Necrologie

Vicente Blasco Ibanez †

DE beroemde Spaansche romancier Blasco Ibanez, die in zijn villa Fontana Rosa te Menton is overleden, werd in 1867 te Valencia geboren, waar hij in het dagblad van zijn vader, de ‘Pueblo’, voor het eerst zijn pen scherpte. Jong nog hield hij tal van meetings, om weldra de erkende leider te worden van de Spaansche Republikeinen. In Argentinië, waar hij langen tijd leefde en een uitgevershuis bezat, werd hij betrokken in de troebelen tijdens den Cubaanschen oorlog en moest naar Italië vluchten. Teruggekeerd in Spanje werd hij er voor een krijgsraad gedaagd en tot 4 jaar gevangenisstraf veroordeeld. De amnestie gaf hem een jaar later de vrijheid terug en hij werd als leader van de oppositie tot afgevaardigde voor Valencia bij de Cortez gekozen. Later verliet hij de politiek en keerde in 1911 naar Argentinië terug. In 1914 toonde hij zich door het woord en de pen een vurig voorstander van de geallieerden. Na een jarenlang verblijf in de Vereenigde

illustratie

Staten, waar de vertalingen van zijn romans een reusachtig succes vonden, vestigde hij zich definitief in Frankrijk en verbleef deels te Parijs, deels te Menton. Hier schreef hij, in 1925, het bekende heftige pamphlet tegen Alfonso XIII, wat hem de verbeurdverklaring van zijn goederen kostte.

Als romancier onderging hij een diepen invloed van de naturalistische school. Evenwel waren hem de leerstelsels meer een ethiek dan een esthetiek. De kunst van het schrijven, den stijl, beschouwde hij als de minst belangrijke hoedanigheid van den romancier. Het was er hem in de eerste plaats om te doen zijn helden

[p. 57]



illustratie
FRANZ MOLNAR
die deze maand te Boedapest zijn vijftigsten verjaardag vierde.


leven in te blazen. Alle zijn verhalen zijn gedragen door een onverwoestbaren levensdrang. Steeds ligt de kleur meer in de beweging dan in het woord, zelfs daar waar hij de atmosfeer van Toledo op ontroerende wijze weet weer te geven of den wanhopigen droom van een geniaal kunstenaar schetst. Alle zijn werken dragen den stempel van het latijnsche genie dat exaltatie weet te paren aan klaarheid en rijke vinding. Wat hij over het werk van Balzac schreef, kan voor hem zelf getuigen: een kunstenaar zonder verbeelding is nooit een romancier, terwijl een schrijver zonder stijl er een geniale kan zijn. De dood verrastte hem tijdens de voorbereiding van twee werken, waarin hij het verleden zou doen herleven, een eerste over de kruistochten, een ander over de geheimen van de Inkwisitie.

 

* * *

Gustave Simon †

En het Litteraire Testament van Victor Hugo

 

MET Gustave Simon is een sympathieke figuur uit het Parijsche literaire leven verdwenen. Hij overleed, 79 jaar oud, in hetzelfde appartement op de Place de la Madeleine, waar hij geboren was en dat hij nooit had verlaten. Toen hem zijn vader, die lid van de regeering was, in 1870 tot zijn secretaris nam, verkoos Gustave, die in de medicijnen had gestudeerd, bij de belegering van Parijs op de voorposten de zieken te verplegen.

Na den oorlog wijdde hij zich aan de letteren. Hij liet een boekje van aangename philosophie verschijnen: ‘L'Art de vivre’, waarop later onder meer volgden ‘Le Roman de Sainte Beuve’, ‘La Vie d'une Femme’, ‘Les Visites Académiques’, ‘L'Enfance de Victor Hugo’, ‘Les Lettres de Louise Michel’, alle werken die een licht werpen op de intimiteit van Victor Hugo of op zijn tijd.

Want men mag wel zeggen dat Gustave Simon zijn geheele leven heeft gewijd aan den roem van Victor Hugo. Hij had reeds Paul Meurice, den gewezen secretaris, en later administrateur van de literaire nalatenschap van Victor Hugo, bijgestaan bij de uitgave van Le Rhin in de editie van de Imprimerie Nationale; en toen Meurice in 1905 overleed, volgde Simon hem op in de hoedanigheid van executeur testamentaire. Hij hield nauwlettend toezicht over de herdrukken, liet onuitgegeven werk verschijnen, en onderhandelde met schouwburgdirecteuren en filmmaatschappijen. Dank zij zijn rustelooze bemoeiïngen kon hij jaarlijks ongeveer 100.000 francs inzamelen, waarvan het grootste deel werd opgeleverd door de vergunningen aan de buitenlandsche bioscopen.

