Engelsche letteren

WAAR sinds Versailles een streven bestaat om onderlingen naijver tusschen de verschillende volkeren te doen verdwijnen, waar men het erop aanlegt om een betere verstandhouding te krijgen, welke een vruchtbaarder samenwerking mogelijk maakt en er zeer vele vereenigingen zijn, welke zich ten doel stellen het bevorderen van een betere onderlinge verhouding, zooals b.v. het Verbond voor Volkenbond en Vrede, wil ik op deze plaats de aandacht vestigen op hetgeen door het z.g. Rotary verband tot stand wordt gebracht. Verleden jaar bezochten duizenden Rotarians ons land toen zij hun congres te Ostende hielden. De Rotary-gedachte is in Amerika ontstaan en waar in de Pers af en toe berichten worden geplaatst over deze groep van vereenigingen welke haar leden over den heelen aardbol verspreid vindt, zijn er allicht lezers die daar meer van willen weten; in een handig aardig gebonden verhandeling getiteld: The Meaning of Rotary, waarvoor niemand minder dan Galsworthy de inleiding heeft geschreven, dat wordt uitgegeven door Percy Lund, Humphries & Co. Ltd. te London, kan men zijn licht opsteken. De vader van deze gedachte, die als grondslag heeft algemeene verbroedering, Paul P. Harris, was de stichter van de eerste Rotary Club en zijn conterfeitsel neemt dan ook in deze uitgave de eereplaats in.

In deze dagen van werkloosheid zijn het juist de acteurs die in de ongelukkige omstandigheid verkeeren, dat het voor hen zooveel moeilijker is om een baantje te krijgen dan voor kunstbroeders die andere muzen dienen. Een musicus, een schrijver, een schilder of beeldhouwer krijgt veel eerder de kans om zijn talenten productief te maken; een acteur zonder werk valt het lang niet gemakkelijk om de aandacht van een directeur te trekken, zóó, dat hij in de gelegenheid wordt gesteld om een proeve van zijn kunnen af te leggen. Hoe moeilijk het acteursleven is, hoe vele teleurstellingen den beginneling wachten, komt wel zeer duidelijk uit in de autobiografie van George Arliss: On the Stage (Murray, prijs 16 sh.). Arliss heeft het niet alleen tot roem maar ook tot rijkdom gebracht, maar Amerika, dat Eldorado voor kunstenaars, heeft hem de beste kansen gegeven. Op onderhoudende wijze vertelt hij van zijn jeugd, van zijn vader, die evenals hij een monocle droeg en daarom ‘De Hertog’ werd genoemd, een man die op speculatieve wijze dagbladen trachtte uit te geven; gedurende generaties was deze familie in het drukkers- en uitgeversvak werkzaam geweest en zoo werd Arliss dan ook geboren in dat district van Londen, waarin toentertijd het zwaartepunt van de uitgeverij lag, onder den rook van Mudie's Library in Bloomsbury, en de hoofdstukken gewijd aan

[p. 212]



illustratie
GEORGE C. FOSTER
Auteur van: ‘Cats and Clover’. Hij is een vlugge werker, die 1000-2000 woorden per uur neer kan schrijven. Evenals Wodehouse die ook voor Jenkins schrijft, is hij een gepassioneerd golfspeler.


een Zondag in die buurt behooren wel tot de beste van dit vlotte boek. In later jaren trad Arliss ook voor de Film op, ik zag hem eens in zijn creatie van Disraeli, welke meesterlijk was. Zij, die de plankenwereld een warm hart toedragen, zullen de biografie van Arliss gaarne ter hand nemen; wie eens hartelijk lachen wil leze: The best Theatre Stories, uitgave van The Richards Press, waarin vroolijke verhalen van achter de coulissen en voor het voetlicht in een handig deeltje bijeen zijn gebracht (Prijs: 1 shilling). Voor hen die zich voor dit soort litteratuur interesseeren, laat ik nog een lijstje volgen van eenige boeken die zich eveneens met het tooneel bezighouden: Behind the scenes with Cyril Maude (Murray, 16 sh.).

Idols of the Halls door Chance Newton (Heath Cranton 12.6).

Albert de Courville's: I'll Tell You, dat spoedig verschijnt.

