E. du Perron
aan
Soejitno Mangoenkoesoemo

Bandoeng, 18 december 1938

Bandoeng, Zondag.

Beste Soejitno,

Ik was vandaag weer eens beroerd en heb in bed allerlei schrijverij afgedaan. Zoo kreeg ik de drukproeven van mijn a.s. artikel in K. en O. en vond bij 't herlezen dat dat gesprek met dien indonesischen intellectueel er erg aangeplakt bij hing. Ook had het een beetje het karakter van een uitstervend vuurtje op te willen rakelen. Ik begin liever heelemaal overnieuw!

Ik heb dat stuk er dus maar afgesneden. Maar het is gezet; en nu bedacht ik dat ik het kon plaatsen in of achter een stuk over indonesische jongeren, dat ik toch ook wou schrijven. Zoo heb ik eigenlijk den dag doorgebracht met dat nieuwe stuk te maken; en hoewel dat op zichzelf van veel meer belang is, lijkt mij, dan het gesprek over Z., ik geloof wel dat het nu een veel beter geheel vormt daarmee.

Ik ben benieuwd hoe je 't vinden zal, - het komt nu in het nr. voor 1 Januari. ‘Inspireert’ het je, dan lijkt het me erg aardig als jij daarop zou willen ingaan, in een art. voor K. en O.5753 Je kunt mij aanvallen, op de vingers tikken, al wat je wilt; dat brengt leven in zoo'n blad en voor jou is 't op dit gebied een goede oefening. Van mij hoef je niet bang te zijn dat ik je iets kwalijk zal nemen, - wat bij D.D. niet heelemaal uitgesloten was.

Maar vooral zou ik willen weten of je het stuk op zichzelf de moeite waard of kulkoek vindt. Schrijf me dat eerlijk. Er staan allerlei dingetjes in, die ik zoo heb zitten bedenken, lang niet alleen door mijn contact met jou, maar haast nog meer (jij bent tòch een beetje een uitzondering!) met Takdir c.s.5754

Tot later. Hartelijk steeds je

E.

5753DP's artikel ‘Ontmoeting met “Indonesiërs” (Zijlicht op de provincie)’ lokte de volgende reacties uit: Soeroto, ‘Wij Indonesiërs’ in K&O 2 (1939-1940) 2 (1 maart 1939), p. 23-24 (zie voor een korte samenvatting DP, Vw 7, p. 517-518); Soegondo Djojopoespito, ‘Soeroto's Indonesiër’ en Soejitno Mangoenkoesoemo, ‘Nog iets over “ons Indonesiërs”’ in K&O 2 (1939-1940) 3 (16 maart 1939), resp. p. 38-39 en 39-42 (met een ‘Woord vooraf bij de volgende stukken’ van DP, p. 38; opgenomen in Vw 7, p. 484, onder de titel ‘Aantekening bij discussie over “Ontmoeting met Indonesiërs”’). Op deze serie artikelen werd door Soeroto en DP geantwoord met resp. ‘Rumoer rondom “de” Indonesiër’ en ‘Individueel’ in K&O 2 (1939-1940) 4 (1 april 1939), p. 60-62 (zie voor een korte samenvatting DP, Vw 7, p. 519) en p. 62-63 (Vw 7, p. 347-348). Vgl. voor dit dispuut J.H.W. Veenstra, D'Artagnan tegen Jan Fuselier, p. 183-188.
5754De jonge Indonesische literatoren van het tijdschrift Poedjangga baroe o.l.v. Soetan Takdir Alisjahbana.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie