Arturo Uslar-Pietri: Les lances rouges

Er bestaat sedert enige tijd een literatuur van massabewegingen; de dramatische spanning vereist voor deze literatuur liefst hevige gebeurtenissen, oorlog en revolutie zijn dus wel het meest voor de hand liggend als ‘klimaat’. Het al te beroemde Erfolg van Feuchtwanger gaf nog een aantal duidelijk onderscheiden figuren binnen een handeling die voornamelijk uit een brok actuele geschiedenis bestond; in een roman als Les Conquérants van André Malraux werd de individuele psychologie nog geenszins losgelaten; een der fraaiste voorbeelden van het nieuwe soort is echter De Schaduw van de Caudillo van de Mexicaan Martin-Luis Guzman. Hier werd de bewuste psychologie straffeloos op zij gezet, zozeer werden de personages, door de sterk-zinnelijke uitbeeldingskunst van de schrijver, niettemin levend, niet alleen representatief, maar als onderdelen van een reeks uiterst boeiende tafrelen uit de mexicaanse revolutie onmisbaar en overtuigend. Eén enkel portret misschien had nog een karakter, waardoor men het voor het-personage-dat-voor-de-auteur-staat had kunnen aanzien: dat van de afgevaardigde Axkana Gonzales. Een ander boek, van dr Azuela, dat in de franse vertaling Ceux d' en Bas heet, gaf niet veel meer dan typen, die door een algemeen-realistische sfeer geheel werden opgenomen: maar in bijna al deze boeken heeft men te doen met een bezetting, die

[p. 76]

tegen het eind van het stuk geheel of bijna geheel uitgeput is - het zijn bestaantjes van mensen die nu eenmaal aan een revolutie of oorlog deelnemen: geen wonder dus, dat zij tegen het eind van het boek zijn opgeruimd. De lezer krijgt hun geschiedenis voor zover die het kader van de oorlog of de revolutie doorkruist; in negen van de tien gevallen komen zij niet aan het eind van het kader, maar binnen dit kader vindt hun bestaan juist een (voor de lezer eigenlijk nogal geruststellend en bevredigend) eind.

Zo hier, met de bezetting van deze Rode Lansen, van een jong zuid-amerikaans diplomaat, op het ogenblik te Parijs gevestigd, Arturo Uslar-Pietri. Het boek is zijn eerste roman (het werd nog slechts voorafgegaan door één bundel verhalen), en men kan niet anders zeggen dan dat de 230 bladzijden ervan zich vrijwel onafgebroken aan de eisen van het genre hebben aangepast. De psychologie van de personages is tot het hoognodige teruggebracht en dient alleen om hun reacties tegen de ‘tijd der woelingen’ te onderstrepen; de godsdienstige crisis van Fernand Fonta bijv. is alleen nuttig om zijn ‘cynische lafheid’ in de oorlog logisch te doen zijn. De oorlog komt als een onweer over het boek; eerst een verwijderd gerommel, onheilspellende geruchten en vrezen waar nog over gesproken wordt; maar als het onweer er eenmaal is, woedt het ook ongestoord vele bladzijden lang en verplettert alle personages met hun rudimentaire gevoelens, zo volledig als het maar kan. Twee generaals: Bovès en Bolivar, de eerste af en toe zichtbaar, de tweede als een legende op de achtergrond, beheersen dan het toneel; er zijn vele charges van cavalerie, en ontzettend veel lansen; er is bloed bij stromen, en allerlei moed en wreedheid; een paar vrouwen ploeteren door al dit mannenwerk heen en weten zich alleen in haar meest rudimentaire staat van vrouw te handhaven. Er is een halfbloed die met de slaven van zijn meesters erop uit trekt om ook generaaltje te spelen, omdat hij zich in de algemene moordpsychose waarschijnlijk niet langer beheersen kon en omdat hij nu eenmaal een sterke, mannelijke man is:

[p. 77]

voor hij de hacienda verlaat, waar hij tot dusver alleen maar opzichter was, violeert hij dan ook de zuster van zijn meester en steekt daarna de hacienda in brand. De man heeft alles om een generaal in het oorlogende Venezuela te zijn; hij hanteert de lans, wordt gewond, hanteert de lans nogmaals en sneuvelt in het laatste hoofdstuk. In normale omstandigheden zou hij misschien de ‘held van het verhaal’ zijn geweest; hier is zijn leven één lijn door al het andere heen, maar zijn grotere vitaliteit geeft hem recht op het begin- en het slotaccoord.

Zijn meester, de laffe Fernando, die alleen even door een gevoel van wraak wordt aangegrepen en dan de fout begaat om ook het oorlogspad op te gaan, sneuvelt roemloos; zo diens toch dapperder vriend Bernardo. Al deze levens gaan nutteloos verloren; het meest nutteloos misschien nog dat van een romantische en strijdlustige engelse kapitein, die als Lafayette in den vreemde voor de vrijheid begeert te strijden, maar niet veel meer dan de koorts van het land vindt en met koorts en al snel wordt gefusilleerd. Als men uit dit alles een conclusie moet trekken betreffende de psychologie van de schrijver, zou men haast zeggen dat diens moderne luciditeit en averechts romantisme zich omgezet hebben in een sadistische opruimingsmanie tegenover zijn geesteskinderen - maar men moet rekening houden met de mode van het uur. Modern lucide is hij: zijn romantische Engelsman vraagt de hand van het gevioleerde meisje niet omdat hij merkt dat hij eigenlijk van haar houdt, maar zomaar uit romantisme en juist terwijl hij merkt dat hij eigenlijk niet van haar houdt. Eén zo'n trekje geeft voldoende aan dat wij met een auteur te doen hebben, die wel degelijk van deze tijd is; de oorlog, het onweer, de charges en het bloed, het gedreun en de moord-en-doodslag op grote schaal zijn misschien eerder een toegevoegde eis van de tijd, van de allernieuwste, die van de massabewegingen, bedoel ik. Men hoeft niet veel mensenkennis te hebben om een roman te schrijven als deze, en het is dus niet verwonderlijk dat de auteur nog zo jong is; de beschrijvingskunst doet veel, de mannelijke sfeer ook, de filosofie van nutteloosheid, die uit

[p. 78]

dit alles opstijgt, verleent een schijn van intelligentie, maar het spaanse temperament geeft eerlijk gezegd de doorslag. Misschien zou men een boek als dit, om het op zijn volle waarde te schatten, moeten vergelijken met een prozavertaling van de Ilias; die van Leconte de Lisle bijv. Hoe het zij, er is véél schrijfkunst en temperament in, terwijl de opslorping der individuen in het massa-geroezemoes werkelijk heel suggestief is aangetoond. Ik geloof niet dat er meer nodig is om een volkomen geslaagde roman te maken (of wat voorlopig nog zo heet) volgens de mode van het uur; ik vraag mij alleen of hoelang dit zonder vermoeienis voor de lezer duren kan en welke variaties men nog zal kunnen toepassen in dit grotere opruimingsbedrijf.