Men kan zich afvragen of het niet de liefde tot Victor Hugo was die hem tot het spiritisme dreef. Hij publiceerde het onder de spiritisten goed aangeschreven werk: ‘Les Tables tournantes de Jersey’, waarvan een tweede deel gereed was bij zijn overlijden. Hij was er innig van overtuigd dat Victor Hugo langs den omweg van een tafeltje af en toe met hem een praatje kwam slaan.

Nu Gustave Simon verdwenen is blijven in de Editions Nationales nog veertien volumen van Hugo te verschijnen, waarvoor de teksten zijn gekozen. De bedoeling was de reeks te sluiten met een onuitgegeven boekdeel dat den titel zou dragen, reeds door Victor Hugo gekozen, namelijk ‘Océan, prose et vers’.

 

* * *

 

Als opvolger van G. Simon, in de hoedanigheid van president der Fondations Victor-Hugo, worden Edouard Herriot en Louis Barthou genoemd.

Wie zal hem echter opvolgen als executeur testamentaire? Het is een ontzaglijke taak, in dezen zin, dat het literaire testament van Victor Hugo tot hiertoe nauwelijks een begin van uitvoering heeft gekregen. Alle handschriften, eerste versies, nota's, werden door Hugo aan de Bibliothèque Nationale gelegateerd. Veertig jaar geleden maakte de conservator der handschriften zich geenszins druk om wat de dichter, die onder het Tweede Keizerrijk niet in een geur van heiligheid stond, had nagelaten. Den literairen erfgenaam werd goedschiks toegelaten over de brouillons en nota's te beschikken tot de editie bij Ollendorf klaar zou zijn. Ook de handschriften kwamen vooreerst niet in de bibliotheek terecht. Wat het onuitgegeven werk betreft zijn nu eindelijk een half dozijn ijzeren kasten verzegeld die alles bevatten wat sedert een halve eeuw aan de Bibliothèque Nationale toekomt en waarvan het publiek niets kent.

Van 1904 tot 1924 kwamen tallooze edities tot stand zonder dat een uitgever het bestaan had vermoed van Hugo's bibliotheek te Guernesey.

‘Quatre-vingt-treize’ was de eerste roman, waarvan men de nota's door Victor Hugo in zijn werkkamer nagelaten, ten nutte maakte. Terwijl de legende wilde, dat Hugo niet las, blijkt het uit de drie duizend geannoteerde volumes uit zijn bibliotheek, uit de dossiers die hij over tallooze onderwerpen aanlegde, dat hij integendeel een onvermoeibaar zoeker en uitpluizer was. Zij laten toe, met meer nauwkeurigheid dan vroeger mogelijk was, na te gaan hoe het reusachtig oeuvre werd ontworpen en tot stand kwam.

Roland-Marcel, de huidige administrateur van de Bibliothèque Nationale, zal er ongetwijfeld op staan dat het literaire testament van Victor Hugo eindelijk zijn beslag krijgt. In dit jaar van des dichters eeuwfeest, zou dit ongetwijfeld de beste hulde zijn.

 

* * *

J. Nordahl Rolfsen †

TE Oslo is de beminnelijke Noorsche schrijver Johan Nordahl Rolfsen overleden. Hij was te Bergen geboren in 1848, en stamde langs moeders zijde af van den beroemden bisschop en dichter Johan Nordahl Brun, wiens lyrische gaven hij

[p. 58]

scheen te hebben geërfd. Van schooldirecteur werd hij adviseur aan het Nationaal tooneel te Bergen. Na een kort verblijf in Denemarken vestigde hij zich definitief te Oslo, waar hij groot succes behaalde met zijn comedie ‘Svein Uroed’. Later publiceerde hij bijna uitsluitend boeken voor kinderen, en zijn leesboek voor de scholen, waaraan hij verscheidene jaren werkte, wordt als een merkwaardige proeve op dit gebied beschouwd, en geniet bij de jeugd een onvermengden bijval.

 

* * *

Raymond de la tour du Villard †

IN den ouderdom van 66 jaar is Raymond de La Tour du Villard overleden. Slechts een kleine schaar vrienden volgde hem naar de Madeleine. Zijn literaire bagage was dan ook gering en zeker niet van den aard om hem het succes van de menigte te verzekeren. Hij was feitelijk een man van de 18e eeuw, met de glimlachende philosophie, den fijnen geest, en de wat ironische vroolijkheid en toegevendheid van dezen tijd.

De verzenbundel van zijn twintigste jaar ‘Rêveries et Souvenirs’ verraadde weliswaar een fijnzinnig dichter, doch tot in 1914 werd al zijn tijd en talent opgeslorpt door dagelijksche artikelen in de bladen ‘Univers’ en ‘Soleil’, waarvan hij redactie-secretaris was.

Na den oorlog bezorgde Jean Giraudoux hem een betrekking aan het departement van Buitenlandsche Zaken. Op het einde van zijn leven gaf. hij in de editie van La Connaissance de bekende uitgave der brieven van Stendhal aan zijn zuster Pauline.