[p. 24]

Coen in patria747

I
Reael

9 September 1623 kwam Coen met de schepen Mauritius, Walcheren, Alckmaer en Delfshaven in het vaderland aan. Waarheen hij zijn eerste schreden gericht heeft? wij vernemen het niet; - verschillende plaatsen moet hij bezocht hebben. ‘De heeren bewindthebberen,’ schrijft hij 21 October 1623 aan de Carpentier en Raden, ‘gelijck mede de heeren regenten van de steden ende landen, daer geweest ben, bethoonen ons

[p. 25]

veel eere.’748 Slechts van één bezoek is schriftelijk relaas tot ons gekomen. De resolutiën der Staten-Generaal vermelden op 21 September 1623:

‘Is ter vergaderinge gecompareert met twee gedeputeerden van de Seventiene van de Oost-Indische Compagnie de gewesen Generael in de Oostindien Coene, uyt de Oostindien gecomen mette vier schepen laest van daer gecomen; heeft gedaen rapport van het succes van de vier voorgenomen expeditien in Oostindien in verscheyden quartieren,749 ende in wat staet hy de saecken aldaer gelaten heeft, ende de resolutien aldaer genomen om de Oost-Indische Compagnie voortaen te mogen houden buyten soo groote costen als die dus lange gedaen ende gedragen hebben, mitsgaders van sijn reyse in 't thuyscommen. De voorsz. Generael is voor sijn gedaene goede debvoiren bedanct, ende versocht sijn rapport over te geven by geschrifte, 't welck hy aengenomen heeft te sullen doen.’750

Coen is dus eerder verschenen in de vergadering der Staten-Generaal dan in die der XVII, die op het oogenblik van zijn aankomst niet bijeen waren;751 wij zien hem echter door twee

[p. 26]

leden hunner permanente commissie vergezeld. De voordracht van 21 September is bewaard in den vorm, waarin zij 24 November 1623 schriftelijk aan de Staten-Generaal is overgeleverd. ‘De Generael Coenen,’ vermelden de resolutiën van dien dag, heeft gepresenteert sijn rapport in geschrifte 't welck hy t'syner wedercompste uyt Oostindien by monde hadde gedaen, waarover hy is bedanct.’

Het is een wijdloopig stuk, dat in twee hoofddeelen vervalt: ‘hoe aen de possessie van verscheyde landen gecomen sijn,’ en ‘wat verder na onse opinie ten gemeenen beste gedaen dient.’ In het historisch gedeelte vermeldt Coen de gebeurtenissen van vroegeren en die van zijn eigen tijd, in een onpersoonlijk overzicht, waarin zijn eigen naam maar éénmaal (bij de vermelding der reductie van Banda in 1621752) verschijnt. Daarna vervolgt hij:

‘Een groot deel van de eerste middelen van de Vereenichde Compagnie sijn geconsumeert, om de Molucos, Amboina ende Banda te verseeckeren; daerna, doen met gelt goede proffyten te doene waren, wasser gelt gebreck, ende de Engelschen gingen met de proffyten deur; doen redelicke somme gelt gesonden wiert, quam 't gelt t'onpas, de goederen waren in Indien zeer duir, niet wel te becomen, ende men viel in gebreck van schepen. Dese occasie door d'Engelschen waergenomen zynde, onderstonden sy de Nederlantsche Compagnie met openbaer gewelt te ruyneren, ende alsoo noodich was, dat daertegen macht van schepen ende volck naer Indien gesonden wiert, is de Nederlantsche Compagnie door de gedaene extraordinarie groote equipagie ende de quaede afftreck der speceryen in Europa in extraordinaire groote belastinge vervallen, ten tyde als vele daer minst op dachten, ende rijcke uytdeelinge verhoopt hadden, welck veel onlust in velen veroorsaect heeft.’753

In Indië is handel gedreven en oorlog gevoerd ‘na de middelen geweest zijn.... In Suratte en alle omliggende landen van Cabo de Commorijn tot Cabo de Bona Esperance incluys, daer de Portugesen ende Engelschen zoo treffelijcken handel dryven, heeft de Compagnie tot noch toe weynich off niet

[p. 27]

gehandelt ende weynich versocht; op de groote landen van Sumatra, Bengala, Patana, Siam is mede weynich handel gedaen; niet eer dan in 't jaar 1622 is middel gevonden om behoorlijck na de alderrijcxte handel van China te trachten; op de cust van Manila, Malacca, Ceylon, Goa ende Mossambycque sijn bywylen te water met differente successen wel eenige vliegende tochten gedaen omme den vyandt zynen handel te beletten, maar omme zelfs den handel te vercrygen, den vyandt ende geveynsde vrinden doot te varen, weynich ofte niet is daertoe onderleyt.... De tocht anno 1622 op de custe van China gedreven is voor de eerste reys genoechsaem infructueus gevallen.’754

Hoe het feit te verklaren, dat de eerste tochten naar Indië ondernomen, beter gerendeerd hebben dan sedert 1602 de expeditiën der V.O.C.? Coen ziet vijf oorzaken, gelegen in: 1o. te onvoordeeligen inkoop der retouren; 2o. te groote equipage; 3o. te hooge onkosten in Indië; 4o. te geringen omvang van den inlandschen handel; 5o. te geringen aanplant van kolonie.

I. ‘'t Is principael bygecomen, vermits de Nederlanders, Engelschen ende Francen de peper tegen malcanderen zeer opjaechden, al te veel op eene tijt in Europa brachten, ende die daer elck voor ander weder zochten te venten. Met de nagelen is deze cladderye door d'Engelschen mede begost. Hierinne can met geen contracten noch reglementen versien worden, soo lange uyt differente jurisdictien ende met differente beursen gevaren wort, want elck altoos sijn bysonder voordeel voor 't gemeene prefereert.’755

II. ‘D'equipagien sijn eenige jaeren soo groot ende swaer gevallen, dat de Compagnie daerdoor met merckelicke groote somme, a deposito gelicht, beswaert is; hoe noodich de uytrustinge van veel schepen geweest is, heeft de macht van den vyandt, 't quaet voornemen der Engelschen, ende de ontrouwe van de Mooren geleert.... Schriftelijck is de Compagnie vercondicht, dat voor een tijt, om een goet deel van haer lasten af te leggen, wel nalaten mogen om veel schepen nae Indien te senden, niettegenstaende daer wel veel volck noo-

[p. 28]

dich is, ende die niet dan met veel schepen in Indien crygen connen, doch zoo men langen tijt al te spaersaem equipeert ende geen particulieren op redelijcke conditie op haer eygen cost ende risico derrewaerts laet varen, soo sal de Compagnie wederom in veel swaricheyt vervallen, ende sterck equiperende is te duchten dat alle de gewenschte proffyten, gelijck voor desen, aen oncosten consumeren sullen, soodat de Compagnie met cleene, groote, noch middelbare equipagien niet bestaen can, tenzy dat de geconquesteerde ende beseten landen eerst gepeupleert werden.’756

III. ‘D'oncosten in Indien beloopen de drie joncxte jaren 48 tonnen gouts, 't welck veel meer is dan al 't capitael dat de Compagnie nae Indien sent; meer dan al de winst van den inlantsen handel ende de prinsen van den vyant. Met goede menagie, goeden regel op d'inlantschen handel, ende d'aenplantinge van collonien, connen alle dese oncosten, hoe groot oock sijn, licht verspaert ende overwonnen worden.’757

IV. Met den inlandsche handel hebben indertijd de Portugeezen bereikt, ‘dat in Indien sooveel speceryen overwonnen als Europa behoeffde.’ Behoudens menage en aanplant van koloniën kan ook de Compagnie den inlandschen handel dien zij reeds bezit zóó reguleeren, ‘dat jaerlijcx sooveel speceryen overwinnen als in Europa vertiert connen worden, welck hier by gissinge omtrent 50 tonnen gouts jaarlijcx renderen can.’ Komt de Chineesche handel er nog bij, ‘can met de Chinesche waren op Japon ende elders sooveel gelt tot opcoop van Chinesche waren overwonnen worden dat 't selve mede niet min dan 50 tonnen gouts renderen sal, in voegen dat de Compagnie alsdan, sonder gelt na Indien te senden, jaarlijcx omtrent 100 tonnen gouts becomen soude.’758

V. Peuplatie van Batavia (en de landen van Jacatra), Ambon en Banda met goede huisgezinnen uit Nederland en groote menigte van ‘Indianen’ is noodig. Indianen zijn zeer wel te bekomen, ‘maer hoe men veel eerlijcke huysgesinnen met den eersten in Indien becomen sal sonder nadeel van de Com-

[p. 29]

pagnie, hiervan can, als het te pas comt, goede openingh gedaen werden.’759

Volgt een breede motiveering van het onder V gestelde:

‘Gelijck de Portugysen tot den handel van de speceryen ende Chinesche waren de besettinge van Maliapoer, Malacca ende Maccau noodich was, alsoo heeft de ervaringhe de Nederlanders geleert haer noodich te wesen dat forten in de Moluccos, Amboina, Banda, Batavia, Pehou ende Paleacatte houden; dit heeft niet dan met groote garnisoenen van veel volck geschieden connen, ende alsoo dese garnisoenen gehouden werden op plaetsen daer gants geen onderhout te becomen was, heeft de Compagnie dese forten en garnisoenen onderhouden moeten met provisie die van 't eene eynde van de werelt tot in 't andere gebracht wiert, te weten van Nederlandt ende van verscheyden quartieren van Indien. Veel schepen ende volck hebben hiertoe onderhouden, ende de proffyten van den handel geconsumeert. Om dese excessive lasten te overwinnen hadden geen middel dan den inlantschen handel van cleeden, ende de specerijen goetcoop in te coopen ende dier te venten. Met den handel van cleeden bevinden dat de schepen, 't volck ende de comptoiren, die de Compagnie daertoe ende om de forten te versien hout, meer consumeren dan met cleeden winnen. D'oncosten gaen altoos vast ende de proffyten onseecker; de maenden loopen ende de Compagnie moet haer volck, 't sy oock hoe 't gaet, onderhouden ende betalen; wat schade datter geschiet, moet de Compagnie dragen; ende daer eenige extraordinarie goede proffijten te doen sijn, daermede gaen d'ontrouwe door, liberalick tot laste van de Compagnie terende. D'incoop ende vente geschiet op veel na niet als wel te wenschen ware. Gebruyct de Compagnie weynich volck, soo cunnen sy 't niet waernemen; werden overal bedrogen. Veel volck hebbende is 't noch arger, de lasten zijn grooter en d'een laet de sorge op d'ander staen; ondertusschen genieten de particuliere handelaers, soo vyanden als geveynsde vrienden ende hare dienaers, die nevens de Compagnie met cleeden handelen, de beste proffyten.... Alle de voorsz swaricheden connen met d'aenplantinge van collonien wechnemen.’760

[p. 30]

Op één voorwaarde: dat de uit Nederland te zenden kolonisten ‘eerlijcke lieden’ zullen zijn, ‘met goet capitael.’ En dezulken moeten zijn te vinden.

