mogelijke geboorte van een kind, dat haar in haar eenzaamheid zou hebben getroost. En dan gebeurt het wonder, dat tusschen de echtgenooten een intens wellustig liefdeleven ontstaat, waarvan geen van beiden vroeger de mogelijkheid vermoedde. Is het om dat alles aannemelijk te maken, dat de auteur ons nu eerst een relaas geeft van wat Michel's vroegere sexueele experimenten zijn geweest? Het is wel laat en ook wel overbodig, want wij hebben alles al lang begrepen. Wel heeft Michel een vaag vermoeden dat er iets ongewoons met Andrée is gebeurd, wij hebben reeds lang een heel andere verklaring voor het geval.

Psychologisch is de roman zeer zwak, want het is ons geen oogenblik duidelijk welken man van de twee Andrée eigenlijk liefheeft, althans

[p. 52]

in den zin, dien zij zelf aan dit woord geeft. Er is dan ook geen enkel werkelijk conflict in dit boek. Dit zou niet zoo hinderlijk zijn, indien de auteur zijn heldin niet steeds voorstelde als eene zuivere, getourmenteerde ziel, indien de schrijver een gewoon relaas der gebeurtenissen had gegeven, zonder steeds alles psychologisch te willen verklaren met enkel physiologische details.

En dit is wel het grootste bezwaar, dat ik tegen dit boek heb. Al die physiologische details zijn volstrekt overbodig, want zij zijn algemeen bekend. In een interview merkt de auteur op, dat die details nooit voldoende in 't licht werden gesteld. Het is mogelijk. Maar is het noodig? Meent de heer Maurice werkelijk, dat hij iets ontdekt heeft? Een sluier oplichten is nog niet iets ontdekken, vooral niet, wanneer iedereen weet, wat die sluier verbergt. Iedereen doet het niet, inderdaad, maar het is ten slotte niet zoo bijzonder moeilijk. Ik kan niet begrijpen, dat een schrijver met eenige cultuur eraan zou twijfelen, dat alles wat het geslachtelijk verkeer betreft, niet even goed aan de schrijvers der oudheid bekend was. De hoogerbedoelde details werden in hunne werken niet moedwillig verzwegen, want hunne moraal gebood hen zulks niet, zooals men dit van de tegenwoordige burgerlijke moraal zou kunnen zeggen. Maar in hunne werken was er heel wat tusschen de regels te lezen. Dit schijnt men thans niet meer te willen hebben. Is het niet de heer A. Gide, die zegt: ‘l'art classique est celui qui dit plus qu'il n'exprime’? Ook dien goeden smaak wil men verliezen. Wat men ook bewere, dit alles brengt geen klaarheid, integendeel.

Het schijnt, dat enkele critici - geenszins der moderne richting genegen - dit boek als een meesterwerk hebben geprezen. Daarover verbaas ik mij niet, want het is allesbehalve modern. Stendhal staat duizendmaal dichter bij ons. Het werk van den heer Maurice heeft iets schoolmeesterachtigs en soms iets plechtstatigs, dat lachwekkend is. Vooral op het terrein, waarop hij zich beweegt is dit uiterst gevaarlijk. En het is niet de stijl, die het onderwerp kan redden. De heer Maurice is ongetwijfeld zeer intelligent, maar hij heeft, naar mijn bescheiden meening, niet het kunstenaarstemperament, dat zulk onderwerp eischt, om tot een menschelijk kunstwerk te worden herschapen.

J. VAN NIJLEN