[p. 24]

Kroniek

 
De grootste leugenbaas van 't land
 
heeft niets meer in zijn kraam.
 
De kindren fluiten hand in hand
 
voor het beslagen raam.
 
 
 
De rover met een krulparuik,
 
de toren zonder deur,
 
het nijlpaard dat aan rozen ruikt,
 
zij komen nog wel voor.
 
 
 
Maar wie aanvaardt? De zomerzon
 
lijkt soms verdacht verveeld.
 
Wellicht omdat de kwant die won
 
zichzelf heeft uitgespeeld.
 
 
 
Of wijl de kwezel die verloor
 
't verliezen heeft verleerd.
 
De kindren hebben gans geen oor.
 
Wie hoort? Zij weten méér.
 
 
 
De leugens waren kakelbont;
 
wie kweekt nog de oude kwaal?
 
Zij zullen hardop huilen, want
 
zij zijn tè magistraal.

1924