[p. 29]

Jan R.Th. Campert:

Een hovenier...

 
LANDSCHAP, verwilderd onder zon en wind,
 
dat door een woekerkruid werd aangevreten,
 
gedoemd om sneller nog te zijn vergeten
 
dan wien geen sterveling ooit heeft bemind.
 
 
 
Een looden lucht des daags, en in den nacht
 
het smachtend jammeren der dieren
 
langs de verzande bedding der rivieren -
 
o hart, mijn hart, en wat hebt gij verwacht? -
 
 
 
- Een hovenier, een hoeder van 't gewas,
 
van boomen, bloemen en het lage gras,
 
die zonder hem zouden zijn omgekomen.
 
Een hand die leidt, een mond, die woorden spreekt,
 
waarin een late deernis openbreekt
 
als water, klaar en stroomende vernomen.
[p. 30]

Jan R.Th. Campert:
Intérieur

 
EEN harde wind rukt aan gesloten ramen,
 
maar in 't vertrek heerscht het bemind beraad
 
van stilte en licht rond twee voor wie tezamen
 
het leven zoo vertrouwd en vriendlijk gaat.
 
 
 
Zwijgen; en den vertraagden regelmaat
 
der uren; even zal een hand bewegen;
 
een woord valt als een lang-verwacht verraad;
 
oogen stralen andere oogen tegen.
 
 
 
Angst en vreezen raken nu vergeten
 
tuimlend in de schachten van den tijd
 
en mijn mond spreekt een beminden naam.
 
Vrede verworven om 't volstrekte weten
 
van een volkomene saamhoorigheid...
 
 
 
Ik lees een boek. De wind rukt aan het raam.