‘Dese Vereenichde Nederlanden nemen door Godes sonderlinghe seghen in menichte van volck zoo seer toe, dat het volck niet wel geemploieert can werden, ende in Oost-Indien is altoos volck ende gelt gebreck geweest. Om voor te comen dat de welstant van dese landen niet elders divertere, wert octroy aen de Oost- en West-Indische Compagnie gegeven ende andere die vaert verboden, maer de natuerlijcke aenwas is zoo crachtich, hoe onsichtbaer, sacht ende soet die oock geschiet, dat se geen macht noch wijsheyt wederhouden can; daeromme is al te vergeeffs wat men daertegen doet. De wasdom berst tegen alle ordinantie van alle canten uyt: d'een loopt in Vranckrijck oft schickt sijn gelt aldaer, d'ander na Engelant, Duytslant, Oostlant, Denemarcken ende Sweden, ja zelfs by openbare vyanden. De geveynsde jaloerse vrienden die zooveel van de welstant suygen als doen connen, crygen hierdoor middel om 't landt noch meer te quellen, ende de vyanden werden van de uytbarstende overvloet zeer gestijft.... Ter werelt can geen beter raedt gevonden werden, dan middel om 't volck ende gelt wel te employeren. Dit sal geschieden soo verscheyden collonien in Oost- ende West-Indien geplant worden.... Alle swaericheden, die 't transporteren van collonien onderworpen is, connen met goede regel ende ordonnantie wechgenomen worden.... Met hulp van de Hoog Mogende Heeren Staten-Generael dient de Compagnie veel schepen expres met alderley volck na Indien te senden, ende soo sulcx 't landt ende de Compagnie niet gelegen comt, moeten particulieren met redelijcke goede conditie daertoe beweecht werden.... Met goede benefitie dienen veel goede lieden beweecht, om haer op haer kost ende avontuyr, 't sy met haer eygen ofte met des Compagnies ende lants schepen, na Indien te transporteren. 't Benefitie, welck haer sonder nadeel ende met groot proffijt van de Compagnie gedaen can worden, is d' uytdeelinge van landen, vruchtboomen ende slaven. Item dat d'inlantsche handel van Batavia op alle quartieren tot de Cape de Bone Esperance ende Japan incluys, lyber ende vrij onder behoorlijck reglement toegelaten worde, ende dat men alle natie, niemant uytge-

[p. 31]

sondert dan openbare vyanden, den handel in Batavia liber ende vrij gelijck den ingesetenen toestae.... Dewyle voorsz. landen ende inlantsche traffycque een ontelbare menichte van menschen onderhouden connen, sullen aen haer licht te vinden wesen de middelen, die tot onderhout van eenige oorloghschepen, de noodige garnisoenen ende tot betalinge van sooveel speceryen als Europa vertieren can, noodich sijn. ....Onghelijck beter zal d'inlantschen handel door particulieren dan door de commysen van de Compagnie waergenomen werden; 't en sal dan aen geen capitaal, volck noch schepen gebreken. Elck sal voor hem selven op d'incoop, vente ende goede menagie, wel anders dan voor de Compagnie geschiet, passen. Nu moet de Compagnie t'avontuyr staen ende 't quaetste deel genieten; dan sullen de particulieren de risico loopen ende de Compagnie haer inkomsten seker wesen’.761

 

Coen voorziet de volgende tegenwerpingen: 1o. naarmate de handel van particulieren aanwast, zal die van de Compagnie afnemen; 2o. ongeregeldheid van particulieren zal tot bederf van den handel strekken. - Hij beantwoordt ze aldus:

I. Niet de profijten, maar de groote onkosten zullen verminderen. ‘De particulieren sullen voor de participanten van de Compagnie varen, daer nu de participanten t'avontuyr staen.’762

II. ‘Door den Raet van Indien kan seer wel met ordre bepaelt worden, op wat plaetsen, in wat goederen en met wat quantiteyt d'een en d'ander handelen sal, ende dese perticulieren handel kan mede aen soo veel en sulcke lieden vergunt worden als den Raet geraden vint. In Indien is 't gebruyck, dat niemant van d'eene plaetse op d'ander varen mach, off moet eerst een schriftelick pas van den gouverneur der respective plaetse versoecken. Van Nederlant behoeven ook niemant naar Indien te laten varen dan met speciael consent van de Compagnie, ende dese licentie kan onder sulcke borge ende reserve gegeven worden, datmen daermede voorcome dat niemant eenige goederen met sijn schepen, off van andere natie, na Europa sende.’763.

[p. 32]

Er is nog één groot argument voor de kolonisatie aan te voeren: zonder deze houdt de Compagnie zich tegen den inlander niet staande:

‘De tijt heeft geleert, dat veel Indianen op verscheyden plaetsen van Indien d'officiers van de Compagnie in den handel, in saecken van staet ende policie ende met voortplantinghe van de Moorsche religie weten te vercloecken. Dit voordeel connen haer niet wel dan met aenplantinge van collonien ende met toelating van den vryen inlantschen handel affnemen, want by ons geen reden zijn waeromme lieden van goet leven, van goede middelen ende groot verstant, groote saken, verre van der hant, daer perijckel mede gemenght is, souden voornemen, gelijck by de Spagniaerden geschiet.... Na de heerschappye van ghans Java is tegenwoordich trachtende een seecker coningh, die hem selven noemt Pangoran Angalagga Palembahan, ende de gemeene man noemt hem de coningh van Mataran. Zijn grootvader was een gemeen man uyt een dorp Mataran genaemt, beteldrager van den coningh van Patty, welcke door cloecheyt ende verstandt van geringen staet tot de heerschappye over veel volckeren en coninghrijcken geraecte.’ Tegenwoordig ontbreekt hem niet dan Soerabaja, Balamboang, Batavia en Bantam. Soerabaja is reeds in 1622 met 80.000 man besprongen geworden en zal eerlang vallen; om Balamboang en Bantam te vermeesteren behoeft hij (alzoo de weg te lande wat ver is) het gerief van de zee, ‘soodat het principael op Batavia aencomt.... Hoe noodich het zy, dat Batavia met den allereersten gepeupleert wierde omme tegen de groote macht van volckeren op Java wesende, tegen de macht van Spangien ende alle geveynsde vrienden te bestaen, connen de verstandige licht affmeten. Na ons gevoelen can de plaetse zonder aenplantinge van collonie voor de Vereenichde Nederlanden niet gehouden worden.’764

‘Dit is, Ho. Mo. Heeren, 't gene van ons rapport, den staet van Oost-Iudien aengaende, goetgevonden hebben schriftelijck te stellen.... Zoo U Ho. Mo. nader verclaringe van saecken gelieft te hooren, wy zijn bereyt mondelingh cont te doen 't gene hier uytgelaten hebben ende ons vorder bekent is.’765

[p. 33]

De zwakte van dit betoog ligt voor den verstandige bloot. Eene vrije burgermaatschappij, de handelsbetrekkingen, liefst van de Kaap tot Japan, beheerschende, hoe zou die zich tot het doel bepalen, voor de participanten te varen eener Amsterdamsche compagnie waarin zij geen zeggenschap had? Maar hoe stond het inderdaad met haar handelskoningschap? ‘Alle natie’ en permissiehandel van enkelen; ‘liber ende vry’ en door een college van Compagnie's dienaren ‘met ordre bepaelt’ in alles wat een vrij koopman zelf behoort te weten; - het zijn inderdaad onverzoenlijke tegenstellingen. Coen is altijd enorm, in zijn conceptiën gelijk in haar fouten. Zij zouden bij de Nederlanders van 1623 niet onopgemerkt blijven. Was hun het compliment gemaakt, dat zij slechts door hebzucht gedreven zich naar Indië zouden laten lokken, het antwoord lag gereed: ‘ik geloof, in Uw voorstel, aan goede kans voor mijne hebzucht niet.’

 

Een goede veertien dagen nog, en Coen werd ook ‘verwillecompt’ door zijn onmiddellijke meesters, de inmiddels bijeengekomen XVII. Maandag 9 October 1623 en beide volgende dagen las hij daar zijn groot rapport van 20 Juni 1623 en lichtte het toe; Donderdag 12 October viel, ‘na veel discoursen over ende weder’, en met advies der hoofdparticipanten766 ter vergadering aanwezig, de resolutie:

‘dat by den advocaet van de Compagnie767 sullen ingestelt werden768

1o.de propositie by den heer gouverneur-generael voorgedragen tot de opening van den binnenlantschen handel voor de vryluyden die van hier na Indien gaen ende in Indien in de colonien resideren sullen, ende daernevens
2o.een deductie van de difficulteyten by de Seventhiene gemoveert;

't welck alles aen de respective Cameren toegesonden sal werden, om daervan een poinct van beschryvinge te maecken

[p. 34]

ter naester vergadringh van de Seventhiene, opdat de gecommitteerden van de Compagnie daerop mogen comen volcomentlijck geinstrueert en geauthoriseert, om (des goetvindende nae communicatie aen haere Ho. Mo. en aen syne Princelijcke Excellentie) daerin te besluyten ten meesten dienst van de V.O.C.; ende verder dat in de naeste brieven na Indien te senden met het jacht de Tortelduyff, sal aengeschreven worden aen G.-G. en Raden van Indien, dat sy den vryen handel niet verder ofte op geen ander plaetsen en sullen vooralsnoch hebben open te stellen als voor sooverre by den heer Generael Coen op sijn E. vertreck is geconcedeert, totdat hierop van dese vergaderinge sullen becomen naerder advijs, ende dat in den handel op de Cust, aen de vryluyden geaccordeert, goet reglement ende order geraempt werde, ten eynde de Compagnie buyten alle schade geconserveert blyve;

ende op het poinct van de menage in Indien, dat gelast werden daerinne te continueren en deselve by alle middelen te bevoorderen in 't regardt van allen ende een ieder, niemant oock uytgesondert, volgens de particulariteyten alrede verstaen ofte te vernemen by den heer G.-G. Coen;

ten derde, aengaende de peuplatie van Batavia, Amboyna ende Banda met vryluyden ende slaven, dat G.-G. en R. met de beste middelen daerinne sullen hebben voorts te procederen, mits dat men goede sorge drage ende opsicht neme dat de Compagnie daerdoor niet en werde beschadicht nochte in perijckel en come van haer staet ende plaetse, daer de voorsz. Indiaensche vryluyden ende slaven in groot getal nedergeseth sullen werden, insonderheyt in 't regardt van de Chinesen, dat eene groote machtige natie is, die van d'een aen d'ander is hangende;

en eyndelingh aengaende 't vervoorderen van den Chinesen handel, dat daerinne alle debvoir ende middelen gebruyct werden by continuatie van 't desseing in Pehou alreede begonnen, en op d'ordre by den heer G.-G. op sijn E. vertreck in Indien gelaten.’769

 

Of Coen tevreden was? Eén punt, dat hij in zijn rapport niet had aangeroerd, was ook door de XVII (althans in verga-

