De Madonna der slaapwagens
BOVENSTAANDE roman van Maurice Dekobra werd vertaald door Andries de Rosa en uitgegeven door de Venn. Zuid-Holland te 's Gravenhage.
Maurice Dekobra wordt genoemd als één van de meest gelezen buitenlandsche auteurs. Alleen in het Fransch werden van ‘La Madone des Sleepings’ 500.000 exemplaren verspreid.
Dekobra verdient als romanschrijver minstens zooveel als d'Annunzio, Pirandello, Daudet, Shaw en andere groote schrijvers.
(Photo Meurisse)
Maurice Dekobra en de foto's zijner lezeressen
Deze weldoener der letterkundigen heeft onlangs een fonds gesticht waaruit ieder jaar aan den auteur van den besten avonturen-roman een bedrag van 3000 francs zal moeten worden uitgekeerd. Eenige jaren geleden nog gewoon journalist en correspondent van een Fransch dagblad is zijn literaire schrijflust in hevigheid toegenomen en tot de fabricatie van romans overgegaan. En alsof de vertaler bevreesd is, dat zijn geest met dien van Maurice vereenzelvigd zal worden, stelt hij er prijs op, te verklaren, dat de in dit boek gegeven karakteristiek van zekere personen en toestanden der Sovjet-republiek geenszins beschouwd moge worden als overeenstemmend met de meeningen van den vertaler. Heel belangwekkend is die verklaring niet. En men vraagt zich af of de heer Andries de Rosa aan den eenen kant niet vijandig tegenover het communisme staat en aan de andere zijde een roman bewerkt waarin een mannelijke sovjet-gedelegeerde als een krankzinnige sadist en een vrouwelijke sovjetafgevaardigde als een monster van wreedheid wordt voorgesteld.
Dit boek is een afzichtelijk product van een door-en-door intellectueel-ziek overgangstijdperk. Brutaal, pervers, mondain, ‘cosmopolitisch’, - dat woord trekt! - sensationeel, knap, vaardig en vlot, werd dit werk een mengsel van onwaarachtigheid, reclamezucht en geestverblinding. Dekobra is een vermetel scribent, die naar den zinnenprikkelenden geest van dezen tijd: Sensatie en Perversiteit, listig en lustig schrijft. Er huist een duivelgeest in dezen man. Telkens lonkt een ontaarde sensualiteit om den hoek van dit boek. Dekobra is volstrekt onvermogend om werkelijk-levende figuren te beelden. Als hij op pagina 79 een Russischen volkscommissaris na afloop van een vrijgezellen-dinertje een dessertvorkje laat steken in de borst eener als natafelgerecht opgedischte blondine, - het geschiedt in een Berlijnsch restaurant, - gevoelt men zijn onmacht om het sadisme in zijn afschuwelijke ontaarding zóó te beelden, dat het een stuk weerzinwekkende werkelijkheid wordt. Dekobra geeft niet meer dan de sensatie van het ‘geval’. Nergens gemotiveerd, nergens verklaard uit aard en wezen van den gedegenereerden Rus. En zoo'n perverse wellusteling zou volkscommissaris zijn!? Die man zou bewerkstelligen, dat een concessie werd verleend ten gunste van Lady Wynham, waardoor met de exploitatie van petroleumbronnen een kapitaal van 80 tot 100 millioen in de handjes van deze Schotsche Schoone valt? En dat nog wel met de volgende woorden:
‘Lady Wynham is zeer schoon. Zeg haar, dat alle geschenken van Artaxerxes me koud laten. Ik zal alle papieren voor de concessie in orde hebben gemaakt op den ochtend, dat zij in mijn armen zal ontwaken’.
Laat de heer Dekobra dergelijken nonsens uit de rhetorische school zijn onnoozele Fransche lezers of hysterische duitsche juffers wijs maken, wij, hollanders, loopen er niet in!
Na verschijning van deze ‘Madonna’ vraagt men zich af: in welke waanzinnige wereld leven wij toch, waarvan de overheid een kunstwerk als Gorki's Moeder, in welken vorm, hetzij als film, hetzij als tooneelwerk, verbiedt, maar de uit perverse en sensationeele verbeelding geschreven romannetjes rustig op de boekenmarkt laat verschijnen.
Nergens verzet. Nergens een klacht. Om van een luid protest maar niet eens te spreken. Zou de nuchtere Nederlander zwijgzaam maar wijsgeerig denken, dat al deze vooze tijdsverschijnselen vanzelf sterven?
Intusschen is monsieur Dekobra ‘un homme arrivé!’ In een interview met Leopold Prinz zu Löwenstein koketteert hij ermee van 154 vrouwen, - hij heeft ze geteld! - uit verschillende werelddeelen brieven te hebben ontvangen, die allen in den waan verkeerden, dat zij de Heldin van zijn roman (lady Diana) zouden zijn geweest.
Brief I. | Ach, Herr Dekobra, Sie haben mir mit Ihrem Buch: Madonna im Schlafcoupé schlaflose Nächte bereitet ... |
Brief II. | Ach, Herr Dekobra, Ihre Madonna könnte meine Zwillingsschwester sein. Sie ist blond. Ich bin braun. |
Zóó bruin gebakken werd de reclame van een schrijver voor zijn eigen werk nog nimmer opgedischt.
In een duitsch tijdschrift staat de heer Dekobra met talrijke zijner lezeressen afgebeeld, en iets verder wordt medegedeeld, dat er in Italië een soort van ‘Dekobrisme’ heerscht. Na een enquête wie de meest gelezen auteur zou zijn verkreeg Dekobra 61% van de stemmen. Maar de redacteur van de ‘Mattino’ te Napels heeft blijkbaar zijn gezond verstand niet verloren, want hij verklaart onomwonden:
‘Je crois que l' Italie est actuellement syphilisée au 3me degré de Dekobrisme’.
Dit zijn tijdverschijnselen van een gevaarlijk soort. De hollandsche vrouwen en jonge meisjes zijn over het algemeen te nuchter om zich het hoofd op hol te laten brengen door opzienbarend geschrijf, door de publicatie van streelende brieven als reclamemiddel. Blond, bruin of zwart, - slapelooze nachten zullen ze er niet door hebben. Maar de pijnlijke kant van het geval is, dat de heer Dekobra inderdaad talent, d.i. schrijfvaardigheid bezit doch dit ‘talent’ in dienst stelt van de Sensatie en Perversiteit, kenmerkende ontaardingsverschijnselen waarvan deze penneridder van de droevige figuur financieel profiteert.
Dit ware hem gegund, indien hij het niet door zulk leugenachtig geschrijf en oogverblindende reclame verkreeg, waartegen een stem van verzet moge klinken in het koor van vleiende briefschrijfsters aan dezen geraffineerden publicist.
FRANS HULLEMAN