Bibliographie
Paul van Zeeland, Beschouwingen over Europa 1932. - N.V. Standaard Boekhandel, Brussel.
De Heer Paul van Zeeland, Directeur der Nationale Bank van België, geeft in bovenvermeld werk zijn inzichten en ervaringen weer over de economische crisis en de oorzaken daarvan.
Hoewel de auteur, die behalve theoretisch econoom een in de praktijk ervaren man is, inziet, dat in dezen tijd, waar het spel der economische krachten zoozeer van alle kanten wordt gestoord, aan een geheel vrije economie niet te denken valt, zoo behoort hij, en dit wel op zeer goede gronden, tot degenen die een althans zoo vrij mogelijk economisch verkeer als ‘normaal’ beschouwen. Er is dus hier iemand aan het woord, die niet zijn hoop heeft gevestigd op experimenten van menschen ‘die tenminste wat doen’, maar die duurzame verbetering zoekt langs den moeilijken weg naar een herstel van evenwicht tusschen de bestaande krachten en verhoudingen.
De Heer van Zeeland laat een reeks van feiten en belevenissen aan ons geestesoog voorbijgaan en trekt er zijn conclusies uit.
Voor dengeen, die in dezen tijd pessimistisch gestemd is ten opzichte van een terugkeer van wat hij meent te zien als een gezond economisch verkeer, moge reeds direct de mededeeling, dat in den wereldoorlog feitelijk de oorzaak der groote evenwichtsstoornis ligt, welke nog steeds niet overwonnen is, het inzicht geven dat, ook al is er veel veranderd, een geleidelijk herstel van evenwicht weer tot een toestand terug kan voeren, die tot een vrij handels- en dus geldverkeer tusschen de volkeren kan leiden. Want het is wel zeker, dat de meeste kunstmiddelen, door de volkeren aangewend om de economische gevolgen van den oorlog en andere stoornissen voor hun land af te wenden, niet anders hebben gebracht dan verergering dier gevolgen en vertraging van het herstel.
Het boek van den Heer Van Zeeland geeft voorts in het kort een relaas van de moeilijkheden, waarmede onze Zuidelijke buren te kampen gehad hebben en nog hebben en men mag zonder twijfel de gevolgtrekking maken dat zij er zich knap doorheen slaan. Voor kleine landen is heden ten dage de strijd niet gemakkelijk en helder wordt ook uiteengezet, hoezeer op monetair gebied het falen der groote centra als Londen en New York, die als steunpunten moesten dienen, het den kleineren extra moeilijk hebben gemaakt. Zeer duidelijk wordt b.v. in het licht gesteld, dat een goldexchange-politiek voor de kleinere landen alleen mogelijk is als verrassingen, die Londen en New York hebben geboden, uitgesloten zijn te achten. Zij zijn de hoeders van dat systeem; falen zij, dan is het uitgesloten, dat de kleinere
centra anders kunnen doen dan onmiddellijk op het goud zelf over te gaan. Na de gebeurtenissen te Londen heeft trouwens België zoowel als Nederland direct de consequentie ervan getrokken.
Belgische en Nederlandsche problemen zijn niet geheel identiek, maar zoo er iets in dezen tijd als een paal boven water staat, dan is het wel dat een samenwerking der kleine naties in belangrijke mate ieders moeilijkheden kan verzachten. Daarvoor is natuurlijk overeenkomst in standpunt noodig. De gezonde opvattingen van den Heer Van Zeeland, die op een plaats staat waar hij ze in praktijk kan brengen, zullen zeker zulk een nauwere economische samenwerking niet in den weg staan.
De schrijver is blijkbaar op lezing van zijn boek in Nederland gesteld en heeft dit in het Fransch geschreven werk in het Nederlandsch doen vertalen. Dat dit Nederlandsch zoo nu en dan een ietwat Zuidelijk cachet heeft, verraadt de nationaliteit van den vertaler en heeft voor onze Noord-Nederlandsche opvattingen een bepaalde charme, al doet het op enkele plaatsen vermoeden, dat de Fransche tekst duidelijker zal gesproken hebben.
C. de I.
Ernest Claes, Toen Ons-Lieve-Vrouwke heuren beeweg deed. Houtsneden van Marice Brocas. - A.M. Stols, Brussel en Maastricht.
