34. E. du Perron aan J. Gans: Ee Roselier-en-Plérin, 18 november 1935
Le Roselier, Maandag.
Beste Gans,
Dank voor je inlichting. Ik ben het voor een goed deel met je eens en kan zelfs je aversie begrijpen. Maar ik ben van plan om in den geest dien ook jij voorstaat te schrijven. Want ‘gefemel met woorden’ is flauwekul, maar totaal niets zeggen, als alles je niet werkelijk onverschillig is, komt nog meer neer op een je-laten-doen door de Mussert-harken. Ik heb een kleine notitie ingestuurd, die misschien te laat is gekomen, maar voor nr. 3 zal ik ze (hoop ik) een goed artikel geven. Je zult het nog zien: jij wordt nog eens een ‘clerc’ en ik een politicus, als het zo doorgaat!
Stuur je verhaal maar weer gerust op. Ik zal het je als ‘papier d'affaires’ zenden, ditmaal; de vorige keer ben ik ook wat geschrokken. Maar als ‘drukwerk’ kan niet.
Ik zal Guilloux vragen of hij een ex. Sang Noir143 voor je heeft, maar ik vrees dat hij er al ‘over de maat’ heeft verzonden. Toch zal ik het probeeren.
Maar schrijf hem dan wel een brief erover, dat vindt hij aardig (rue Lavoisier 13, Saint-Brieuc, Côtes-du-Nord).144
Tot zoover. Ik werk heel hard aan allerlei notities, om er door te komen. Het zou me plezier doen als je werkelijk in Parijs komen kon. Voor Het Vad. kan je natuurlijk mèt Antonini145 solliciteeren als het zoover is. Niet voor April a.s., en misschien zelfs later, als wij gedwongen zijn om nog een of twee termijnen te blijven.
Hartelijke groeten, ook van Bep,
Je E.