Romans

In het Aprilnummer van dit tijdschrift heb ik eenige romans genoemd welke gelijk de Opstandigen zich occupeeren met enkele opeenvolgende generaties. Het groote bezwaar aan zulke romans verbonden is, dat de lezer zich bij den aanvang van elke periode weer geheel in alle karakters die daarin optreden moet inwerken, wat dikwijls vermoeit. De kritiek heeft dan ook dienaangaande niet gezwegen en toen Foster dit hoorde, heeft hij als bewijs dat een roman over vier generaties instede van de traditioneele drie niet alleen zeer onderhoudend kan zijn, maar ook zonder inspanning en vermoeienis gelezen kan worden, zijn: Cats and Clover geschreven (Jenkins). Wij maken daarin kennis met John Woden, die in 1827 geboren wordt als zoon van een behoeftigen predikant. Wanneer zijn vader komt te overlijden, nadat hij eenige jaren als weduwnaar voor zijn telg gezorgd heeft, begeeft de jonge John zich naar Londen, waar hij bij Uncle Brown, die een apotheek en drogistzaak heeft, aan diens nering een nieuw leven weet in te blazen. Op weinig scrupuleuze wijze heeft hij daar zijn eerste amourette, en zijn onwettige zoon, die uit die verhouding geboren wordt, speelt in zijn later leven een zekere rol, evenals een onwettige dochter die in Yankeeland het levenslicht aanschouwt. John maakt veel in zijn leven door, barricadenoorlog in Parijs, oproer in Weenen, wapensmokkel in den oorlog tusschen Noord en Zuid in Amerika, maar hij klimt geleidelijk aan op den maatschappelijken ladder. Hij is de geboren avonturier en de wijze waarop hij zijn bruidje schaakt en zijn medeminnaar tevens aan de stembus verslaat, waardoor hij in het Parlement komt, getuigen van brutalen durf, zooals zijn heele leven niets anders was dan met ijzeren volharding en vrijmoedigheid op het gestelde doel af te gaan. Lizzy die door hem verlaten werd, de vrouw die hij bedroog, doemt telkens op den vooravond van een ramp in haar witte kleeren met de kaars in de hand voor hem op, wanneer een nieuwe ramp zijn familie zal treffen, wanneer de dood de hand uitstrekt raar een van hen die hem dierbaar zijn. En zoo wordt dan langzamerhand alles wat hem lief is van hem weggenomen. Al wordt hij dan ook baron, later Lord, zijn zoons komen om, een ervan bij de Titanic-ramp. Elke groote ramp die Engeland getroffen heeft, oorlogen, wisselingen in gouvernement, tot aan den grooten oorlog toe, zij passeeren de revue en alleen daarom reeds is dit boek de lectuur waard. Het is de geschiedenis van Engeland, op onderhoudende wijze opgedischt. Foster moet een Lord Rhondda voor oogen gehad hebben toen hij dit boek schreef, een der industriekoningen van Albion. Het is echter allerminst een boek voor bakvischjes en Foster is al even openhartig als Gerhardi, die ook nooit een blad voor zijn mond neemt. Door het heele boek echter waait een frissche geest en de schrijver heeft het doel dat hij voor oogen had met alle eer bereikt, het is een voortreffelijke roman.

Through Beds of Stone door M.L. Haskins (Macmillan) is een ‘first novel’ van een schrijfster die met haar eerste poging op dit gebied niet zonder succes is gebleven. Het boek is echter te lang, ruim 500 pagina's en hoewel haar hoofdpersoon, Margareth Meredith, uitmuntend geteekend is, niet het minst in de scènes op de kinderkamer (die bepaald uniek zijn), het verhaal is te veel uitgesponnen. Ook ontbreekt hier de ‘happy ending’ en de oorlog komt ook hier even op het tapijt. De verschillende mannen die in Margareth's leven een groote rol speelden zijn knap uitgebeeld en wel het best is de verhouding van vader en dochter weergegeven, een vriendschap en een vertrouwen tusschen Meredith en zijn kind, zooals die zeldzaam voorkomt en die wij hun benijden. Margareth toont in haar jeugd reeds talent voor de journalistiek en brengt het later tot sub-redactrice, terwijl zij ook eenige romans weet te schrijven. Ook de schrijvers met wie zij in aanraking komt door haar beroep drukken hun stempel op haar levensloop. De karakterstudies van Miss Haskins beloven veel voor de toekomst.

