E. du Perron
aan
H.A. Ett

Den Haag, 21 december 1939

Den Haag, 21 Dec. '39.

Geachte Heer Ett,

Gelijk hiermee zend ik u de kranten met uw stuk over ‘Moderne Jeugd’ terug.6517 Ik heb dit stuk gewoon niet kunnen lezen, omdat iedere zin met een woord van een andere autoriteit gevuld is. En u bewondert Multatuli, die een afschuw ervan had een ander na te praten. Bovendien, past u op, als u autodidact bent, want dit is het zwakke punt van den autodidact, deze doorloopende etalage van belezenheid en permanente verzamelarij van andermans wijsheden. Als ik iets van ù lees, interesseert het mij oneindig méér de opinie van Henri A. Ett te kennen, hoe ‘gering’ misschien dan ook, dan te weten te komen wat Henri A. Ett allemaal gelezen heeft en bij anderen mooi of belangrijk heeft gevonden.

Ik zeg u dit zoo precies, omdat u gisteren vroeg u niet ‘gerust te stellen’, maar eerlijk te zeggen wat ik van uw Multatuli-ms. dacht. Daar vond ik dezelfde fout, hoewel daar natuurlijk, door het soort werk, meer ‘verantwoord’, en ook niet zoo mateloos (zou Dirk Coster zeggen) uitgeleefd als hier. U moet iets anders vergen van uzelf. Le style c'est l'homme, maar hoe kan men l'homme Henri A. Ett vinden, als zijn style zich haast uitsluitend beijvert om na te formuleeren wat àndere hommes uitdrukt?

Kortom, twijfel niet aan uw stijlmiddelen, maar gebruik ze om Henri A. Ett te zijn. Dat is de stap die u doen moet, en het wordt hoog tijd, want u bent niet 21 maar 31.

Ter Braak zal u zijn artikel zenden. Ik sprak hem gisteravond nog (hij woont hier vlakbij) en vroeg hem ook naar die vacature bij Het Vad. in verband met u (ik heb hem u ‘aanbevolen’ maar hij heeft hier natuurlijk niets over te zeggen). Voorloopig gaat Van der Veen echter niet weg; het schijnt dat zijn verloofde6518 eerst iets voor hem moet vinden in Amerika. Zoodra ik hoor dat hij inderdaad weggaat, zal ik u waarschuwen.

Nu nogmaals wat dat werk van u betreft aan die multatuliana. Eenerzijds blijf ik het zelf vervelend vinden dat ik u zoo in den weg gekomen ben, anderzijds is ook waar dat u een beetje op mijn terrein bent gekomen; en u had op deze ‘concurrentie’ voorbereid moeten zijn na mijn 2 publicaties over Multatuli, zoodra ik in Holland terug zou zijn. Inplaats van uw volledig opgezet, maar daardoor voor ¾ dubbel, werk te doen (alweer: na mijn 2 publicaties) had u beter meteen moeten doen wat ik nu doe, dwz. al het nieuwe uitgeven, met verwijzing naar mij en anderen voor de rest. Ook bij een uitgever zou uw kans dan veel grooter zijn geweest, terwijl u nu aankomt met iets dat voor ¾ herhaling is van wat nog overal te krijgen is (mijn 2 publicaties). In mijn Man v. Lebak had het citeeren van al die dokumenten nog veel meer zin, omdat de boeken waarin men ze vinden kon (De Br. Prince 1e druk, pastoor Jonckbloet, Joost v. Vollenhoven6519 etc.) allang uitverkocht zijn, dus voor het ‘groote publiek’ gelijk aan onvindbaar. Maar nu kan ieder ze vrijwel compleet naslaan in De M.v.L. Dit sprong toch ook wel in het oog!

Laten wij nu dus zoo afspreken.

