Van Gogh's Leven
en Inleiding
Bij de uitgevers Hyman, Stenfert Kroese & Van der Zande te Arnhem verschijnt dezer dagen een vertaling van Louis Piérard's Van Gogh-biografie, met de navolgende inleiding:
TERECHT is de uitgever van meening geweest, dat de vertaling van deze biografie niet mocht ontbreken in de Van Gogh-litteratuur ten onzent, welke toch reeds minder rijk is dan men wel zou wenschen. Wij hebben Vincent door bemiddeling van Fransche critici eerst betrekkelijk laat leeren kennen en bewonderen. En het is of men nog altijd eenige moeite heeft om hem ronduit als een Nederlandsch Meester te aanvaarden. Er is een zekere aarzeling in de houding ten opzichte van Vincent. Men schijnt bereid hem aan de geschiedenis der Fransche schilderkunst af te staan, maar au fond is men zeer geneigd om een deel van zijn internationalen roem ten bate van het vaderland te innen. Het komt mij voor dat Van Gogh in zijn leven en zijn werk een Nederlander is en dat het zeer moeilijk wordt hem te begrijpen, wanneer men hem uit het nationale verband losmaakt. Zijn jeugdindrukken van het Brabantsche landschap en het Brabantsche volk bepalen een goed deel van zijn werk. Zelfs, als tegenstelling, dat uit zijn Provençaalschen tijd. En zijn koppig, dweepziek protestantisme, waar zoo tal van wonderlijke levensdaden hun verklaring in vinden, moet voor ieder, die niet in bepaalde calvinistische kringen in dit land thuis is, een eeuwig raadsel blijven. Door al de ideeën en de verlangens van zijn jeugd is Van Gogh gebonden aan een zeer bepaald milieu. Deze zijn ook niet, gelijk men veelal hoort beweren, vreemd of uitzonderlijk. Ze zijn integendeel typisch voor de wijze van denken en gevoelen van gansch een historisch gevormde groep der Nederlandsche bevolking. Wat echter wel vreemd en excentrisch blijft, is de hartstocht waarmede Van Gogh deze gedachten en sentimenten doorleefd en uitgesproken heeft. Wat gewoonlijk rustig verborgen blijft in de wel-geëquilibreerde gemoederen der burgerij, krijgt door zijn exaltatie een gloed en een kracht, als hier nog maar zelden naar buiten brak. Hij doorlijdt, al wat in ons latent blijft, tot aan de grenzen van den waanzin toe; hij trekt met zijn daden de uiterste consequenties van een geesteshouding, welke ons niet vreemd is, maar waarvan wij de bittere logica liefst ontloopen. In Vincent krijgt het Calvinistisch-Nederlandsche wezen een zóó geweldige menschelijke drift, dat het boven alle grenzen uitstijgt. Maar het blijft daarom toch Nederlandsch en Calvinistisch in de fond. En alleen van die fond uitgaande is het mogelijk Vincent te benaderen.
Louis Piérard heeft het probleem van dien kant opgevat. Bovendien ging hij uit van de overtuiging dat een biografie van Van Gogh, als menschelijk document, een beteekenis en een waarde heeft, geheel buiten alle schoonheids- en kunsthistorische overwegingen om. Hij heeft zijn boekje dan ook zoo goed als geheel vrij gehouden van aesthetische beschouwingen, van persoonlijke commentaren en van min of meer geleerde critiek. Men moet dit boekje nemen voor wat het is:
LOUIS PIÉRARD
Naar een teekening door Ex (Cliché afgestaan door ‘Variétés’)
een bijdrage tot de kennis van een tragischen mensch, die bovendien een groot en merkwaardig schilder was. In een intelligente studie over Cézanne, waarschuwt de heer W. Jos. de Gruyter voor de tegenstelling: dat Van Gogh een ‘groot mensch’ en Cézanne ‘een groot kunstenaar’ was! Volkomen terecht. Het is echter zeer wel te verklaren hoe men tot deze onjuiste voorstelling is gekomen. Er is namelijk in het leven van Van Gogh een soort surplus, dat niet volkomen in zijn werk tot uitdrukking is gekomen. De biografie van Cézanne ligt gansch en al in zijn werk, en heeft daarbuiten weinig of geen belang. De biografie van Vincent is, zelfs voor wie niets van zijn schilderijen kent of verstaat, van een directe beteekenis. Men is nooit kleiner dan zijn werk, maar soms wel grooter. En ik geloof dat dit het geval was met Vincent, waarbij men moet bedenken, dat zijn oeuvre niet voltooid werd, dat zijn kunstenaarsloopbaan midden in de ontwikkeling werd afgebroken. Aan die wonderlijke biografie, aan dit verbijsterend epos van idealisme en vertwijfeling, heeft Piérard enkele belangrijke episoden toegevoegd. Hij brengt tal van détails betreffende Vincent's leven en bedrijf in de Borinage; en hij brengt vooral de atmosfeer waarin zich dit voltrok.
Verder heeft dit boek nog de groote verdienste van te zijn geschreven uit een oprechte liefde en met liefde. Er zijn ongetwijfeld diepzinniger, vernuftiger en defini-
tiever dingen over dezen mensch en zijn werk gezegd en te zeggen. Maar die zouden niet passen in de bedoeling van dit geschrift, waarvan de schrijver niet anders verwacht, dan dat het, getuigenis van bewondering en diepe genegenheid, bewondering en genegenheid kan wekken, bij hen die nog in staat zijn om, buiten alle aesthetische consideraties om, eenvoudig en eerbiedig te beminnen.
J. GRESHOFF