[p. 35]

dering) onbesproken gelaten: de stoffelijke belooning die Coen verwachtte. ‘Onse comste,’ schrijft hij 21 October 1623 uit Amsterdam aan de Carpentier, ‘is velen in 't vaderlant aengenaem;770.... wat recompense becomen sullen, sal den tijdt leeren. Tot noch toe hebben hiervan met de heeren bewindthebberen niet cunnen handelen. De Seventhiene hebben al te veel te doen.... Seer hart ende heftich wert hier van vele participanten over d'administratie van de heeren bewindthebberen der O.I.C. geclaecht. Seeckere gedeputeerde sijn nu besich, om de reeckeninge t'oversien.771 Van d'overgecomen retouren is soo weynich tot lagen prijs vercocht, d'oncosten ende lasten hier te lande betaelt, sijn eenige jaren soo groot geweest, dat de Compagnie met 80 a 90 tonnen gouts, a deposito gelicht, beswaert is geworden. De goederen daertegen in haer handen wesende, werden geestimeert ontrent 120 tonnen gouts, maer de meeste part can in lange jaren niet vertiert werden, insonderheyt de nagelen. Terwylen dese Compagnie hare nagelen op d'ordinaren prijsvan 11 schellingen hielden, hebben d'Engelsen haer nagelen uytgedeylt,772 waerdoor de cladde daerinne gebracht is. In dese landen sijn eenige van hare nagelen gebracht ende tegen 9 ende 8½ schelling vercocht. Wat schade dese Compagnie daerdoor lijdt can U.E. afmeten, ende alsoo nu geen nagelen vercoopen connen, sullen genootsaeckt wesen daervan partye aen de participanten uyt te deelen. De noten ende folie sijn altemael vercocht; de peper is nu mede gecontracteert tegen 25 grooten contant, met conditie, dat de Compagnie in twee jaren van primo November geen peper sal mogen vercoopen, welck voor haer een seer schadelijcke conditie schijnt. Op dese contractatie hebben geresolveert dat van hare belastinge 40 tonnen gouts afleggen, ende geen gelt dan tegen 5 per cento houden sullen. 't Gene de vercochte goederen meer rendeeren, sal aen equipagie ende ongelden geconsumeert werden, invoegen dat de Compagnie hier te lande met ontrent 50 tonnen gouts belast sal blyven ende daertegen niet dan nagelen, die geensins vercoopen connen, in handen houden. U.E. connen hieraen sien hoe noodich het

[p. 36]

is, ende hoe grooten eere dat begaen connen, dat in Indien op 't alderspaersaemste gemesnagieert ende goede rijcke vendibele retouren van daer herwaerts gesonden werden. Vier schepen werden hier derrewaerts geequipeert, twee om sonder gelt na Batavia te gaen, een voor Suratte ende een voor de cust van Choromandel; tensy de Compagnie groote vendibele retouren becomt, sal in eenige jaren weynich schepen, volck ende gelt naer Indien gesonden werden, oft souden weder gelt a deposito moeten lichten. De quaestie met d'Engelsen ende Francen heeft de Compagnie wel 16 tonnen goudt gecost.... De Deenen sijn voorleden jaer met dry schepen naer Indien gevaren; de spraecke gaet dat sy ende de Francen weder voornemen eenige schepen derrewaerts te seynden. Met d'opcoop van de peper aldaer, ende uytventinge alhier, moet tegen de geveynsde vrienden gecladt werden, of de Compagnie sal dagelijcx niet dan in meerder swaricheyt vervallen. By gebreck van andere goede retouren, gelijck mede nevens deselve, houde ick goet te wesen, dat van Indien soo veel peper overgesonden werde als men daer redelijckerwijs becomen can, ende de schepen die daer derven mogen, voeren connen. Onder anderen hebbe de Compagnie voorgeslagen, dat het goet ende noodich is, dat eenige particuliere op hare costen ende goede conditie gepermitteert werde, met eenige schepen van hier naer Indien te varen, om in Batavia, Amboyna ende Banda te resideren, ende d'inlantsche handel voor haer particulier te dryven. Eene bevalt dit wel ende d'ander qualijck; de saecke is in beraedt gegeven. Ondertusschen moet in Indien de beste voet gevolcht werden; wat best sy, moet d'ervaringe ginder leeren, ende d'inleydinge aldaer doen, want hier can 't niet wel gevonden worden, alsoo de particuliere swacheyt ende interest, naer den gemenen loop van nature, 't oordeel van vele verblindt.... Tsedert onse overcomste alhier sijn d'actien van 180 tot 190 geresen, met apparentie van meerder rysinge. Op 300 sijn sy geweest ende tot 170 gedaelt, omdat vele luyden meer gecocht hadden dan betalen conden.’773

[p. 37]

Coen schreef dit op een Zaterdag; den Maandag daaropvolgende, 23 October 1623, werd bij de XVII zijne belooning in geld bepaald. ‘Alsoo de Seventhiene by de goede rapporten van yedereen, alsoock by haere eygen selver bevindinghe genoeghsaem bekent sijn de goede diensten, debvoiren ende getrouwicheyt die sijn E. tot gemeene beste van de Generale Compagnie heeft aengewent, soo heeft de vergadering betamelijck bevonden dat sy souden syne E. daervoor hertelijck bedancken, met versoeck dat sijn E. noch in toecomende altijt met synen goeden raet, des versocht sijnde, wil bybrengen 't gene tot welstant ende prosperiteyt van Compagnie sal meenen te behooren. Ende alsoo het gebruyckelijck is, dat de Compagnie niet alleene met woorden, maar oock met vereeringen ende baten de goede debvoiren van personen die meriteren erkennen, ende dat de heer generael Coen hadde overgegeven eenen staet in forme van rekeninge, waerin vervath sijn syne E. pretentien van alles 't gene hy op de Compagnie eenichsints hadde te pretenderen, soo is 't, dat om finalijck daerin te disponeren, ende alles overleght dat in consideratie heeft connen comen, mitsgaders om alle pretentien aff te snyden die in den voorsz. staet sijn ingebracht ende waervan hierin niet vermaent en wert, die dienvolgens als ongefondeert werden affgeslagen ende in de naervolgende somme ten overvloet sijn geconsidereert, hebben de Seventhiene, met advis van hooftparticipanten, met gemeene toestemmingh aen den gemelten heer G.-G. Jan Pietersz. Coen geaccordeert ende toegesleght als volcht:

dat de heer Generael, behalve de maentgelden bij syne E. in 't uytvaeren besproken ende verdient, voor het commandeursampt toegeleyt wert, als na coustume, eene vereering van 100 realen van achten.

Ten tweeden, dat syne E. van het begin aff, dat hy is gemaeckt directeur-generael in Indien,774 totdat geworden is G.-G., sal genieten f 400 ter maent; ende uyt consideratie van de goede diensten die syne E. gedurende 't selve directeursampt heeft gedaen, soo vereert de vergadering syne E. oock daerenboven met de somme van 3000 Carolus guldens eens.

[p. 38]

Ten derden, dat tsedert 30 April 1618, als wanneer de commissie als G.-G. heeft ontfangen, syne E. sal maendelijcks genieten f 800, tot den tijt toe dat in Nederlant ghearriveert is.

Ten vierden, om te particulariseren de extraordinaris diensten aengaende het begrijp van den generalen rendevous, de conqueste van 't coninckrijck van Jacatra, de fondatie van de stadt Batavia ende de nieuwe republicque, geluckelijck by syne E. aldaer begonnen, de Seventhiene vereert daerover aen syne E. de somme van 7000 Carolus guldens.

Ten vijffden, over de conqueste van de eylanden van Banda wert syne E. vereert met de somme van 3000 Carolus guldens.

Ten sesten ende eyndelingh, om syne E. in 't generael te bedancken voor alle goede diensten die gedaen heeft gedurende sijn gouvernement over de quartieren in Indien, waerinne mede alles is geconsidereert 't gene syne E. soude moveren tot eenige verder pretentien, heeft de vergadering syne E. vereert met de somme van 10.000 Carolus guldens eens, ende daerenboven met eenen gouden ketting ter waerdye van f 2000, met eene medaille daeraen met eene loffelijcke ende eerlijcke inscriptie, ende daerbenevens met een vergult geweer,775 te samen waerdich 400 Carolus guldens, dewelcke sijne E. alsoo ten dancke wert versocht aen te nemen tot eene opene getuygenis hoeveel de V.O.C. sijn persoon, sijn gedane diensten ende syne getrouwicheyt ende cloeckmoedicheyt is extimerende’.776

 

Wat Coen's rekeningetje ingehouden mag hebben? Aanspraken afgeleid uit de mondelinge toezegging van Reynst, die hem indertijd eene wedde had beloofd, zoo hoog als iemand in Indië genoot?777 Uit de zware moeiten en zorgen die zijne gezondheid hadden bedreigd? Uit het feit dat er moordaanslagen tegen hem beraamd waren, of wat hij daarvoor hield? Op het punt der geldelijke waardeering die zijne

[p. 39]

diensten behoorden te vinden, was hij nimmer kiesch van opvatting en evenmin van uitdrukking geweest. Ook ditmaal bleef hij zich in dezen gelijk. ‘Wat mijn persoon aengaet,’ schrijft hij 12 December 1623 aen de Carpentier, ‘meer eere wordt ons van vele dan meriteren toegeschreven’; volgt mededeeling van wat hem door de XVII bij hun resolutie is toegelegd. ‘Hiermede souden de Heeren myne praetentie geerne annuleren; maer eer afrekene, dencke haer eens aen te spreken. Watter op volgen wil, sal de tijdt leeren. Ondertusschen mogen andere oordelen, oft wel oft qualijck gerecompenseert werden, ende sullen mede verwachten wat de Ho. Mo. Heeren Staten-Generael sullen doen.’778 Nader zal blijken dat hij de heeren werkelijk ‘aengesproken’ heeft, en welk succes hij daarmede heeft behaald.

 

Wij hebben gezien dat Boreel ter vergadering der XVII van 12 October 1623 een dubbele opdracht kreeg: op schrift te stellen niet alleen de denkbeelden door Coen aangaande den handel der vrijelieden geopperd, maar ook, wat daartegen door leden der vergadering was aangevoerd. Met de ‘instelling’ van Coen's propositie kwam hij in November gereed; de ‘deductie’ der bezwaren van bewindhebberen heeft hij eerst in December voltooid.779 De ‘instelling’ heeft eerder bij de kamers gecirculeerd, dan de ‘deductie’. Zij is door een persoon, die er waarde aan moet hebben gehecht dat zijn bedenkingen gemeen goed werden,780 van kantteekeningen voorzien, die de opmerkingen van Coen systematisch willen wederleggen, en ten duidelijkste verraden dat de schrijver een hooge betrekking in Indië heeft bekleed. Van Coen's voorgangers was Reynst overleden maar leefden Both en Reael; voor Both schijnt mij niets te pleiten, en alles voor Reael. Both leefde in afzondering te Amersfoort; Reael stond op den besten voet met den kring die thans op het Amsterdamsche stadhuis domineerde (en hem in 1625 den post van bewindhebber der

[p. 40]

V.O.C. ter kamer Amsterdam bezorgen zou) en het spreekt bij deze betrekkingen vanzelve dat hij aanstonds de ‘instelling’ in hauden heeft gekregen.

‘Instelling’ en ‘wederlegginge’ laten zich gevoeglijk resumeeren in den vorm van een denkbeeldig mondgesprek tusschen de beide gerepatrieerde toewan besars (alleen hun samenzijn is gefingeerd, maar alle woorden zijn, op de verandering van derden in tweeden persoon na, authentiek):

Coen: ‘De oncosten van Indien hebben tsedert het jaer 1613 tot het jaer 1619 incluys jaerlijcx d'een door d'ander bedragen ontrent 8 tonnen gouts, ende tsedert het jaer 1620 tot 1622, beyde incluys, ontrent 16 tonnen gouts.’