Mottram noemde ik eveneens in de besprekingen, die ik in April gaf. Onlangs verscheen zijn: The English Miss (Chatto & Windus). Mottram brengt ons hier in de kringen der Londensche voorsteden, de suburbs. Marny Childers, een echte ‘Tomboy’, die vroeg haar moeder heeft verloren, woont in een van die sombere huisjes met haar vader naast de familie Proud-

[p. 213]

ford, bestaande uit Pa, Ma en hun zoon Rex. Proudford Sr. is een oude snoeper, die het met de huwlijkstrouw niet erg nauw neemt en als door den oorlog bobbed hair en korte rokken hun intrede doen, is er geen houden meer aan. Tot haar droefheid moet Margareth ervaren dat Rex van Pa in dat opzicht ook iets mee heeft gekregen. Hoe zij daar achter komt en wat haar verder lot is moet de lezer zelf ervaren; men zij echter gerust, hier is wel het: ‘Eind goed, al goed’.

Daar het Negervraagstuk tot de ‘questions brûlantes’ behoort, die de politiek van Amerika beheerschen, evenals het drankvraagstuk, is het geen wonder dat er thans ook een roman is uitgekomen waarin dit onderwerp op den voorgrond treedt: Quicksand van Nella Larsen (Knopf), ook al een ‘first novel’; het is uitstekend van bouw en de verschillende personen die in dit melodrama optreden zijn verdienstelijk geschetst. Helga Crane, de heldin van het verhaal, weet eigenlijk nooit wat zij wil, zij is nergens met haar lot tevreden en hoewel zij de kans krijgt om in Europa, waar men niet op negers neerziet, waar men ze veelal eerder appreciëert (en zelfs hun muziek en dans na-aapt) een goed huwlijk te doen, laat door haar onevenwichtigheid de ‘chance of a lifetime’ passeeren. Ten slotte huwt zij een neger-predikant en krijgt tallooze kinderen! Ook de ‘Wild West’ en wat daarmede samenhangt neemt een voorname plaats in de litteratuur van Yankeeland in; doch ook hier hebben wij veelal zeer veel belangstelling voor Tom Mix, cowboys en Indianen. Zane Grey is een waardig opvolger van Cooper en in zijn: Forlorn River (Hodder & Stoughton) vinden wij weer de noodige rodeo-stunts, sheriffs met hun sterretje op de borst en ook de romantiek is niet vergeten, vooral die bij maneschijn!

Om in Amerikaansche sfeer te blijven mag ook nog wel de aandacht gevestigd worden op But they Marry Brunettes door Anita Loos (Brentano), waarin Dorothy, die wij reeds kennen uit Gentlemen Prefer Blondes, nader onder de loupe genomen wordt; de schrijfster die over gezonden humor beschikt verveelt ons geen oogenblik; natuurlijk is dit geen serieuze litteratuur maar een amusement. In die lijn valt ook: Captain Java door Louis Moresby (Harrep), het pseudoniem waarachter Mrs. Adams Beck zich verschuilt. Het is een verhaal van de Stille Zuidzee, waarin twee oude rotten van het zeemansgilde, gepensionneerde kapteins ter koopvaardij, oompje spelen over een aanvallig meisje ... totdat zij hem ontmoet. Een aardig frisch verhaal, dat ons eenige aangename uren van verpoozing brengt.

Ten slotte nog een griezelhistorie, The Marloe Mansions Murder door Adam Gordon Macleod (Harrap); chantage, moord en doodslag, een verliefd paartje en geheime deuren en liften, knappe speurders en een onverwachte ontknooping, analoog met die welke in The Death of a Diplomat voorkomt, (zie de Juni-aflevering van dit tijdschrift) zijn de ingrediënten waaruit deze zenuwschokkende cocktail is samengesteld; men leze dit verhaal vooral niet in den laten avond, daar men dan kans heeft op een nachtmerrie!

ETTY-LEAL