Ondanks uw eigen aanbod om mij uw gegevens dan maar af te staan, laat ik u geheel vrij. Mijn boek verschijnt pas over een maand of 3, misschien duurt het zelfs nog wat langer, dat weet je nooit. Ziet u nu kans om die dokumenten van u nog ergens geplaatst te krijgen, doet u dat. Maakt u bijv. iets over ‘de figuur van den controleur’: met dat angstige kattebelletje, de beantwoorde vragenlijst als contrôle op die aan den regent (daar kunt u dan die paar vertaalde vragen met antwoorden van-en-aan den regent zelf ook bij te pas brengen, ik nam daar niets van), de ‘boodschap’ aan den resident, een paar van de zg. Vraagpunten, liefst uit de niet door Mult. gepubliceerde, om te eindigen met de 3 brieven aan Dekker toen die al in Batavia zat, de verklaring aan den resident (uit 't boekje van De Br. Pr.) en tot besluit die brief van Dekker over hem aan Roessingh v. Iterson.6520 Het geheel niet grooter dan 16 à 20 blzn. Geen stukken citeeren die al in andere gedrukten staan, tenzij uiterst kort; ernaar verwijzen, vooral naar Max Havelaar, een boek dat iedereen heeft of zóó halen kan. Het eenige wat u uit de Hav. zou kunnen citeeren, pro memento, is de beschrijving van den controleur zelf: dat hij al niet zoo jong meer was en zoo. Maar dan nog: zuinig! En commentaar van en uit uzelf!

Kunt u ook iets maken van het onderzoek in Lebak na Dekker's vertrek, ga uw gang. Als u iets klaar hebt, gaan we samen naar dr. Stapel, dien ik a.s. Zaterdag al over u spreken zal. Laat uw copy wel typen, want u schrijft een regelmatige hand maar alsof u met een lucifer schreef inpl. v. met een pen. En ik weet bij ondervinding dat een al of niet prettig leesbare copy ook al van invloed kan zijn op de al of niet gunstige beslissing van een redactie. - Als u met mij naar den heer Stapel gaat, het is altijd op een Woensdag- of Zaterdagmiddag, tusschen 2 en 4.

Met vr. groeten,

EduPerron

P.S. - Ik kreeg eindelijk van Van Stockum een recensie-ex. van die fameuze Waarheid en zocht de passage erin op van het pak slaag dat Mult. van Edu zou hebben gehad.6521 Edu was toen ± 16, Mult. ± 50 jaar, geloof ik; zoekt u het eens op. Het is zoo weerzinwekkend, dat ik niet goed weet of ik, onder welke condities dan ook, nog iets terug kàn nemen over wat ik van dezen Edu zei. Hij lijkt mij nu een nog veel grootere rotzak. Enfin, ik zal het boek nu eerst heelemaal lezen.

6517Henri A. Ett. ‘De moderne jeugd’. In: De vrijdenker 19 (1937) 32-37 (7, 14, 21 en 28 augustus, 4 en 11 september), resp. p. 1-2, 2, 2-3, 2-3, 2-3 en 2.
6518De Amerikaanse Alvena Seckar, studente in de sociologie en communiste, die Van der Veen eind zomer 1939 op haar terugreis uit de Sovjet-Unie in Den Haag ontmoette.
6519Multatuli en congé, documents officiels inédits, publiés par Joost van Vollenhoven. Amsterdam 1909 (Vgl. Vw 7, p. 431-432).
6520De in deze alinea bedoelde documenten werden door DP verwerkt in zijn herziene versie van De man van Lebak, de hoofdstukken ‘Lebak 1856’ en ‘Laatste tijd in Indië 1856-1857’ (Vw 4, p. 227-436).
6521Edu Douwes Dekker zou zijn vader zijn aangevlogen tijdens de zgn. ménage à trois in Den Haag (1869-1870), zie De waarheid over Multatuli en zijn gezin, p. 255-257; zie ook Multatuli en de luizen, p. 54-55 (Vw 4, p. 605).
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie