[p. 57]

De notaris spreekt

 
‘De mensen hier zijn altijd naarstig en tevreden.
 
Altijd tevreden... Kijk, hier zijn we al bij de beek,
 
waar 's Zondags druk gevist wordt; 's Zondags nà de preek.
 
Het echt gezond vermaak zoekt men vergeefs in steden.
 
 
 
Daar staat de vlasfabriek, door sommigen bestreden
 
om haar wat stèrke geur, - de post en de apotheek.
 
Voor wie van boeken houdt, schijnt de bibliotheek
 
van onze nieuwe school - ik denk met recht - een Eden.
 
 
 
Als wij de beek nu volgen, zijn we alras
 
aan 't klooster Onzer Goedertieren Witte Vrouwe,
 
het toevluchtsoord der arme meisjes van berouwen.
 
Die meisjes zijn zo arm. Zij doen de vuile was.
 
 
 
U zult ze ook wel wat geven, denk ik. U's hier pas.
 
U zult van iedereen hier - denk ik - leren houen.’