Engelsche letteren

VAN de Amerikaansche boeken die onze aandacht vragen mag in de eerste plaats wel genoemd worden Hergesheimer's Quiet Cities (Knopf). Deze schrijver is van origine: Pennsylvania Dutch; hij heeft wel een zeer merkwaardigen levensloop achter den rug en ook een langen strijd moeten voeren eer hij een schrijver van naam werd. Op éénentwintigjarigen leeftijd viel hem een legaat in den schoot en hij besteedde dit geld voor een reis naar Italië; daarna leidde hij een vrij avontuurlijk leven en ging ten slotte een langen wandeltocht ondernemen. Hij kwam daarop in aanraking met een romanschrijfster voor wie hij proeven corrigeerde. Dit bracht hem op het idee om zelf te gaan schrijven; hij schafte zich een oude schrijfmachine aan en begon zijn eerste verhaal; hij heeft het twintig maal overgemaakt, gedeelten ervan wel honderd maal. Veertien jaar later pas is het hem gelukt om een van zijn ‘short stories’ te plaatsen.

In dit boek nu beschrijft hij het leven, het doen en laten van de bewoners van acht verschillende Amerikaansche steden, een eeuw terug. Het doet mij eenigszins denken aan Jeanne Reyneke v. Stuwe's Het gevleugeld Wiel. Over het algemeen ging het in dien ‘goeden ouden tijd’ nogal rustig toe. In het Pittsburgh dier dagen werd nog door sommigen Hollandsch gesproken, bezigden sommige predikanten nog de Hollandsche taal; in die dagen kwam er echter een ommekeer, de Hollandsche invloed taande en de Engelsche taal en gebruiken vonden hoe langer hoe meer aanhangers. Het hoofdstuk dat deze stad behandelt is rijk aan Hollandsche namen, er wordt daarin gewaagd van tulpenperken; de quintessence is daarin de opstandige jeugd. Albany en Boston, Natchez bij de Mexicaansche grens met zijn katoenplantages en slavenmarkt, New Orleans en de Fransche invloed, Philadelphia en Washington's Duitsche generaal von Steuben, Lexington en Kentucky's tabakscultuur en ten slotte Charleston, dat onze generatie den knieverdraaienden dans bracht, spreken in dit boek tot ons met de stem van het verleden. Hergesheimer is erin geslaagd ons een voorstelling te geven van wat een honderd jaar geleden in de gemoederen der bevolking van die rustige stadjes omging.

Van geheel anderen aard is Plum Bun door Jessie Fauset (Elkin Mathews). Angela Murray is een negerin met een vrij blanke huid, terwijl haar zuster Virginia zeer donker is. De eene n.l. aardt meer naar de moeder, de andere naar den vader. Dit opent mogelijkheden voor diverse situaties waarvan de schrijfster ten volle partij heeft getrokken. Angela en haar moeder kunnen n.l. restaurants bezoeken welke voor Virginia en haar vader gesloten zijn, negers worden er niet toegelaten. Angela tracht nu telkens de blanken om den tuin te leiden en haar afkomst te verbergen, maar meestal wordt zij ‘ontdekt’ wanneer uitkomt dat Virginia haar zuster is. Bepaald tragisch is het overlijden van den vader geschilderd, die kou vatte omdat hij midden in den winter buiten een hospitaal moest wachten, waarin zijn vrouw na een ongeluk was opgenomen en dat door geen neger mocht worden betreden. Deze roman is een uitnemende studie van het negerprobleem en bovendien goed van opbouw en intrigue.

Alliance door Eleanor Dunbar Hall (Jarrolds) is de Forsyte Saga van een familie in Yorkshire; voor een ‘first novel’ is het zeer goed geschreven. De schrijfster behandelt niet alleen het verleden, maar ook de toekomst, want het slot speelt in 1936. Bernard Wynne en Clare Mac Ivor stammen beiden af van Nathan Umpleby, hun overgrootvader. Zijn karakter en zijn levenswandel drukken hun stempel op al zijn nakomelingen. Treffend geeft de omslag den inhoud van dit boek weer: Bernard en Clare op den voorgrond, Nathan in den achtergrond; en zoo beheerschen dan zijn kwade geest en natuur het leven van zijn dochters Naomi en Laura en van hun kinderen en kleinkinderen. De stamboom, welken wij voor in dit boek aantreffen maakt het ons gemakkelijk om uit de vele personen die in dit boek voorkomen wijs te worden. Naomi overleeft vrijwel haar geheele familie, behalve dan deze twee, en zij is eigenlijk de hoofdfiguur van dit boek naast Nathan. Het schrijven van zulk een boek is geen gemakkelijke taak, maar Miss Hall - is daarin wonderwel geslaagd.

Maurice Baring's Comfortless Memory (Heinemann) steunt volgens den schrijver op een waar verhaal, het is meer ‘Wahrheit’ dan ‘Dichtung’. Een getrouwd man tracht een jongeling voor een misstap te bewaren en raakt daardoor zelf verliefd op de vrouw waartegen hij dien heeft willen beschermen, Jenny de vriendin van zijn vrouw. Zij zwaait den scepter in een twijfelachtig milieu in Italië en ook haar reputatie is zeer twijfelachtig. Ten slotte sterft Jenny aan hartverlamming, maar verscheidene personen zagen haar op het tooneel op een oogenblik, toen zij niet meer tot de levenden behoorde en deze spookhistorie achtervolgt den held van het verhaal, vandaar de eigenaardige titel van dezen korten roman. Een zeer menschelijke ‘Abbé’, die over gezonden humor beschikt, is een der voornaamste figuren, terwijl aanhalingen van Heine zijn ingevoegd om eenige passages duidelijker te maken; Baring heeft feitelijk Robert Browning's A Light Woman in proza omgewerkt.

Veel griezeliger dan het slot van Baring's roman is A Mirror for Witches, door Esther Forbes (Heinemann). Dit heksenverhaal speelt in de zeventiende eeuw; de schipper van een Engelschen koopvaarder ontwaart een boschbrand wanneer hij voor de kust van Bretagne ten anker ligt. Vreemde gestalten dolen in dat bosch rond en ten slotte vindt hij

[p. 383]

daar een verlaten kindje, en Kaptein Bilby redt dit saterskind van den wissen dood. De verdere lotgevallen van Doll worden nu in sombere kleuren geteekend, de Bilby's trekken ten slotte naar Amerika, maar steeds door brengt Doll hun ongeluk, zij betoovert Bilby's vrouw, die in blijde verwachting was en door hocuspocus haar kindje niet krijgt. De houtsneden door Robert Gibbins zijn geheel in overeenstemming met den tekst en even luguber; de laatste hoofdstukken, Doll's liefdesavontuur met den duivel, haar zwangerschap en dood zijn een ware ‘danse macabre’.

Eenzelfde thema heeft Andrew Clark aangeslagen in The Way of Lucifer (John Lane); de handeling speelt zich echter in den modernen tijd af. Een jonge vrouw is ontevreden met haar lot en laat zich door den duivel het hof maken; ten slotte krijgt zij een kind en Lucifer is daarvan de vader. Lucien Nation, dit duivelsjong, kan zich in weelde baden, maar evenals Doll Bilby stort hij allen die met hem in aanraking komen in het verderf; het is eigenlijk een ‘Spielerei’ maar in verband met het vorengenoemde boek wilde ik dit fantastische verhaal even aanstippen.

Beatrice Kean Seymour heeft in Youth Rides Out (Chapman & Hall) de leemten aangevuld die zij in Three Wives heeft opengelaten. Wij krijgen hier nadere bijzonderheden te hooren over Lindsay's ouders en hun karakters, hun huwlijk zijn de factoren die bij Lindsay's levensloop van invloed zijn. Het boek heeft verder iets van Cats and Clover (zie in het Julinummer van dit tijdschrift), want verschillende episoden uit de moderne geschiedenis komen op het tapijt, de Boerenoorlog, Algeciras en de Groote Oorlog. Camilla Neale is het vertroetelde kind van rijke ouders. Zij kan zich maar niet begrijpen dat Lindsay het drukke moeizame leven van veearts verkiest boven een gemakkelijk leventje op het kantoor van haar vader, waarbij hij het dan finantieel ook beter zou hebben, en steeds ernstiger kibbelpartijen zijn daarvan een gevolg. Haar ouders stoken haar voortdurend op en ten slotte kan een echtscheiding niet uitblijven. Tony, die in Three Wives een der hoofdrollen vervulde, wordt nu Lindsay's assistente en zij raken op elkaar verliefd, maar Tony is reeds getrouwd; de verdere ontwikkeling van dit dilemma is uitgewerkt in Three Wives.

A Good Marriage, door Mary Brearly (Elkin Mathews) is de ironische titel van een ander huwelijk, dat even ongelukkig was als het voorgaande van Lindsay. Het gegeven speelt in Yorkshire en sommige figuren in dit boek herinneren aan Alliance, dat ik hierboven noemde. Faith Bamfield was fijngevoelig en vol beschaving; haar man, Tom Grandage, een ruwe, zelfzuchtige bruut, die veel gemeen had met zijn vader. Als het te laat is merkt Faith pas dat zij eigenlijk Jack Spofforth had moeten trouwen. Misschien was hij niet zulk een ‘goede partij’, maar zij zou met hem toch gelukkig geweest zijn. Deze roman is een uitmuntende karakterschets en het ongelukkige huwelijk, dat daarin den hoofdschotel vormt, is knap geteekend.

The High Garden door Trowbridge (Nash & Grayson) is in zekeren zin een combinatie van Swan Song en Wintersmoon. De betere ‘society’ van Londen dient ervoor als achtergrond. Het hoofdthema is echter vooral in de laatste jaren reeds herhaaldelijk met eenige variatie besproken: de bedrogen echtgenoot, die zijn kind haat omdat de moeder hem van een gewij voorzag. Wij komen het tegen in Come by Chance door Mrs. Sidgwick (Collins) en in E.M. Delafield's What is Love (Macmillan). Deze schrijver heeft er nog eenige Venetiaansche details in weten te brengen en voor een zeer onverwacht slot gezorgd, waarbij de gelieven elkaar toch krijgen en Dace, die door zijn aristocratische familieleden met den nek wordt aangezien, omdat er met zijn geboorte iets niet in orde was, komt als winnaar aan den eindpaal, hij wordt ten slotte hertog en kan tevreden zijn met zijn lot. Het is wel wat ver gezocht, maar zeer geschikt om de lange uren van een winteravond te bekorten.

ETTY LEAL