Ons-Lieve-Vrouw heeft het tegenwoordig druk in ons land. Men weet dat zij reeds meer dan eens het dorp Beauraing in 't Walenland heeft gekozen om zich te laten zien, tot groot soulaas der zieke pelgrims en profijt van hotelhouders en den Boerenbond. In een jaar tijds heeft zij ook twee dichters geïnspireerd, een Waal en een Vlaming, ter wille van het nationaal evenwicht. De eene is Thomas Braun, advocaat, folklorist en dichter (van o.a. L'An, voor dertig jaar geïllustreerd door Melchers, en van een loflied op de postzegels, Philatélie), van wien bij Vromant een pracht-uitgave verscheen van Ex Voto, bois et texte, noemt hij het bescheiden, die hij plaatst sous la protection de nos précurseurs, imagiers et poètes. De andere is Ernest Claes, de bekende auteur die met De Witte veel populariteit verwierf. Claes heeft bij denzelfden drukker in hetzelfde formaat en met dezelfde keurige houtsneden die Braun's boek versieren een pendant tot dat werk gegeven: Toen Ons-Lieve-Vrouwke heuren beeweg deed. Het kon natuurlijk niet anders of deze beide werken zouden familietrekken vertoonen. Ex Voto is een geleerde poema, waarin proza afwisselt met poëzie, - dat ook Gezelle er wordt bijgehaald, in 't Vlaamsch, niet vertaald, bewijst weer eens den goeden smaak van den voornamen stylist. Het boek van E. Claes is louter verbeeldingswerk en beschrijft een reis van Ons-Lieve-Vrouwke van Scherpenheuvel die in den nacht vóór Pinksteren de Lieve-Vrouwkens van 't Walenland en Vlaanderen bezoekt. De twee werken zijn dus heel verschillend van vorm, maar met elkaar verwant door de stof en den geest. Allebei zijn zij geschreven ter eere van al de Lieve-Vrouwkens die België maken tot één land van beevaart, die van Scherpenheuvel, Walcourt, Foy, Hoei, Péruwelz, Alsemberg, Halle, en vertellen de legenden en de mirakels van die gewestelijke patronessen. En allebei staan in het literair teeken van Max Elskamp. Als ik mij niet vergis is de Antwerpsche dichter van Salutations dont d'angéliques de
eerste geweest om lofgedichten te wijden aan Ons-Lieve-Vrouw, die doortrokken zijn van de naïeve vroomheid der primitieve volksprenten: Enluminures, Alphabet de Notre-Dame la Vierge, Sept Oeuvres de Miséricorde enz..... Eenige gedichten van Victor Kinnon geciteerd door Th. Braun zijn geheel in den geest van Max Elskamp. Thomas Braun en Ernest Claes hebben allebei de eigenaardigheid van Elskamp (die misschien geboden wordt door het onderwerp): de naïefheid is een tikje bewust en precieus; het veelvuldig gebruik van den vocatief, - onvermijdelijk in een poema van aanbidding, van aanroeping, - en de indruk van familiariteit die daardoor ontstaat gaat vermoeien door zijn eentonigheid. Dat Elskamp gedurig prevelt met Ons-Lieve-Vrouw en dat hij het kon met fluisterende devotie, is het bijzonder privilegie geweest van dezen uitzonderlijk-begaafde, en nóg heeft hij niet altijd een zekere gewildheid kunnen vermijden.
Intusschen kan ik niets dan goed zeggen van het boek van Claes. De groote moeilijkheid in dergelijke werken is dat de belangstelling (die uiteraard zoo ver àf is) niet mag verzwakken. Het is het groot gebrek van sommige véél te lange moderne hagiographiën, zooals de onleesbare Sainte Lydwine de Schiedam van J.K. Huysmans. Het boek van E. Claes verveelt geen oogenblik. De avonturen van Ons-Lieve-Vrouwke die met de profeten David en Isaïas een nachtelijken tocht maakt en vertrouwelijk hare zusters met den plaatsnaam groet gelijk de pastoors onder mekaar plegen te doen (zij spreken elkaar aan: dag Sarte! dag Scherpenheuvel!) die avonturen zijn gemoedelijk en geestig verteld. Toen ik de beschrijving las van de processie van den H. Guido te Anderlecht dacht ik aan het schilderij van Charles de Groux, in het Museum van Brussel: wat een verschil van opvatting, bij den Vlaamschen dichter is de menschheid gul en goed gemutst, terwijl de romantische schilder niet anders toont dan triestige, preutsche boeren. Sommige episoden zijn humoristisch, - de tocht van Ons-Lieve-Vrouwke met David en Isaïas in de voituur van St. Guido-Koetsier naar Ons-Lieve-Vrouw van Alsemberg; andere zijn van een fijne gevoeligheid, - bijzonder geslaagd lijkt mij het tooneel van Servais die te Halle op de Groote Markt des nachts op zijn violoncel speelt ter eere van de heilige pelgrims. Mooie houtsneden in antieken stijl en keurige hoofdletters versieren het met bijzondere zorg uitgegeven boek.
A.C.
Carl Haensel, Das war Münchhausen. - J. Engelhorn, Stuttgart.