Reael: ‘In plaats van 8 tonnen gouts comt maer 6½, volgens missive door U.E. op zijn herwaertscomste aen St. Helena geschreven, daerinne pertinentelijck stelt, dat in dese jaren d'oncosten sijn geweest f 4.575.000, ende in de volgende drie jaren f 4.821.000.’781

Coen: ‘Deze oncosten moeten worden gewonnen: 1o. aen den binnenlantschen handel; 2o. aen de prinsen op den vyant....’

Reael: ‘Met prinsen op den vyant ende niet op de vrienden, die daermede tot vyant gemaeckt ende voorts daervoor gehouden worden.’782

Coen: ‘Alle de profyten van den binnenlantschen handel, mitsgaders van de prinsen op den vyant ende 't incomen van de landen de Compagnie toebehoorende hebben de oncosten op veel na niet connen esgaleren. Daertoe is van het capitael van Indien geabsumeert ende affgesteken....’

Reael: ‘'t En is geen wonder dat men van het capitael heeft moeten affsteecken, als men met eenen sprong de lasten brengt van 6½ tot 16 tonnen gouts 's jaers; hoe waere het doch mogelijck dit soo terstont t'overwinnen, insonderheyt als de beste middelen daertoe noodich, te weten den inlantschen handel ende negotie, werden wechgegeven?’783

Coen: ‘De oncosten van de Compagnie in Nederlandt bestaen: 1o. aen dagelijcxe oncosten; 2o. aen maentgelden die in Nederlant worden betaelt; 3o. aen interesten van de penningen a deposito; 4o. aen equipagie, met de capitalen voor Indien vereyscht. Laten staen de extraordinarie betalingen, nu eenige

[p. 41]

tijt herwaerts gevallen, aen Engelandt ende aan Vranckrijck....’

Reael: ‘Groote occasie isser gegeven om weder aenstoot van d'Engelschen te hebben, want eer men met de Engelschen vereenichde, waren alle de lasten van Indien 6½ tonnen gouts jaerlijcx, ende soo haest men met haer begint te treden in handelinge, weet men alleen de lasten van de garnisoenen ende forten van de Molucos ende Banda voor 12, ende van Amboina voor 15 maenden te brengen op f 849.885, ende boven dien dat men de Engelsche voor haer ⅓ paert heeft doen betalen f 283.295,784 soo heeft men haer ontrocken de profyten die in dese eylanden te doen sijn.... Is, met soo grove ende plompe gangen, de Compagnie profijt te doen? 't Is te duchten dat de commisen, die haer niet en ontsien te stelen voor haer meesters, oock wel op haer selffs sullen letten.’785

Coen: ‘Tot verminderingh van de oncosten in Indien dienen eerst de montcosten gereguleert by afschaffing van alle tafels, geene uytgesondert.’

Reael: ‘Off de taeffelcosten niet beter dienen gereguleert over de geheele taeffels, als dat idereen tracht een stuck gelts ter maent, daermede men op veel plaatsen niet halff en can toecomen, heeft sijn bedencken. Als idereen sijn eygen marcktganger, cock ende bottelier sal moeten sijn, sal dicmaels de bevoorderinge van het middach- ende avontmael voor den dienst van de Compagnie gaen. Men eet in Indien geen oude ofte coude, maet altijt warme ende versch gecoockte spyse; wil men buyten de comptoiren gaen eten by de vrye luyden, daer valt het seer costelijck ende veel werden daer gedebaucheert, soodattet swaer soude vallen voor den gouverneur, directeur ofte coopman die het hoogste gesach heeft, sijn onderhebbende dienaers van de negotie, daeronder veel jonge luyden sijn, in ordre te houden. Hoe het gaet, de Compagnie moet wetende ofte onwetende dese haere dienaers den cost geven; 't ware daerom beter dat sulcx geschiede met reputatie ende goede ordre, dan dat daertoe geopent wierden quade wegen. By dese occasie is oock te dencken op het gemeen zeevarende volck, over wiens tractement niet sonder groote

[p. 42]

reden dapper geclaecht wert, 't welck de Compagnie wel eens qualijck mochte becomen; al te naeu wert in Indien wijn, oly, vleesch ende speck verkocht ende dese arme luyden onthouden.’786

Coen: ‘Dienen verder te peupleren ende aen te planten de colonien van Batavia, Amboina ende Banda met hare dependerende landen, alwaer dan de tollen, impositien ende incomen van 't lant sullen vermeerderen, tot seer groot soulagement van de Compagnie.’

Reael: ‘Amboina is gepeupleert ende niet van noode aldaer volck te seynden off te brengen. Men moet de lantsaten aldaer houden ende niet soecken te verdryven, gelijck gezeyt wert in U.E. discours aen uwen successeur in India gelaten, dat mende Ambonsche ende Ternatanen moet soecken onder te brengen ende van de banck te schuyven.787 Wasser met lantbouwing iets te doen, de lantsaten aldaer souden de Compagnie geen 30 ende 40 ende meer realen voor een last rijs geven, dat maer 5, 6 ofte 7 realen cost. In Banda sijn te bestellen inwoonders met sooveel slaven als men noodich acht tot het plucken van de speceryen ende 't lant aldaer claer ende buyten verwoestinge te houden; ware aldaer eenige lantbouwinge meer te doen geweest, de lantsaten souden hen daertoe begeven ende voorgecomen hebben den extremen hongersnoot, daerinne sy tot verscheyden reysen in de oorloogh, haer van de Compagnie aengedaen, sijn geweest; ende ofte in alle dese eylanden al groote lantbouwinge te doen ware, waer soude men doch met de vruchten ter marct varen, omme thiende ofte groote tollen daeruyt te trecken? 't Is immers profytelijck dat de Compagnie aldaer de behoeften in passant met de schepen, daer nodich sijnde, bestelt, ende maeckt van één, 2, 3, 4 ende 5, 't welck geen comparatie en heeft by tollen van 10, 20 ende 25 percento. Geen Nederlantsche colonien en mogen bestaen op landen daer gants geen frequentatie ofte t'samencomste van verscheyden volckeren is. Uut de Molucos, Amboina ende Banda heeft men immers alle frequentatie geweert ende de Indische natien den handel aldaer belet, welcke de Compagnie gepretendeert heeft haer alleen toe te comen ende deselve

[p. 43]

oock heeft vereregen met overgroote costen, soodat het vreemt soude staen deselve nu wederom over te geven. Batavia is vooralsnoch de eenige plaets daer goede apparentie is om eene colonie met voordeel van de Compagnie te planten, doch niet met soodanige middelen als begonnen is.’788

Coen: ‘D'aenplantinge moet geschieden door Nederlanders ende Indianen, zoo vrye luyden als slaven. De slaven sullen wel becomen connen worden, 't sy by opcoop ofte by oorloge....’

Reael: ‘Laet doch eens ondersocht worden hoe het veroveren ende vercoopen van slaven gaet: men sal bevinden hoe seer de Compagnie met desen handel wort uitgestreecken ende op wat wyse vele harer dienaers hen daerby verrijcken.’789

Coen: ‘Uyt Nederlandt dienen veel eerlijcke ende verstandige luyden met hare families gesonden, om voorgangers te wesen van de andere vryeluyden ende om de slaven te gouverneren by landtbouwerye, plantagien....’

Reael: ‘Om beulen ende guardiaens te wesen van een cudde slaven ende deselve tot lantbouwerie te brengen met alle strengicheyt, daeroff doch voor de Compagnie niet een stuyver proffijt te verwachten is, noch oock voor de luyden selffs, al waer 't datse lant ende slaven voor niet hadden; - om regenten ende voorgangers te wesen van de vrye luyden, sijnde meest het schuym onser natie, die met haeren vryen handel alle goede negotie bederven, de Compagnie opeten ende met het veroveren, mishandelen ende moorden der Indianen de Nederlanders door geheel Indien bekent maecken voor de alderwreetste natie van de geheele werelt, is niet te verwachten dat eenige ervaerene, eerlijcke ende hiervan kennis hebbende luyden van hier zullen opbreecken om hun tot sulcx te laten employeren.’790

Coen: ‘Aen yder wert vrygestelt (onder den eedt ende artickelbrieff van de Compagnie ende alsulcke conditien alsmen geraden sal vinden te accorderen) uyt Nederlant met licentie van de Compagnie nae de Oostindien te varen met haer eygen schip ofte schepen ende met alsulcke goederen ende capitalen

[p. 44]

als haer sal werden gepermitteert ende de luyden selffs in conformité van dien geraden sullen vinden. Aen alle luyden, die in de landen en colonien van Batavia, Amboina ende Banda haere residentie sullen nemen, sal het vry staen nevens de Compagnie, alleen op seeckere plaetsen ofte oock overal in Indien, te mogen handelen met hare particuliere schepen ende middelen tot haer eygen particulier profijt ende advantage, onder alsulcke conditien, restrictien, limitatien ende privilegien, alsmen ten beste van de Compagnie ende tot voordeel van die particulieren sal geraden vinden.’

Reael: ‘Dit ware de rechte slach om andere Europische natien uyt hare oogen te doen sien ende naer Indien te locken, want souden de Nederlanders gebonden sijn aen soo veel beswaerlijcke conditien, articulen, limitatien, soo van hier gaende als in Indien sijnde, ende geen waren voor retour mogen overbrengen, ende evenwel proffijt meenen te doen, soo souden immer diegeene moeten veel grooter winninge doen, die vry, sonder soodanige conditien souden gaen, ende in India aen geen plaetsen gebonden sijnde, aldaer in alle waeren souden mogen handelen, ende overbrengen alsulcke retouren alsse begeeren ende te becomen waren.’791

Coen: ‘De Compagnie sal niet nalaeten ondertusschen de inlantsche handel mede waer te nemen, soo veel haer noodich ende dienstich is, sulcx dat sy daervan de proffyten sal genieten nevens de particuliere handelaers.’

Reael: ‘De Compagnie moet nootsaeckelijck daernaer trachten den inlantschen handel te vermeerderen; dit heeftse van langer hant gedaen, tot haere groote avantagie. Het is wat nieuws en bovenmaten schadelijck, datse deselve nu heeft beginnen over te geven. Daer de vrye luyden gaen coopen, jagense de waren op, ende cladden daermede ter plaetsen daer sy die weder ter marct brengen, ende doen de Compagnie niet alleen schade lyden aen de negotie diese overgeeft, maer oock aen degene diese noch behout.’792

Coen: ‘D'incomen van de landen by impositien, tollen ende andere voorbaten van de Compagnie sal ontwyffelijck soo vermeerderen, dat 't selve (sonder comparatie) sal excederen de

[p. 45]

proffyten van den binnenlantschen handel die de Compagnie sal comen te missen; jae soo veel sal 't selve avanceren, dat alle oncosten van Indien met goet overschot aen de voorsz. incomen sullen geprofiteert connen werden....’

Reael: ‘'t Sal seer licht daertoe te brengen sijn, dat de vrye handelaers haerselven verderven, maer nimmermeer en sullen de lasten van de Compagnie uut der vrye luyden coophandel ofte lantbouwinge connen gevonden worden, want haren coophandel sal verdwynen, ende tot lantbouwinge sal niemant te brengen sijn, soo lange sij iets met handelen weten te verdienen. 't Is inpertinent dat iemant, capitaal hebbende, 't selve besteden soude in slaven en sichselven begeven in slavernie, als sy met coophandel souden weten proffijt te doen.’793

Coen: ‘De voordeelen die de Compagnie by d'aenplanting van colonien sal genieten, sijn onder andere, dat de schepen van de Compagnie (die nu soo veel ende beswaerlijck sijn) gereduceert sullen werden tot een cleyn getal, ende dat de vyandt vigoureuser sal connen werden aangetast, daarby de oncosten van de schepen van oorloge rijckelijck sullen connen worden gewonnen.’

Reael: ‘Wanneer 't getal van de schepen soo seer is gemindert, sal men dan noch den vyant rigoureuselijck aantasten, soo moet het gedaen werden van de particulieren, 't welck men hier te lande niet gewoon is te sien. Is oock geen apparentie, dat hetselve in India sal geschieden, maer ter contratie sullen de oorlogen spruyten uyt der vrye luyden mishandeling, rooven en moorden, comende tot lasten van de Compagnie.’794

Coen: ‘Door dese vrye handelaers sullen alle natien in Indien worden uytgevaren....’

Reael: ‘Dese luyden connen de Indianen wel schade, jae oock gewelt aendoen, maer met redelijcke middelen niet uut het vaerwater helpen, want de Indiaenen equiperen met veel minder cost dan d'onse, sy eten veel soberder ende behelpen hun met slechte spyse, sy weten hare waren in reputatie te houden ende daermede in 't veylen seer te menageeren, waerjegen d'onse met de waeren cladden, ruym teeren, ende den wijn alleen, uut dese landen comende, op hooger prijs weten te

[p. 46]

brengen. Als de Indische coningen sien, dat wy het alleen willen hebben, sullen se haer daer tegen setten... Men heeft niet te meenen dat se met goeden oogen souden aensien dat tot haere landen aff ende aen souden gaen onse vrye luyden ende schepen, ende dat haere onderdanen met haere schepen souden stilliggen. Wil men alle de traficque ende navigatie ende daertoe alle de lantbouwinge van Indien hebben, waerby souden de Indianen dan leven? Wil men se dootsmyten ofte van honger laten sterven, daermede en waer men oock niet geholpen, want in een ledige zee, op ledige landen ende oock met doode menschen is gantsch geen proffijt te doen.’795

Coen: ‘De retouren voor Nederlandt sullen connen gesonden werden in meerder verscheydenheyt van waren die getrocken sullen sijn, meer als voor desen.’

Reael: ‘Waer 't dat men 't ooge hadde om verscheydenheyt van waren te becomen, men soude de vrye luyden laten wat nieuws opsoecken ende laten handelen niet als buyten de negotie van de Compagnie; maer nu en wert haer niet alleen toegelaten te handelen in 't geene een ider in India vrystaet, maer in de alderbeste ende proffijtelijckste negotie die de Compagnie heeft, en daer se alle de werelt connen uut houden.’796

Coen: ‘Is niet te twyffelen, of den handel van China zal, off met hardicheyt, off met sachticheyt, off by oochluycking, off by openbaere concessie aen ons toegestaen werden, waerdoor de Compagnie alsdan sal becomen seer groote vermeerderingh in den binnenlantschen handel, treffelijcke vermeerderingh van de retouren voor Nederlandt, ende het profijt van den handel met Chinesche waren op Japan.....’

Reael: ‘Den handel van China, met de negotie ende proffyten daeraen dependerende, wert door U.E. wel ende bequamelijck voorgestelt; 't is seecker, dat hier uyttermate veel ende zeer groote voordeelen aen vast sijn, al hadde men maer een weynich ten aensien van 't geen aldaer valt; maer wat is 't? men wil het al hebben ofte men het machtich is off niet, ende geensints lyden, dat de ingesetenen van dat groote, vermaerde ende overtreffelijck rijck van China met iemant anders souden

[p. 47]

handelen als met ons; dat moet soo sijn gelijck U.E. in uwe advysen, in India aen uwen successeur gelaten, te kennen geeft, dat men tot dien eynde macht van volck ende schepen op de cust van China moet houden, alle zeehavens besetten, lanttochten doen, mannen, vrouwen ende kinderen roven ende daermede peupleren Batavia, de Molucos, Amboyna ende Banda; dat men dit stuck alsoo moet vervolgen, al soude het duren tien, jae hondert jaren.797 In U.E. brief op uwe herwaertscomste uyt St. Helena geschreven, wert geseyt dat men de Chinesen moet vangen ende niet loslaten ofte rantsoeneren, want soo lange de armen derven het lijff wagen sullen de rijcken derven avonturen de goederen andere natien toe te voeren.798 In somma, met macht ende gewelt wil men alles uutvoeren ende daermede te wege brengen dat d'Indianen niet meer en souden handelen, dat d'Engelschen ende andere Europische natien den handel op Indien souden staecken, ende dat de Compagnie deselve alleen mochte becomen, 't welck soo aengenaem schijnt te wesen, dat men niet soude ontsien alle onrechtvaerdige, ja barbarische middelen daertoe by der hant te nemen; maer hoe onseecker dat alles is, hoe veel tijts hiermede zoude verloopen ende off de Compagnie niet wel in soodanigen werck soude mogen blyven steecken ende haer selven ruineren, is noodich te ondersoecken.’799

 

Nu wij zóóveel van Reael hebben gehoord begrijpen wij al hoe zijn eigen punten van redres er uit zullen zien, die hij nu de vrijheid neemt tegenover die van Coen te stellen:800

Vóór 1620 beliepen de Indische onkosten 6½ ton per jaar; zij moeten hiertoe worden teruggebracht. Zij kunnen worden gevonden door in Coromandel en Suratte (zooveel mogelijk in nagelen, noten, foelie en sandelhout, ‘daervan wel van een, 2, 4, 6 ende meer can gemaeckt werden’) te besteden 6 ton 's jaars aan kleeden, ‘die men (als den particulieren

[p. 48]

handel is afgeschaft) in India jaerlijcx can vertieren ende daervan maecken van een, 2, 3 ende 4;’ daarbij komt de handel in Perzië, waar men ook specerijen met groote avance kan slijten. ‘Den handel van China en sal de Compagnie niet ontstaen, ende sal haer selffs in Batavia toevallen, alsse wil gebruycken de middelen daertoe noodich dienende.’ Chineesche en inlandsche handel te zamen zullen mettertijd, boven de lasten, ook de middelen doen vinden tot de jaarlijksche retouren naar Nederland, ‘sonder eenich capitael daertoe van hier derwaerts te seynden.’ Gestijfd met Perzische en Chineesche zijde zou de Compagnie van haar schuld jaarlijks wat mogen afleggen en bovendien aan de participanten goede uitdeeling doen. ‘Den vryen handel moeste dan affgeschaft ende de onnutte forten verlaten werden, oock de Piscadores, dewyle men verstaet 't selve een van de beletselen te wesen van den Chinesen handel. De Compagnie is daer veel gelegen aen de vrientschap, goede genegentheyt ende het welvaren van de cleyne handelaers, waermede ende neffens wien sy heeft te negotieeren, gelijck alle grossiers haer meeste welvaert daerinne bestaet, dat haere calanten, winckeliers ende cleyne cramers, de waeren in reputatie houden, winninge doen ende dickwils wedercomen, soodat de negotie die de Compagnie niet alleen can bevatten ofte die voor haer te gering is, niet en behoort te vallen in de handen van onse natie, welcke al reets te veel heeft laten sien, dat sulcx haer niet nut ende de Compagnie bovenmate schadelijck soude wesen, maer deselve negotie behoort te blyven aen de Indianen; men soude daermede winnen hare vrientschap ende te beter connen maecken een groote frequentatie ende t'samencomst van menigerley volckeren in Batavia.... Hiertoe soude veel helpen als men wat matelijck handelde met de tollen ende lasten te heffen op de uut- ende ingevoerde goederen, deselve houdende lager als de lasten van de by ofte naest gelegene plaetsen. Batavia in deser manieren opcomende, soude mettertijt aldaer occagie wesen om aldaer een soo groote menichte van Nederlanders te doen leven als men derwaerts crygen conde. De rijcken souden haer mogen generen met gelt op interest ende bodemerie soo aen Chinesen als andere natien die daer resideren te geven, ende waeren uutter see vallende te coopen om voor een

[p. 49]

tijt op te leggen, 't welck seeckere en vaste middelen zouden zijn.... Hierdoor soude den handel van China te beter te trecken sijn. De mindere souden hun generen connen, d'een met winckelneringhe, d'ander met een slaeff 3 ofte 4 te houden tot aentelinge van vee en andere gedierten, oock om te tuynnen ende visschen. Veelderley hantwerckers ende ambachtsluyden souden hun aldaer connen behelpen, ende insonderheyt een groote quantiteyt van zeevarende getroude personen, welcke by den dienst van de Compagnie souden mogen leven, totdat se op een andere wyse hun souden weten te erneeren.... Daer en is noch geen lant om grooter lantbouwinge te doen, vermits men de lantsaten aldaer te vyant heeft, welcke altemets de beesten buyten de stadt weydende comen rooven, soodat deselve met swaere wachten werden bewaert.’801

 

Aanvankelijk moest de geschiedenis natuurlijk Reael gelijk geven, wiens gedroomd Batavia veel dichter bij dat van (zeg) 1650 of 1750 komt dan dat van den singulieren man, wien toestanden voor den geest hebben gestaan die zich eerst met de middelen der 19de eeuw verwezenlijken lieten. De eeuw die op Reael's vraag: waarvan zal de inlander leven als de Europeaan er landbouw en scheepvaart in het groot bedrijft, het antwoord gereed hebben zou.

 

Tot dusver had Coen zijne opwachting nog niet bij Prins Maurits kunnen maken, die, toen hij uit de vloot kwam, met het leger te velde lag. Blijkens een brief dien hij 12 December 1623 aan de Carpentier schreef, had hij toen de Prins ontmoet en hem voor zijne menagerie een luipaard vereerd; een kleine olifant of een kakatoe, schrijft hij, zou de Prins ook wel gaarne hebben. Dat het onderhoud niet alleen over Indische gedierten heeft geloopen blijkt uit de rest van den brief:

‘Op de saecken van Oostindien beginnen de regenten van 't landt seer te letten. Hoe noodich en dienstich het sy, dat derwaerts veel volck ende veel gelt geschickt worde, en hoe daer veel volck ende veel gelt, boven 't vermogen ofte sonder last van de Compagnie, becomen connen, hebbe alle de voor-

[p. 50]

naemste regenten van de Vereenichde Nederlanden mondeling ende schriftelijck sommierlijck voorgestelt; 't schijnt dat ons voorslach vele seer wel bevalt. Soo haest de praegnante affairen sulcx toelaten, sullen de Ho. Mo. Heeren Staten-Generael, met sijn Excellentie de Prince van Orangien, de Compagnie ende anderen, gelijck dat behoort, naerder op ons verhael letten, ende examen doen. Interim werden nu naer Indien gesonden de schepen Hollandia, Gouda, Dordrecht ende de Leeuwinne met sooveel goederen en volck (daeronder ontrent 100 vrouwspersonen) als bergen connen. Naer Suratte ende Choromandel werden ontrent 5 tonnen gouts aen gelt gesonden, maer nae Batavia niet.’802

De Compagnie heeft nu 25% in nagelen uitgekeerd aan de participanten, die er maar 6 of 7 schelling 't pond voor maken. Al haar peper heeft zij verkocht tegen 29 stuivers 't pond op 24 maanden dag, ‘op conditie dat in twee jaren geen peper vercoopen sullen, welcke conditie velen seer mishaecht; eenige participanten hebben daertegen geprotesteert.’ Aan specerijen houdt de Compagnie na deze uitkeering omtrent zooveel in handen als hare schuld bedraagt. De actiën staan na de uitkeering op 160. ‘Met dese actien is 't wonder vreemdt gegaen; sy sijn een tijt lang seer hooch opgejaecht ende daerna weder soo leech gedreven, dat vele rijcke lieden daerdoor geruineert werden. Die 't ongeval getreft heeft, ende de rysinge van d'actien niet verwachten connen, fulmineren uytdermaten seer op de heeren bewinthebberen.’

