Uit de geschiedenis van het nieuws

De Pressa heeft een prachtige historische afdeeling

IN een uithoek van het groote terrein, waar de Pressa in Keulen op verrezen is, staat een oude kazerne. Die is opgekalefaterd; in de kamers en zalen, waar eens stramme militairen hun zwikkie poetsten en sliepen tot de reveille geblazen werd, is nu de cultuurhistorische afdeeling van de Pressa ondergebracht. Daar heerscht de rust en vrede, die alle dingen krijgen, wanneer ze geschiedenis geworden zijn. En de bezoekers storen er de rust niet, want de cultuurhistorische afdeeling krijgt bijna geen bezoekers. Ik heb er een heelen morgen gedwaald en trof er alleen een vrijgevochten stelletje, dat in de kamer van Fredericus Rex te vrijen zat.

De knappe commissie, die belast was met de inrichting van deze afdeeling, heeft een lofwaardige poging gedaan om op deze tentoonstelling nu eens een historische afdeeling in te richten, die wel de aandacht van het groote publiek zou trekken. Zij zette naast de historische documenten, voor den belangstellende van waarde, eigen creaties, die op populaire wijze dadelijk toonen waar het om gaat en het dus den oppervlakkigen man, die er ook eens langs wandelt, gemakkelijk maken. Ongetwijfeld is de poging heel goed bedoeld; maar niemand kan twee heeren dienen, zelfs de knappe koppen uit de voorbereidingscommissie niet. Deze afdeeling heeft dan ook iets tweeslachtigs gekregen. En dat is heel jammer, want de commissie had een beter resultaat verdiend voor het vele werk dat zij heeft moeten verrichten om zooveel moois, zoo ver en zoo diep weggeborgen, op te halen, bijeen te brengen en dan nog populair te ‘neugestalten’. De beste stuurlui staan aan wal. Vóór het werk staan is nog heel wat anders dan er langs wandelen, maar

[p. 242]

toch ... zou de afdeeling niet nog interessanter geworden zijn als men den draad die door alle tijdvakken loopt: de beteekenis van het nieuws, opgevat en naar voren gebracht had? Zou het bovendien niet interessant geweest zijn, zelfs voor eenvoudigen des harten, om iets te zien van den strijd om het nieuws, die door alle eeuwen heen gevoerd is? En daarnaast (zoo men wil speciaal voor den vakman) lokt een interessant onderwerp: de journalistiek-technische verwerking van het nieuws door de eeuwen.

De beteekenis van het nieuws, is het nog noodig om de geschiedenis der eeuwen te hulp te roepen om dat het groote publiek duidelijk te maken? Theoretisch niet, maar vraag eens een man van het vak, wiens taak het is om onder de menschen te gaan om nieuws te verzamelen, wat zijn ervaring is. Of liever, vraag het hem niet, want wat heeft men per slot van rekening aan verhalen van wanbegrip, tegenslag, tegenkanting en (het ergste) van onverschilligheid; men leze liever eens het ietwat zwaarwichtige, maar buitengewoon goede boekje van Münzner: Offentliche Meinung und Presse.

Waarom liet Darius, de Koning der Perzen, door zijn wereldrijk een enorm wegennet aanleggen, waarom stelde hij een koninklijken postdienst in? Om sneller dan zijn onderdanen het nieuws te ontvangen van en over zijn satrapen in de verre gewesten. Nieuws uit alle hoeken van zijn wereldrijk was de conditio sine qua non voor zijn macht. Waarom volgde het Romeinsch Imperium zijn voorbeeld? Waarom vroeg Napoleon op zijn verre tochten elken dag weer opnieuw: Wat zeggen de kranten? Omdat zij allen nieuws noodig hadden om te kunnen handelen. En wat zou thans de beursman zijn zonder nieuws uit New York, Londen en Berlijn? Hoe zou ons eigen, eenvoudig leven worden, als de krant ons niet het nieuws van de wereld bracht en wij aangewezen waren op het nieuws dat in de stadsherberg door vreemde reizigers wordt verteld?

De verleiding om op dit mooie thema door te gaan is groot, maar ook het volgend punt lokt: de strijd om het nieuws.

Zie op de Pressa den platten steen der Azteken, zie een teekening van den Marathonloop, de lichtsignalen van Agamemnon van Troje naar Mikene, de pijlen van Antonius, en bedenk dat daar werk ligt, eigenlijk van overoude verslaggevers. C. Julius Caesar richtte het eerste Staatsblad op, ‘opdat zoowel de daden van den Senaat als van het volk van Rome bewaard en uitgegeven zouden worden.’ Een der eerste berichten, die gelanceerd werden, was dat Caesar het aanbod van het Koningschap had afgeslagen. Caesar voelde de beteekenis van de krant. Zou Marcus Tullius Cicero in onze dagen niet hoofdredacteur van een wereldblad geworden zijn?

Na de ontwikkeling in klassieke tijden van den strijd om het nieuws getoond te hebben stapt de Pressa over op eigen bodem. Lang trokken de Zeitungskrämer door het land en vertelden het nieuws en ... ‘Lügen Zentner schwer’, zooals wij in een oud gedichtje op de Pressa lezen. Van gesproken krant kwam het tot geschreven, van geschreven tot gedrukte. Gutenberg, zegt de Pressa. Laat ze die pret. Aan al het rommelige drukwerk, dat in ons land op de markt komt, is het ook niet meer te zien dat Laurens Jansz. Koster in Haarlem het zijne deed. De Pressa brengt een Gutenbergdrukkerij met papiermolen, gegarandeerd antiek, in bedrijf, met meesterdrukkers en gezellen in costuum.

Hoe jonger de geschiedenis hoe rijker het materiaal. De fransche revolutie levert een schat van wetenswaardigs. 't Is eigenaardig om te zien hoe perfect in die dagen de techniek van de journalistiek reeds was.

Een correspondent van een Rijnlandsche courant beschrijft de woelige revolutiedagen. Over de beteekenis van het feit rept hij met geen woord. Wel vertelt hij dat een man, die voor den Prins van Cambest gehouden werd, met 222 degenstooten is omgebracht.

Wat praten de Amerikanen over ‘the nose for news’ als de Parijsche correspondent van een Hamburgsch blad in 1792 reeds volgend bericht geeft:

‘In den nacht van Vrijdag op Zaterdag is de guillotine van de Carousselplaats gestolen.’

Dergelijke aardige dingen liggen er te kust en te keur op de Pressa. De eerste huwelijksadvertentie ligt er, de eerste zeeslang, 't was in die oude tijden net als nu. Zelfs wat de houding tegenover journalisten betreft. Want Frederik de Groote liet eens voor 50 thaler een journalist een pak slaag geven, maar schrijven deed hij zoo: Zeitungen dürfen nicht geniret werden.

 

F.S.