Wij bezitten onzen Hieronymus van Alphen, Duitschland zijn Hieronymus von Münchhausen. De keuze is niet twijfelachtig, en het verschil misschien karakteristiek. De historie van baron van Münchhausen werd beroemd als die van Max und Moritz, of van Struwwelpeter. Maar van den mensch, die achter het fantastische kinderboek schuil ging, werd weinig of niets bekend. Het is Haensels groote verdienste daarnaar in familie- en stadsarchieven onderzoek gedaan te hebben. Daarbij was hem vooral van dienst de van de Duitsche Dichteracademie deel uitmakende dichter Börries von Münchhausen, Noord-Duitsch balladendichter, in zijn werk aan Liliencron verwant, en nazaat van hetzelfde geslacht, waaruit de ver-
maarde ‘leugenbaron’ stamde. Haensel ging ook naar Münchhausen's woonplaats, Bodenwerder aan de Wezer, waar zich ook zijn slot bevond en de ‘wijngrot’, waar in dichten rook en bij zwaren wijn temidden zijner vrienden Münchhausen zijn fantastische avonturen onthulde. Zij waren niet bestemd om ooit verder dan den vriendenkring uit de wijngrot te komen. De bijnaam leugenbaron was Münchhausen een diepe ergernis. En het boekje over zijn wonderbare reizen en avonturen, dat eerst in Engeland en daarna in Duitsche vertaling verscheen, en dat in intrigues tegen den ouden baron dienst moest doen om zijn ongeloofwaardigheid te bewijzen, heeft hem op het laatst van zijn leven pijnlijk geschokt. Dat het tenslotte de anders in den rook der wijngrot vervluchtigde avonturen vereeuwigd heeft, is een gelukkige omstandigheid, waarmee de oude Münchhausen zelf echter niet gediend was.
Haensel's geschiedenis begint anno 1793, het jaar waarin de bijna zeventigjarige Münchhausen Bernhardine von Brünn leert kennen en de liefde voor de achttienjarige zijn laatste avontuur inluidt. De cavalier wordt nog eenmaal in hem wakker, oude Russische herinneringen uit de dagen zijner veroveringen aan het Russische hof komen weer op, toen hij aan het hoofd der kurassiersgarde der tzaritza stond, eer hij in ongenade viel. En in kniebroek met witte kousen en lakschoenen, in zijden frak met jabots en kanten manchetten danst hij nog eens, één hand in den nek en één op de heup, op een soldatenmelodie een Russische dans.
Bernhardine von Brünn wordt zijn vrouw, maar het lot heeft geen laat geluk voor Münchhausen weggelegd, jalousie en intrigues brengen haar in verdenking van overspel, er wordt geaasd op Münchhausen's erfdeel en op zijn avonturen. Het is Bernardine zelf, die zonder het te willen aansprakelijk wordt voorde onthullingvan Münchhausen's fantastische geschiedenissen aan den boosaardigen intrigant Raspe - die, na de schending aan Bernardine gepleegd, naar Engeland vlucht en daar de befaamde Münchhausenkroniek in het licht geeft. Een noodlottig einde besluit het leven der twee ongelijke gelieven, waarvan de een thans de held is van een der vroolijkste kinderboeken ter wereld.
Het verhaal beweegt zich statig en sierlijk in den stijl van het roccoco: een stijl rijk aan figuren als een menuet, een verhaal met veel loofwerk. Langzaam beweegt het zich, in een sfeer van karos en kanteelen, waaier en terras, poeder en spinet. ‘Diese Menschen hassten wirklich den Krieg aber sie liebten die Wachtparade und vor allem das Feuerwerk, das in nie wiederkehrender Vollendung bei allen Festen abgebrannt würde.’ Op Münchhausen's bruiloft met de jonge Bernardne keert in het sloteffect van het vuurwerk ook zijn beroemde avontuur met het halve paard terug. En ergens in dit boek geeft Münchhausen met een sprankeling van den ouden geest antwoord op de vraag, wat het achtergebleven achterdeel van het halve paard verder deed, een antwoord dat in de kinderboeken met recht niet teruggevonden wordt.
Er ademt in dit boek met zijn sombere in de iets van de sfeer om Goethe en Friederike of Lotte. En tusschen de roccocostemming speelt met een door den tijd gedempte gloed de herinnering aan barbaarsche avonturen in Rusland en Turkije.
