E. du Perron
aan
P.H. Dubois

Den Haag, 10 december 1939

Den Haag, 10 Dec. '39.

Waarde Heer Dubois,

Ik kom Vrijdag as. (15 Dec.) in Amsterdam. Zou u dan bijv. om 3 uur in Hotel Parkzicht, of neen, het heet geloof ik Parkhotel, kunnen zijn? Er is een café onderin; ik bedoel dat hotel aan of bij de Vossiusstraat - of P.C. Hooftstraat, u zult wel weten hoe 't daar heet. Je zit daar rustiger dan in de ‘artiestencafés’; ook voor de spijsvertering.

We zouden dan ook samen naar Willink kunnen gaan, als u er absoluut op gesteld bent die oude uitgaafjes van me te bekijken. Willink is mijn oudste ‘kunstbroeder’, zooals u misschien weet; en hij is dan ook de eenige die al die oude editietjes bezit, waarvoor hij vaak illustraties leverde. (Greshoff had ze ook, maar heeft ze misschien meegenomen naar Zuid-Afrika. Ik heb ze niet, want mijn exemplaren gaf ik in 1927 of '28 juist weg aan Greshoff.) Als de boel compleet is, moet er zijn:

*

2 Het Roerend Bezit, met ill. van O. Duboux (zelfs in 2 uitgaven) - ps. Duco Perkens
1 Manuscrit trouvé dans une Poche, par Bodor Guila, (i/h fransch, met portret door Creixams6475 - dit is zelfs het oudste, komt dus vóór het bovengenoemde).
3 Kwartier per Dag - moderne ‘gedichten’, op reis geschreven, ps. Duco Perkens, ‘constructivistische’ ill. van Jozef Peeters.
4 Claudia, ps. Duco Perkens, ill. van Creixams.
5 Een tussen Vijf, ps. Duco Perkens, ill. van Willink.
8 Bij Gebrek aan Ernst, zijnde de verzamelde werken van Duco Perkens†, met ill. van Willink. (Dit bevatte toen alles: proza en poëzie).
10 Het Boozige Boekje, uitg. in beperkte oplaag bij Stols gedrukt.
9 Een Voorbereiding, 1e druk, veel langer dan de latere lezing. Met een teekening van mijzelf.
7 De Behouden Prullemand. Oude versjes van mijn 14e tot mijn 22e, heel gek en leelijk, met een portret van mij door Creixams (In zeer weinig exx., maar in 2 uitgaven.)
11 Alle de Rozen, proza en verzen met teekening van Willink.
12 Poging tot Afstand, eigen uitgave, met teekening v. Willink. (Dit is ook niet de uitgave met geel omslag van Stols, die nu evenmin meer bestaat).
6 Filter, ps. Duco Perkens, met portret door Max Jacob.

Ik heb zoo'n idee dat dit wel alles is, maar het kan zijn dat nog iets mij is ontsnapt. Ik sta zelf altijd wat gek ertegenaan te kijken als ik die collectie terugzie. Wschl. heeft Willink ook niet alles. Fred Batten heeft van dit alles niets, voor zoover ik weet. Maar vindt u het werkelijk van eenig belang om hierover te schrijven,6476 zelfs als u het grappig zou vinden ze voor uzelf te bekijken? Er is een hoop prulligs bij, en wat het beste was staat nu in:

Mikrochaos (alles wat poëzie is);

Bij Gebrek aan Ernst (alles wat verhalen was);

Een Voorbereiding (2e, herziene druk).

Toen ik Nutteloos Verzet geschreven had, ben ik uitgescheden met al die rare partikuliere uitgaafjes. (Sommige van de bovenstaande waren trouwens niet partikulier - tenminste niet erg - want uitgegeven door de ‘moderne centra’ De Driehoek en Het Overzicht in Antwerpen, - vandaar dat Duco Perkens voor een Bels doorging).

Partikulier heb ik later alleen nog uitgegeven: 5 nrs. Cahiers van een Lezer, alle herdrukt in Voor kleine parochie en Vriend of Vijand.6477

Verder stamt uit dien eersten tijd een reeks nrs. van De Driehoek, een klein ‘modernistisch’ blad, zoo'n beetje krantachtig, dat ik, in 1925, meen ik, uitgaf met den schilder Jozef Peeters in Antwerpen, en waaraan Willink ook meewerkte. Misschien heeft Willink daar de collectie ook nog van. Daar stonden mijn allereerste kritiekjes in, o.a. mijn eerste aanval op Dirk Coster (later herdrukt in Voor kl. parochie.)

De Driehoek gaf ook een reeks eigen cahiers uit. Daarvoor heeft Willink een verhaal geschreven, dat alleraardigst was voor die dagen: Het weten komt langzaam. De serie zag er zoo uit:

deel 1. Claudia, door Duco Perkens.
deel 2. De trust der vaderlandsliefde, door Paul v. Ostaijen.
deel 3. Een tussen vijf, door Duco Perkens.
deel 4. Het weten komt langzaam, door A.C. Willink.
deel 5. Het bordeel van Ika Loch, door P. van Ostaijen.
deel 6. Om den dood, door Roel Houwink.

Dat was allemaal hyper-‘modern’ proza! Anders werd het zelfs niet aangekeken, dat begrijpt u. Vooral Jozef Peeters was bizonder streng voor alles wat niet modern genoeg was.

Ik moet toch nog eens mijn herinneringen schrijven aan dien Antwerpschen tijd6478; voor Gr. Ned. misschien, maar liever nog elders. Het was mooi dwaas soms, naar 't behoort!