De Carpentier kan niet beter doen dan spaarzaam huis te houden. Aanwas van kolonie in Batavia, Ambon, Banda zal in goede aarde vallen; eveneens het verkrijgen van den Chineeschen handel, en het heffen van tol en recht waer men dit zonder schadelijk gevolg doen kan, maar vooral retouren ‘in vendibele waren’; peper vooreerst weinig; nagelen heeft de Compagnie nog zeer veel; doch vooral waren van China, Coromandel en Suratte te zenden. - Met advies van Coen zijn twee rechtsgeleerden voor Indië geëngageerd, waaronder een bewindhebberszoon, Dr. Pieter Vlack.803

[p. 51]

In December 1623 kwam ook het tweede stuk gereed waarvan de redactie den 12den October aan den advocaat Boreel was opgedragen: de ‘deductie’ der tijdens de behandeling van Coen's voorstel door leden van de XVII gemoveerde consideratiën (wij zouden in onze stadhuistaal zeggen: het voorloopig verslag). De bezuiniging vinden zij voortreffelijk en het verkrijgen van den Chineeschen handel ook; tegen peuplatie met Nederlandsche gezinnen en slaven hebben zij mede geen bedenking (behalve dat de slaven niet uit één gewest moeten worden betrokken en in aantal de blanken niet moeten te boven gaan); hun voornaamste opmerkingen betreffen den particulieren handel:

‘Het is seker dat met redelijcke concessie van den vryen binnenlantschen handel in Oost Indien verscheyde getrouwde luyden sullen geinduceert worden om met hare familie uyt dese Nederlanden naar Indien te varen, veel meer als voor desen; maer alsoo dit een verscheyden voeth is als die voor desen by de Compagnie is gebruyct, die geenen perticulieren handel tot dese tijt toe en heeft willen tollereren; ende dat oock alle veranderinge in groote saecken seer suspect ende dangereus geoordeelt moet worden, soo staet eerst te considereren oft op den jegenwoordigen voeth van handel, by de Compagnie tot noch toe geuseert, de saken niet wel en souden connen worden gecontinueert.’804 Men meent van wèl: ‘den profytelijcksten binnenlantschen handel is by ervarentheyt nu ontdect ende can waergenomen worden, naerlatende de weynich proffijt gevende....; als men al eenen anderen voeth sal dienen te embrasseren, soo sal daerop moeten insonderheyt worden geleth, dat de minste verandering de beste is.’ De voorstanders van den nieuwen voet zijn bewijs schuldig, ‘dat de Compagnie daerby een notabel soulagement sal becomen.’805 Dit een en ander Coen aangediend zijnde, heeft hij ten antwoord gegeven: ‘Perticulierlijck den nieuwen voeth te bepalen mene voor dese tijt niet doenlijck nochte oock dienstich; de sake in gebruyck gestelt wordende, sullen haer van selffs solveren de difficulteyten, die het voorsz. concept beswaerlijck

[p. 52]

ofte onmogelijck souden schynen te maken.’806 Waarop de leden besloten hebben, dan zelf aan de kameren eenige punten te doen voorleggen die hun voorkomen overweging te verdienen. Volgt, in 17 artikelen, een concept-reglement (waarvan artt. 1-9 op de met eigen schip uitvarende gezinnen, artt. 10-17 op de vrijelieden in het algemeen betrekking hebben):

1-2.Niemand naar Indië dan op licentie der XVII.
3.Niet dan uit Nederland te varen.
4.Eed van subject te worden en te blijven van G.-G. en Raad.
5-6.Speciale artikelbrief (geen goederen medenemen dan die hun worden toegestaan; geen havenen of landen van Europa aandoen; eerst te Batavia last te breken; zoo zij verlof krijgen op eenig kwartier van Indië te handelen, steeds te Batavia terug te keeren; hun tijd ten volle te Batavia of waar G.-G. en R. het hun toestaan zullen, uit te wonen; geen schip of schepen naar Nederland terug te laten varen dan met consent; geen koopmanschappen of contanten naar Nederland te vervoeren op Compagnie's of andere schepen; geen schade toe te brengen aan vrienden en geallieerden der Geunieerde Provinciën in Europa of van de V.O.C. in Indië).
7.De naar Indië medegevoerde goederen betalen te Batavia tol.
8.Zij mogen niet van Batavia worden vervoerd dan op licentie van G.-G. en R.
9.Ieder die naar Indië vaart met eigen schip en goederen moet gehuwd zijn, vrouw en kinderen medenemen en zich verbinden daar minstens 10 jaren met zijn gezin te blijven.
10.Vrijelieden mogen handelen in zulke koopmanschappen als door G.-G. en R. vergund worden en anders niet.
11.Beperkingen dezer ‘handelsvrijheid’: ‘eerst maer toe te staen in plaetsen daer sy de Compagnie de minste hinder doen; de handel van de Molucos, Amboyna ende Banda in 't eerste voor de Compagnie te houden.’
12.Eerst te ontladen in de plaats waaruit afgevaren zijn.
13.Zij betalen voor uit- en invoer tol.
14.De Compagnie mag goederen door vrijelieden aangebracht, tot zich nemen ‘tot prijs courant’.

[p. 53]

15.Peper, nagelen, noten, foelie in het bezit van vrijelieden slechts aan de Compagnie, tot vastgestelden prijs, te verkoopen.
16.Geen goederen of geld naar Nederland te zenden dan met licentie.
17.Alleen gehuwde vrijelieden mogen den particulieren handel uitoefenen, ‘ten waer hy borge wist te stellen, dat hy ter plaetse van sijn afvaren wederomme sal comen.’807

 

Een (vermoedelijk Zeeuwsch) bewindhebber, die, naast de stukken opgemaakt door Boreel, ook Reael's ‘wederlegginge’ in handen had gekregen, stelde dezen de vraag: waarom, zoo de Compagnie den particulieren Nederlander niet toelaat in Indië over zee te handelen, gedoogt zij dit wel van den Indiaan? Reael antwoordt:808

‘De vrage waeromme men de vrye lieden den inlantschen handel niet soo wel en soude gedogen als de Indianen en heeft geen plaetse, want daer de Compagnie contracten heeft van alleen te mogen handelen, is de negotie den Indianen niet alleen simpelijck ontseyt, maer oock met hardicheyt verhindert. Op alle plaetsen daer de Compagnie geen contracten en heeft, gedoocht de Compagnie de Indianen oock niet, maer de Indianen gedoogen de Compagnie. Godt ende de nature geeft den Indianen het vrye gebruyck van de wilde zee ende lucht. De navigatie ende coophandel hebbense van hare voorouders van over veel hondert jaren, van handt tot handt, geerfd.... De vrye luyden doen de negotie vervallen, brengende de winst van een cent op 50, van 50 op 25, ende voorts op niet; mishandelen en verongelijcken de Indianen, 't welcke alsoo voortgaende, daeruyt soude te verwachten sijn eenen generalen haet der Indianen jegens de Nederlanders, de ruïne van de Compagnie, ende eyndtlijck der vrye luyden eygen verderff. Maer soo men beleth dat de vrye luyden haer deur Indien verspreyen, se alle doet woonen binnen Batavia, de Compagnie den inlantschen handel behoudt ende soect te vermeerderen,

[p. 54]

de Indianen gerustelijck mogen handelen, soo sal Batavia seer haest toenemen, de Nederlantsche burgers daerinne sullen rijck worden, de Indianen ende Chinesen hunne negotie daer maecken, ende hen aldaer met groote menichte ter neder setten. Gelt is het aldervoornaemste middel daermede dit alles is te wege te brengen.... Men geeft alreede in Batavia interest van 5 procento 's maendts.... De Portuguesen in Goa liggende, trecken gelt uyt Portugael van hare vrienden ende bekenden, ende geven selffs 50 ofte 60 procento 's jaers, ende als het haer toegesonden wert in commissie ende sy 't selve uyt doen voor rekeninge van hare meesters, sendense jaerlijcx aen winst over 70, 80 ende oock wel 90 procento. Hoe wel soude het vele rentiers ende coopluyden comen, datse, met een duysent guldens van haer capitael naer Indien te seynden, sooveel mochten winnen, alsse hier te lande doen met thien ofte twaelff duysent guldens. Soo dit in train wierde gebracht, veele eerlijcke luyden van goeden huyse ende geslachte souden van hare bloetverwanten ende bekende vrienden bygeleydt mogen werden soodanighe somme van penningen, daermede sy souden te bewegen sijn naer Indien te gaen, om deselve aldaer op provisie ofte voor haer eygen rekeninghe uyt te doen, soodat in deser manieren Batavia wel soo geltrijck soude werden als men wenschen soude..... De Chinesen souden wel de grootste sommen trecken, sydewaren ende andere coopmanschappen daervoor brengen te Batavia, welcke waren ten deelen by de Compagnie souden werden gecocht, ende weder andere waren daeraen gevent werden. 't En can de Compagnie (die soo verre gecomen is, dat se heeft het gros van eenige van de voornaemste Indische waren) geensins schaden ende niet als groot voordeel geven, dat de cleyne handelaers oock wat versien sijn met gelt.... Daer gelt is, daer valt de neeringe. Het gelt doet, dat om de stadt van Manilha woonen over de 20.000 huysgesinnen, meest Chinesen, oock veel Japonnesen ende naturellen van 't landt, waervan de Castilianen wonende binnen de voorsz. stadt (bestaende maer in omtrent 1000 huysgesinnen) trecken tribuyt, thollen ende andere emolumenten, daermede sy haeren staet mainteneren.’809

[p. 55]

Na de vele gewisselde schrifturen kwam men 5 Mei 1624 ter vergadering der XVII (te Middelburg gehouden) tot het besluit, dat Coen en Boreel in artikelen zouden stellen de vrijheid, die aan de vrijelieden in Indië in den handel zou kunnen worden verleend. Zoodra het concept gereed was, zou de advocaat het aan de kameren zenden, en in den najaarsvergadering zouden de XVII er op besluiten.810 13 Mei worden drie bewindhebbers en een hoofdparticipant gecommitteerd ‘om te spreken met d'heer Generael Coen aengaende sijne E. verder pretensie op de Compagnie, omme te verstaen waerby syne E. contentement meent te becomen’; 16 Mei rapporteeren deze heeren, ‘dat d'heer Generael Coen door haere E. eyndelijngh gebracht is geweest om eysch te doen aengaende syne E. verder pretensie, ende dat syne E. soude nemen contentement, indien hem de Seventhiene soude willen toeleggen f 50.000, hoewel meende dat syne meriten meerder waren; hierop hadden de gecommitteerden noch verder geprocedeert, ende syne E. finalijck noch geinduceert syne geheele pretensie te submitteren aen de discretie ende dispositie der vergaderinge der Seventhiene, met vertrouwen dat deselve vergaderingh behoorlijcken op syne E. meriten sal letten, ende hem encourageren tot verder dienst, assistentie ende hulpe daer 't selve by synen raet ende eygen persoon bygebracht sal connen worden.’811 De XVII hooren dit rapport aan, maar nemen er geen besluit op; zij brengen de zaak eerst bij de kameren over, met verzoek, ter najaarsvergadering ‘gelast te comen’. Of Coen nu boudeerde? Het heeft er den schijn van. Tegen de najaarsvergadering is zijn concept over de vrijeluiden niet bij de kameren ingekomen, en moet de kamer Amsterdam worden verzocht, Coen te overreden die najaarsvergadering bij te wonen en het concept mede te brengen. Hij voldoet hieraan, en ‘informeert’ mondeling op alles de vergadering, die daarop 25 September 1624 het concept voorloopig arresteert. ‘Nadat de vergaderinge van de Seventhiene,’ gaan de resolutiën van dien dag voort, ‘hadden gebruyckt het goet advis van den heer Generael Coen op het dresseren ende arresteren van 't reglement op den inlantschen handel, waeruut noch

[p. 56]

verder verstaen werde syne suffisantie ende bequaemheyt, met de fondamentele kennisse van den standt der Compagnie's saken in Indien, waertoe hy een voornaem instrument geweest is, is daerom goet gevonden te letten op de verder pretentien van den heer Generael, ende (alles geconsidereert dat ter materien dienende was) om syne E. t'encourageren ten besten dienste van de Compagnie, is met advis der hooftparticipanten by de Seventhiene geresolveert, dat men aen d'heer Generael Coen boven de voorgaende toegeleyde somme in de maent October 1623 tot vereeringe alsnoch sal toeleggen de somme van f 20.000, met alsulcke bygevoeghde dancksegginge in goede termen als de saecke is meriterende; dat oock aen syne E. wordt toegelecht den interest van 5 ten hondert van de somme in October 1623 hem gecomporteert hebbende,’ en die dus blijkbaar nog niet was afgerekend.

De gecommitteerden die hem gingen aanzeggen op welken prijs zijn (door hemzelven lichtelijk beduimelde) verdiensten waren geschat, kwamen niet met die boodschap alleen: zij hadden hem nog over iets anders te onderhouden. ‘Alsoo,’ hadden de heeren 3 October 1624 in hunne morgenvergadering besloten, ‘vermits het alsnu gearresteerde reglement van Indien het noodich is dat bequame personen in Oost-Indien werden gebruyckt, die met goede kennisse ende genegentheyt 't selve connen helpen aldaer bevoorderen ende ten aldereersten in praticque stellen, ende de vergaderinge haerselven ten vollen gecontenteert houden van de getrouwicheyt, bequaemheyt ende goeden iver van den heer Generael Coen staende sijn voorleden gouvernement van Oost-Indien; dat oock niemant beter tot bevoorderinge van 't voorsz. reglement als d'heer Generael Coen en can gebruyckt worden, die daertoe als eerste autheur de beste kennisse ende genegentheyt sal connen gebruycken, soo is by de Seventhiene met advis der hooftparticipante eenpaerelijck geresolveert, dat by gecommitteerde uyt dese vergaederinge den heer Generael Coen sal werden gesondeert of sijn E. hem noch wil laeten gebruycken in qualiteyt van Gouverneur-Generael naer Indien te varen met d'eerste vloote, ende presentatie van in de conditien wel te sullen accorderen in redelijckheyt.’812

[p. 57]

Later op den dag doen de gecommitteerden, ‘by d'heer Generael Coen geweest hebbende,’ rapport, dat zij hem vooreerst aangediend hebben het besluit omtrent de ‘vereeringe’, waarvoor hij ‘naer eenige weynige prefatie’ de XVII dank zegt, ‘presenterende altijts hunnen dienst aen te nemen; voorders aen hem openinge gedaen sijnde dat de vergaderinge wel genegen soude sijn om sijn E. te bewegen om als Gouverneur-Generael van Indien wederom derwaerts te varen met d'eerste vloote, seyde niet qualijck genegen soude sijn omme den dienst aen te nemen, indien sijn E. alvoren soude connen geraecken tot een bequaem ende goet partur tot eene huysvrouw om met hem nae Indien te gaen, ende indien syne E. met de Compagnie over eerlijcke conditien sal connen accorderen, maer absolutelijck conde 't selve vooralsnoch niet verclaren nochte toeseggen.’813

De vergadering zal gedacht hebben, dat indien Coen ernstig wilde, het partuur hem wel niet zoude ontbreken, en de gecommitteerden gingen ten volgenden dage al wederom naar Coen. Of hij zich ‘op reputatie’ hield! Zij brachten ‘voor eenich raport’ een kattebelletje van hem mede, waarvan de inhoud in de resolutie niet is opgenomen, en waarop het besluit valt, de gecommitteerden nogmaals naar Coen terug te zenden, om met hem in conferentie te treden, ‘aengaende 't part in de prinsen, de tafel van den Gouverneur-Generael ende 't tractement, omme naerder de saecke te prepareren.’ De vrije tafel mocht blijkbaar opgeruimd worden voor den G.-G. de Carpentier, maar diende hersteld voor den G.-G. Coen! 5 October rapporteeren de gecommitteerden, dat zij ‘om naemaels geen dispute te hebben,’ op alle punten met Coen tot overeenstemming zijn geraakt (hetgeen wel beteekenen zal: op alle punten hebben toegegeven), ‘ende gehoort 't selve raport is by de Seventhiene met advis der E. hooftparticipanten deselve besoinge goetgevonden ende geaprobeert, sodat naemaels, als de heer Generael Coen sal resolveren naer Indien te varen, alsdan geene dispute en sal wesen over eenige conditien, die alsnu gefacilieert blyven volgens de secrete notulle hiervan gehouden’ (welke ik niet kan mededeelen,

[p. 58]

daar zij uit het archief is verdwenen).814 - 15 October 1624 wordt het 25 September voorloopig gearresteerde concept ‘rakende 't openstellen van den handel van Indien’ nogmaals gelezen, en ‘na, verandering, verbetering ende deliberatie’ in definitieven vorm gebracht, ‘om alsoo gepractiseert ende in 't werck gestelt te worden, ten waere iet anders hiernaer by de Seventhiene verandert ofte goetgevonden soude worden.’ De oppositie was blijkbaar niet geheel verstomd, en wist een achterdeurtje op de kier te doen houden.

 

Het reglement van 17 October 1624 (want als zoodanig is het bekend gebleven, naar den dag waarop het door den advocaat Boreel is afgeteekend) bevat 19 artikelen.

‘Alsoo by experientie van veele jaren claerlijck is gebleecken, dat de dagelijcksche misbruycken in de quartieren van Oost-Indien, mitsgaders de generale oncosten ende lasten, buyten maten sijn comen te vermeerderen,.... ende insonderheyt dat de voorsz. misbruycken ende lasten by grooter verbreyding van den handel aldaer ende by de gedane conquesten van de landen van Jacquatra ende Banda, als oock door fondatie van steden ende plaetsen, noodich tot aenplantingh van nieuwe colonien, vooreerst (op desen voeth voortgaende) niet en sullen connen werden vermindert, soo is 't, dat de vergaderinge van de Seventhiene,.... met advis van den heer Generael Coen en eenige andere personen hem verstaende van de constitutie ende nature der Compagnies saecken815 hebben eyndelinghen (onder approbatie van de Ho. Mo. Heeren Staten-Generael der Vereenichde Nederlanden) gearresteert dit naervolgende reglement, als te weten:’

1.In Batavia, Ambon, Banda blijft op den bestaanden voet bevestigd de tegenwoordige ‘liberteyt’ der vrijelieden ‘om te coopen ende te vercoopen alsulcke manufacturen, goederen, coopmanschappen, vruchten ende refreschementen als in ieder van dien voort connen gebracht ofte gemaect werden.’
2.De V.O.C. reserveert zich alle rechten, voortvloeiende uit haar octrooi.
3.G.-G. en R. worden gemachtigd, aan vrijelieden in de

[p. 59]

landen van Jacatra, Ambon, Banda uit te deelen ‘seeckere parthyen van landen, bosschen en tuynen, ende de visscherie van eenige versche wateren en versche rivieren,’ in leen of in eigendom, ‘onder alsulcke vryheden, exemtien, belastingen van chijns, recognitie ofte andere conditien als best geraden sullen vinden.’
4.G.-G. en R. worden gemachtigd ‘aen de voorsz. vrye borgers en inwoonderen’ te vergunnen ‘den vryen handel ende traffique van d'Oost-Indien, by speciale gratie ende concessie daervan te obtineren,’ om te varen van Batavia naar de kust van Coromandel, Ceylon, Bengalen, Suratte, de kust van Malabar, Madagascar, Sofala, Mozambique ‘ende langs de gansche Oostkust van Africa tot de Roode Zee toe,’ Palembang, Djambi, Indragiri, Perak ‘ende omliggende kusten in de straet van Malacca,’ de Westkust van Samatra ‘tot Atchin toe exclus of inclus,’ Bintang, Lingga ‘en andere eylanden ontrent de strate Sincapura gelegen,’ Djohore, Pahang, Patani, Ligor, Bordelong, Siam, Cambodja, ‘Champa’,816 Cochinchina, Japan, Pehoe, ‘langs de gansche cust van Borneo, langs de gansche cust van Java,’ naar Makassar, Boeton, Ambon, Banda, de Molukken (mits geen nagelen, noten of foelie vervoerende); - van Ambon op de omliggende eilanden (mits geen nagelen uitvoerende); - van Banda op Ceram, Kei, Aroe, Tenimber, Nova Guinea ‘ende alle andere landen en eylanden daeromtrent ofte oock verder by oosten Banda gelgen’; - uit de Molukken naar Halmaheira, Celebes, Mindanao, de andere Philippijnen, Japan (geen nagelen vervoerende); - van Batavia ‘om te gaen cruyssen op den vyant, mits goede cautie stellende, ende betalende de gerechticheyt aen den heere, achtervolgende de uyt te geven commissie.’ Steeds moet met de bekomen retouren direct naar het punt van uitgang worden teruggekeerd, behoudens met name genoemde uitzonderingen, ‘volgens licentie alsdan te vergunnen.’ Al welken handel en vaart G.-G. en R. ‘mettertijt en by gelegentheyt allencxkens mogen openen ende vrystellen,’ onder de volgende bepalingen:
5.Geen vaart dan op ‘expres consent en commissie’ van den G.-G.

[p. 60]

6.Geen commissie dan aan vrijburgers van Batavia, Ambon, Banda of de Molukken.
7.Ter plaats van bestemming mag vrijelijk worden gehandeld, ‘'t sy off eenige schepen der Compagnie aldaer mochten sijn handelende, ofte niet.’
8.Is daar wel een Compagnie's schip, dan in overleg met de commiezen daarvan te beramen ‘eenen seeckeren gestelden prijs, tot denwelcken sy alle gemeene waren gehouden sullen sijn te vercoopen ende te coopen, soo lange als by den anderen sullen wesen.’
9.De commissie wordt slechts tegen recognitie verleend, met den G.-G. overeen te komen.
10.Zij wordt slechts verleend onder borgstelling, ‘dat sy het particulier accort met haer gemaect preciselijk sullen naercomen, haer behoorlijck retour sullen doen ter plaetse daer sy affgevaren sijn, ende geen vrienden ofte geallieerde sullen beschadigen.’
11.‘Eerlijcke luyden die met hare familien ende capitalen naar Indien varen willen,’ kunnen passage op de Compagnie's schepen krijgen, zooveel de gelegenheid toelaat.
12.Zij mogen ook op eigen schepen uitvaren, ‘recht deur naer Batavia, met alsulcke cargasoenen ende capitalen als de particulieren goetvinden sullen, met toestaen van de Compagnie.’
13.Zij varen onder borgstelling, ‘dat sy seeckeren tijt van jaren in de Indien sullen resideren onder den eedt ende 't gouvernement van den G.-G.’
14.Vóór zij te Batavia aangekomen zullen zijn, mogen zij van de medegenomen cargasoenen niets verkoopen.
15.Op licentie der XVII mogen zij van de Kaap langs de Oostkust van Afrika loopen binnen Madagascar door, of ook langs de kust van Malabar, ‘om aen den vyant eenige affbreuck te doen in 't passant.’
16.Zij moeten zich te Batavia, Ambon of Banda nederzetten.
17.Schepen van vrijelieden, 't zij uit Europa naar Indië gevaren of aldaar gebouwd of gekocht, moeten, op pene van verbeurte, in Indië blijven.
18.Geen goederen van vrijelieden mogen naar Europa

[p. 61]

worden overgebracht, op pene van verbeurte en arbitrale correctie.
19.Vrijelieden die middelen naar Europa willen overmaken, mogen dit doen 't zij in contant, 't zij bij wissel door den directeur-generaal in Indië te verkoopen op de Compagnie in Nederland.817

 

‘Daer is geen dinck,’ schrijven, onder aankondiging van dit reglement, de XVII 17 October 1624 aan G.-G. en Raden, ‘daer de Compagnie vooreerst meer dienst aen geschieden can dan aen de versamelingh ende aenplanting van menichte van alderley volck in Batavia, Amboyna ende Banda; doet hiertoe u uytterste debvoir.... Verhopen dat U.E. van hier beter ende geschicter volck dan voor desen becomen sullen, ende die bequaem sullen wesen omme de slaven wel te regeren ende met goede exempelen voor te gaen.’818 - De formule-Coen overgenomen door het Compagnie's bestuur in Nederland; de strijd tegen Reael gewonnen! Er moet een ver reikende invloed te zijnen voordeele werkzaam zijn geweest. Hij moet indruk hebben gemaakt op en welgevallig zijn gebleken aan de sedert Oldenbarnevelts val in de Republiek bovendrijvende partij, die door het werktuig der Staten-Generaal druk op de V.O.C. kon uitoefenen. Trouwens, die partij was in de Compagnie's vergaderingen ook sterk vertegenwoordigd. Lieden als Reael, met gemarkeerde arminiaansche verbindingen, waren daar zeker nog niet weder in de meerderheid. Wij zullen nader bevestigd zien, dat ook de persoonlijke invloed van Prins Maurits zich ten gunste van Coen's denkbeelden heeft doen gelden. Hij staat nu in het zenith zijner baan. Gouverneur-generaal voor de tweede reis zoo hij het wil, op conditiën die hij zelf heeft mogen dicteeren. Maar hij wordt reeds door het lot beloerd, dat tegen verder succes van den man die zooveel vijandschap had moeten uitlokken, eerlang het puntig wapen strekken zal. Coen's rust en vooruitzichten worden door gevolgen van de staatkunde, door hem in Indië gevoerd, achterhaald. De eerste strijd schijnt nauwelijks uitgestreden, of een andere volgt, in welks loop, door een merk-

[p. 62]

waardige verwikkeling van zaken, ook de overwinning, op Reael behaald, weder problematiek wordt. Prins Maurits zal hem weldra ontstaan, en aan de Coen gunstig gezinde Staten-Generaal zal het moeilijk vallen hem recht te doen. Een machtig nabuur ging hem als den boozen man aanklagen, die onder alle omstandigheden onschadelijk moest worden gemaakt.

H.T. Colenbrander

 

(Slot volgt).

747Gedeelte eener levensbeschrijving van Jan Pietersz. Coen welke eerlang in boekvorm zal verschijnen. - 20 Januari 1623 was te Batavia aangekomen het schip Cleen Erasmus met een brief van gecomitteerden uit de XVII, gedagteekend 's-Gravenhage 14 April 1622, die Coen bewoog, zijn reeds lang voorgenomen vertrek naar patria niet langer uit te stellen. Die brief had de aankondiging bevat, dat de XVII Coen's ‘hooge conincklijcke concepten’, op de vestiging eener Nederlandsche burgermaatschappij in Indië nederkomende, niet langer konden ‘secondeeren’. Hij bedenke dat zij maar kooplieden zijn, geen ‘princen ende groote potentaten’. Zij hebben 8 millioen loopende schuld, en kunnen voortaan jaarlijks niet meer uitrusten dan 4 groote en 2 kleine schepen. Hij drage zorg met de Engelschen ‘alle occasien van disputen ende crakelen te myden, ende te gedencken, dattet een trotsmoedige, hooveerdige natie is; item, dat wy haer vrienden moeten wesen om reden van staet.... Gy soudt daer licht meer rockenen, als wy hier connen affspinnen. Gy sijt in India, wy in Europa; men moet altoos nae sijn meester omsien.’
Er stond eigenlijk in dien brief geen letter of Coen had die reeds door onherroepelijke handelingen verzaakt. Naar deze instructiën verkoos hij niet te dienen. 23 Januari 1623 kondigde hij in Rade van Indië zijn onherroepelijk afscheid aan, deed Pieter de Carpentier tot zijn opvolger verkiezen, liet dezen 31 Januari een uitvoerige instructie achter, droeg hem 1 Februari het bestuur over, en vertrok 2 Februari per schip Mauritius naar patria. Vast vertrouwende de heeren meesters tot zijn inzichten te zullen overhalen, had hij 31 Januari nog den Raad van Indië aan de Bataviasche gemeente verlof doen geven tot het uitoefenen van den particulieren handel, uit overweging dat, ‘'t progres ende welstant van desen staet in de vermeerderinge van de trafficque ende onderlinge commercie gelegen sijnde, ende aen alle natien die hier comen d'selve vergunt ende toegestaen wert, geensints in redenen hebben connen bevinden onse eygen natie ende burgerye daervan te frustreren.’
11 Mei 1623 ontmoette Coen in de Tafelbaai schepen uit patria, en kon kennis nemen van een door de XVII 8 September 1622 aan hem gericht schrijven, met klacht dat zijn vrijmoedigheid ‘alle maet, regel ende discretie te buyten gaet, niet off wy u, als billijck achten, ja maer gy ons te ordonneren ende bevelen haddet’; hij heeft een toon gevoerd ‘in allen schijn off wy geen patriotten en waren; willen u vermaent hebben, uwe te vrymoedige penne wat in te binden.’ - 18 Mei verzeilt Coen naar St. Helena, waar hij 12 Juni aankomt; van de omstandigheden dat hier ververscht wordt, maakt hij gebruik om door een laatste rapport de berichtgeving omtrent zijn bewind in Indië af te sluiten (20 Juni 1623). Het bevat (evenals reeds de instructie aan de Carpentier van 31 Januari) de hoofdtrekken van het stelsel, dat wij hem in zijne voordracht van 21 September 1623 aan de Staten-Generaal zullen zien ontwikkelen.
Met romeinsch cijfer haal ik aan de deelen mijner publicatie Jan Pietersz. Coen; Bescheiden omtrent zijn bedrijf in Indië ('s-Gravenhage, Mart. Nijhoff, 1919-1923).
748IV, 605.
749Goa, Manila, Malaka, Macao (IV, 590).
750IV, 577 noot.
751Dit ter verbetering van N.P. van den Berg, Uit de dagen der Compagnie, 351.
752IV, 584.
753IV, 590.
754IV, 591.
755IV, 592.
756IV, 593.
757IV, 594.
758Ibid.
759IV, 595.
760IV, 596.
761IV, 598.
762Ibid.
763IV, 599.
764IV, 600.
765IV, 601.
766Over dit nieuwe orgaan zie mijn Koloniale Geschiedenis, II, 205.
767Willem Boreel.
768Versta: in schrift gebracht worden; geredigeerd worden.
769IV, 604.
770Hierop volgen de woorden, aangehaald op blz. 24 hiervóór.
771Zie mijne Koloniale Geschiedenis, II, 206.
772Versta: aan de vennooten.
773IV, 607.
77413 November 1614.
775Eeredegen.
776IV, 609.
777I, 286.
778IV, 625.
779De Decemberschepen worden vermeld als vertrokken (IV, 630).
780Immers zij zijn op elk der 3 exemplaren waarin de ‘instelling’ tot ons gekomen is, bijgeschreven (IV, 610 noot; vgl. ook den aanhef van het stuk beginnende IV, 638).
781IV, 611. - De tegenwerping is juist;; zie I, 792.
782Ibid.
783Ibid.
784De cijfers zijn aangehaald uit Coen's rapport van 20 Juni 1623 (I, 786).
785IV, 611.
786IV, 612.
787III, 293.
788IV, 614.
789IV, 615.
790Ibid.
791IV, 616.
792IV, 617.
793Ibid.
794IV, 618.
795IV, 619.
796Ibid.
797III, 296 en 305-'06.
798I, 798.
799IV, 620.
800Vooraf gaat een lofzang op den ‘goeden ouden tijd’ van 1613-'19, te lang om uit te schrijven maar die wegens de daarin opgenomen bijzonderheden wel bevestigt dat de geheele ‘Wederlegginge’ inderdaad van Reael is (IV, 620).
801IV, 622.
802IV, 624.
803IV, 626.
804IV, 629.
805IV, 633.
806IV, 634.
807IV, 638.
808Het stuk is niet geteekend, maar blijkbaar van denzelfden schrijver als de ‘Wederlegginge’. Het is bewaard onder de losse stukken der kamer Zeeland, die in 1624 ‘presidiale kamer’ was.
809IV, 641.
810IV, 642.
811IV, 643.
812IV, 645.
813Ibid.
814IV, 646.
815Zij worden nergens in de resolutiën met name genoemd.
816Ten Oosten van Cambodja.
817IV, 654.
818Ibid.