Haensel heeft een zeer verdienstelijk en goed geschreven, waarheidgetrouw verhaal gegeven van Münchhausen's laatste levensepisode. Misschien getuigt het van zelfkennis, dat hij zich hiertoe beperkte. Toch wordt het verlangen des te meer gewekt naar een beeld van de Russische epi-
soden, en vooral missen wij het tafereel van Münchhausen en zijn companen in de wijngrot. Wij hadden het ontstaan der fantastische verhalen willen bijwonen. De groote liefde en zorgvuldigheid waarmee Haendel zijn relaas heeft geschreven (vooral de beschrijving van landschap en interieur is gevoelig en fijn van tint) vergoeden dit gemis niet geheel. Er had wat meer ‘Schwung’ in het verhaal kunnen zijn, het had verbluffender en sprankelender gekund. Het beeld van den barom, die zoo in de werkelijkheid van den schijn geloofde, dat hij zelfs niet zeker was of hij wel als anderen zou sterven (geheel daarbij sluit het slot aan, met de opgraving van het in een leemlaag honderd jaren ongerept gebleven lijk, dat dan door een windvlaag tot stof uiteengejaagd wordt) - het beeld van den ongeevenaarden fantast had het boek nog meer kunnen beheerschen. En bij alle bewondering voor deze kroniek ware dan het kinderlijk heimwee van den lezer naar de rit op de kanonskogel, de torenspits in de sneeuw en de pruik waaraan de barom zichzelf uit het moeras trok, niet onvervuld gebleven.
Anthonie Donker
DE GIDS
IV
DE GIDS
ZEVEN EN NEGENTIGSTE JAARGANG
1933
ONDER REDACTIE VAN
D. VAN BLOM, H.T. COLENBRANDER, A. ROLAND HOLST, R.N. ROLAND HOLST, D. CRENA DE IONGH, M. NIJHOFF en J.D. VAN DER WAALS Jr.
VIERDE DEEL
AMSTERDAM
P.N. VAN KAMPEN & ZOON N.V.
1933
Meijer's Boek- en Handelsdrukkerij, Wormerveer
INHOUD
VAN HET VIERDE DEEL
Bladz. | ||
---|---|---|
Aalbers (Dr. J.), Bezuinigingen op het Gymnasiaal en Middelbaar onderwijs | 310 | |
Achterberg (G.), De verloren zoon | 22 | |
Baak (Mr. J.C.), Het probleem Oostenrijk | 294 | |
Beerling (R.F.), Aspecten van het denken in de negentiende en de twintigste eeuw | 63 | |
Boutens (Dr. P.C.), Het Eerste Boek van Homeros' Odyssee | 130 | |
Colenbrander (Dr. H.T.), Coen in patria. I. Reael. II. Carleton en de Doleanten | 24, 144 | |
-, Over Nederland beschikt in 1885? | ||
Documents diplomatiques français, 1871-1914. 1re série, tome V (1883-1885) | 113 | |
Donker (Anthonie), De galg | 20 | |
- Het avondland van den Pruis | 173 | |
Eggink (C.), Verzen | 290 | |
Fabricius Johan), In Napels hongeren zestig leeuwen. Kroniek van den ondergang van een circus I | 246 | |
Harold (E.N.), Korte schetsen | 9 | |
Koolhaas (A.), Honger | 23 | |
Loon (Dr. H. van), Het raadsel van Rimbaud | 106 | |
-, Afscheid van Van Collem | 331 | |
Perron (E. du), Java in onze letteren | 335 |
Bladz. | ||
---|---|---|
Schallenberg (Dr. E.W.), Musicalia I | 226 | |
Schmid (Jhr. Dr. J.J. von), Antisemitisme als cultuurverschijnsel | 201 | |
Waals Jr. (Dr. J.D. van der), De Nobelprijzen voor Natuurkunde in 1929, 1932 en 1933 | 323 | |
Stemmen uit de Redactie. | ||
In memoriam Prof. Dr. P. Ehrenfest. - Foto-pagina. - Denk aan de Koornbrug. - De vlag | 1 | |
Kwakzalverij. - Idealisme zonder financiering | 125 | |
Instelling tegenover den leugen. - Eindelijk het keerpunt? | 243 | |
Buitenlandsch overzicht. | ||
Hitler en Europa | 117 | |
De Leider zoetgevooisd | 234 | |
Het eenig lichtpunt | 348 | |
Bibliographie. | ||
Theun de Vries, Docter José droomt vergeefs. - Jan Gin, Notities. - W. Asselbergs, Beauraing en Banneux. - Alfred Polgar, Ansichten | 119 | |
War Memoirs of David Lloyd George, I, II. - Icare, par Lauro de Bosis. Version française avec une préface de Romain Rolland, et suivie de l'Histoire de ma Mort. - Ir. A. Plate, Herziening der Democratie, of Fascisme? - Barnard Ellinger, This money business | 236 | |
Alfred Döblin, Jüdische Erneuerung. - J. Muls, Deze Tijd. Beschouwingen over Volk en Cultuur | 352 |