Voor de juiste volgorde van deze reeks hierboven, en over 't algemeen voor de heele chronologie, sta ik allerminst in; ik denk zelfs dat ik de boel nogal door elkaar gesmeten heb. Maar na 1927, meen ik, gaf ik alleen nog maar de Cahiers v.e. Lezer in ‘beperkte oplaag’ uit. Het laatste wat ik zelf liet drukken was die 1e druk van Poging tot Afstand, die ik zelfs introk omdat Greshoff mij toen zei dat dit maar knoeien bleef, en omdat Stols toen kwam opdagen. Zijn uitgave, de ‘officieele’ 1e druk, verschilt dan ook maar weinig met de eigenlijke 1e.

Iets anders is natuurlijk dat ik voor een paar vrienden doorging die goedkoope drukker van me (Breuer, Chaussée d'Ixelles, Brussel) aan het werk te zetten: zoo drukte hij nog Ketelmuziek van Greshoff, met een portret door mij (zag u dat ooit?); en Disjecta Membra van A. Roland Holst, oude en latere verzen, die nog steeds niet gebundeld zijn; en Archipel van Slauerhoff, met een andere keuze dan in de uitg. van Van Kampen; en nog allerlei fransche dingen. Dat valt hier dus buiten.

Komt u Vrijdag dus in dat Parkhotel, dan neem ik u mee naar Willink, die niet ver vandaar woont. Misschien wil hij u zijn collectietje wel voor een paar dagen afstaan. Maar hij zal er wel erg op gesteld zijn, vanwege de rariteit, en ook om de bijsmaak van ‘jeugdherinnering’ die er voor hem wschl. aan zit. Ces premières armes!

Ik woon nu tot 16 Januari hier, ja. Daarna?...

Werk is inderdaad niet ideaal, maar de ware redenen van het misnoegen ertegen ontgaan me toch. Dat komt natuurlijk omdat ik er persoonlijk niet bij betrokken ben. Ik hoorde echter dat de zg. Van Wagenvoorde - de man is immers acteur onder zijn eigen naam? zoodat hij dus zijn schijnvorm daarmee dekt en wat uit hemzelf komt onder schuilnaam aanbiedt - dat deze heer bezwaar had tegen invloed van ‘Greshoff en Ter Braak en zoo’ op de jongeren van Werk, die daarom geen ‘echte’ jongeren zouden zijn. Als dat zoo is, ziet hij ze vliegen. De invloed van Greshoff (die in Kaapstad zit) bepaalt zich wschl. tot het feit dat hij jongeren als Aad. v. der Veen en uzelf zoo'n beetje geholpen heeft, indertijd; en Ter Braak bemoeit zich geen snars met dit tijdschrift. Maar ja, als je een eigen tijdschrift wilt oprichten, moet je natuurlijk bezwaren laten gelden; en bovendien, waarom zou er géén ander - en eventueel beter - tijdschrift bestaan, naast dit Werk? Ik wensch u alle goeds toe daarvoor, al is die meneer Hanno van Wagenvoorde met zijn spaansch kraagje, zooals hij in In Aanbouw6479 verschijnt, voor mijn smaak een te verkapt personage om veel vertrouwen in te boezemen. Van Dolf van Heusden6480 heb ik zelfs nog nooit gehoord. Maar dit alles wil niets zeggen. Ook in uw tijdschrift, hoe streng ook gezift, zullen prullen staan naast echte ‘figuren’, alleen de tijd zal dat uitmaken. En in Werk natuurlijk precies zoo. Maar dat is geen reden om elkaar niet te bekibbelen en zoonoodig hevig te verachten, als het hart daartoe dringt. Ook dàt is een van de illuzies die de letterkunde levend houden; deze van ‘draken dooden’, bedoel ik. En je kiest niet altijd je medestrijders, soms word je door hen gekozen.

Denkt u eens aan Ernst Groenevelt als ‘leider’ van Het Getij, naast Van Wessem, en quasi boven Slauerhoff en Hendrik de Vries. Misschien blijkt de heer Van Wagenvoorde later de Roeland van zijn generatie te zijn, als hij zijn spaansch kraagje heeft afgelegd; aanstellerij hoèft natuurlijk geen bewijs te zijn voor gebrek aan talent. En de ergste jongeren zijn natuurlijk de naloopers.

Ik denk dat we een nieuwe botsing tusschen ‘hemelsch’ en ‘poëtisch’ en ‘echt kunstenaarschap’ tegen ‘aardsch’ en ‘intellectualistisch’ en ‘geestelijke naaktlooperij’ zullen beleven in die bladen van de jongeren. Het zij zoo. Het eenige dat telt, is tòch het talent. - Ziedaar voor vandaag. Met hartelijke groeten, uw

EduP.

*(Ik heb geprobeerd met rood potlood de volgorde aan te geven. Die zal wel zoowat juist zijn!)
6475Zie Ronald Spoor en Louis Uding, ‘Du Perron geportretteerd door Creixams’ in Het oog in 't zeil 1 (1983-1984) 6 (augustus 1984) p. 14-16.
6476Een artikel van Dubois over DP is toen niet gerealiseerd.
6477D.w.z. gewijzigd en bekort; vgl. de ‘Verantwoording’ van Jaap Goedegebuure bij de herdruk van de Cahiers van een lezer 1 t/m 5. (Utrecht 1981), p. XXIV.
6478‘Herinneringen aan “modern” Vlaanderen’ in Vw 7, p. 500-502.
6479Zijn portret, als acteur met molensteenkraag, in In aanbouw, letterkundig werk van jongeren, samengesteld door K. Lekkerkerker. Brussel (1939), p. 62; zie hierover ook Vw 6, p. 485.
6480Niet geïdentificeerd.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie