20

Na het nieuwe waarheidsboek te hebben genuttigd, heb ik mijn mond gespoeld met Multatuli's brochure Over Vrijen Arbeid in Ned. Indië, niet alleen een van de prachtigste dingen die hij ooit schreef, maar misschien het prachtigste en zeker het meeslependste proza dat ooit in Nederland geschreven werd, Toen was ik weer gerust over die ontaarde gemene man, die leugenaar en poseur. En in ieder geval, als dit niet onze grootste prozaschrijver is, onze enige grote schrijver ‘par droit de naissance’, dan hebben wij er misschien wel niet één. Busken Huet? hij zou driemaal omgevallen zijn als hij de Vrije Arbeid had moeten schrijven. Van Deyssel? wat een pittoreske kwibus, naast Multatuli en bij alle ‘virtuositeit’ -wat een... eh... om 't 'es eurlik te zegge, wat een zit-bil toch uigelik wel, me waarde. Après tout, Van Deyssel is een beetje de annexerende bewondering van de heer Alfred Haighton waard, die in hoofdletters en met quasi-gedistingeerde genitieven, die Bewonder-ing uit der allerluttelsten achterlinie voor de twee Zonnen uit het Rijk der Gedachte*. Van Deys-

[p. 611]

sel op zijn allerbest, in zijn meest virtuoze schimpproza, is een kleurige grapjas naast Multatuli, meer niet; en dan hebben we het z.g. creatieve deel van hun werk nog niet naast elkaar gelegd, want Een Liefde, De kleine Republiek en Frank Rozelaar tegen Max Havelaar, Minnebrieven en Woutertje Pieterse, och hemel! Ik hoop dat de heer Haighton er nog eens een gedistingeerd en genitievenrijk Borrel-Ver-Toog over aflevert.

Of Multatuli is onze grote prozaschrijver, of we hebben er misschien géén, tenzij we, niet om deftig en gecultiveerd te doen, maar met de Ernst der Wanhoop (genitiefje en hoofdletters) ons dagelijks gingen onderdompelen in de Historiën van Hooft. Maar dan nog zou dat alleen maar ‘groot’ proza, rijk, bondig, kernig en zo meer zijn, werkelijk levend, neen. Ik bedoel levend in de zin van natuurlijk; waar vindt men zulk proza bij ons vóór Multatuli? Bij Wolff en Deken blijft het een aangenaam maar langademig gekeuvel, een proza naast de breikous. Men zou op zoek kunnen gaan in brieven en dagboeken; de werkelijke literatuur schiet te kort. Verderop dan, nà Van Deyssel? Couperus is onze grootste romancier, als prozaschrijver staat hij naast Multatuli als een grillige kamer-rashond, vol kwasten en slierten bijwijze van haar, vol charmante kuren maar alles bijeen toch vooral meer grotesk, naast een pracht van een hazewind. Nog verder dan: Van Schendel? Ja, dat is de enige grote schrijver die we misschien hebben, die we zouden hebben in de ogen van Europa, als Europa oordelen kon, na Multatuli; maar wij staan te dicht bij hem om zuiver te kunnen oordelen. Dat Van Schendel een groter schrijver is dan Van Deyssel staat voor mij overigens vast, - maar Multatuli, die zo'n vreselijk onbetrouwbare, ijdele, onmogelijke kerel was, zo'n gokker en schuinsmarcheerder, een man die duelleerde omdat hij zo'n bourgeois was, volgens de artist Van Deyssel, een man die zo oppervlakkig was als een vulkaan, terwijl iedere hollandse student, zoals ieder weet, al zo diep is als een stil water, de o zo diepe grond heeft van een hollandse sloot - dat maakt

[p. 612]

zo'n grote figuur! of het hollands Middelbaar en Hoger Onderwijs het al goed vindt of niet.

Want dat Hoger Onderwijs zelfs - ook daar immers vaak genoeg het hollandse belang dat Multatuli zo'n beetje weg zou willen werken, liefst voorgoed. Als men Multatuli-studiën leest als die van prof. De Vooys, dan heeft men er nog vreê mee; men heeft te maken met Holland, op-en-top, maar met Holland als eerlijk man en met althans genoeg smaak en verstand. Maar als men het lezer-onterend gewouwel leest van prof. Diepenhorst over Multatuli, zo ongehoord, zo onverslaanbaar dom en geborneerd... en van een prof. Valckenier Kips spreek ik dan nog niet. Het zijn hoogleraren, maar de een is het in dit en de ander in dat, en dit en dat heeft met literatuur niet zoveel te maken, ofschoon het wèl te maken hebben met literatuur inzake Multatuli nog geen enkele garantie geeft. En de een is christen en de ander ennesbejer en zo, En de heer Asselbergs gezegd Van Duinkerken, bekend literator en met wetenschappelijke aspiraties, die in De Tijd metéén bereid blijkt om mee te schelden op Multatuli met zo'n waarheidsboek, om mee domheden te verkopen zelfs; voor wie dit soort boek dan ook meteen meer dan goed genoeg is, - maar nu ja, die is rooms en propagandist. Zoek maar uit waar nog iets te vinden is, logisch, van begripsmogelijkheid! Het zou je haast lust geven zelf hoogleraar te worden, vooruit dan maar, voor deze ene meest verwaarloosde en miskende waarde in dit land, voor Multatuli's zaak!

*Met dergelijke kwastelorumtaal meent men Van Deyssel en Kloos te eren in een literaire prullenmand, waarop nog steeds De Nieuwe Gids staat.