E. du Perron
aan
J. Greshoff

Meester Cornelis, 10 augustus 1938

Mr. Cornelis, 10 Aug. '38.
(Bijgaand iets voor Menno.)5495

Beste Jan,

Om je nog in Juan te bereiken, schrijf ik je - op een wiebelend tafeltje, waar we ook aan eten, zoo goed en zoo kwaad als 't gaat. (Bij rijsttafel, met al die kleine gerechtjes, is 't gewoon een onding.) Net gisteren schreef ik je weer over DD.5496 Ik heb hem nu je voorloopige geruststelling overgebracht, maar het is geen manier van doen, vind ik, van H. en W. om copy, aan jou geadresseerd en voor de redactie bestemd, meer dan 6 maanden gewoon weg te houden! Dat is geen ‘achteloosheid’ meer. Ik hoop nu maar dat je er gauw achter komt waar die copy gebleven is en me snel schrijft wat de redactie erover beslist heeft. Dat DD. zijn honorarium niet kreeg voor die bespreking - en zèlfs geen bewijsnr. - is ook ergerlijk en beneden een blad als G.N.

Ik heb nu (10 Aug.) nog steeds niet het Juli-nr. met mijn stuk over Henny erin, - waarover ik wel veel hoorde, maar dat ik dus nog steeds niet herlas. Ik durf nu nog niet reclameeren, omdat de post het nog iederen dag brengen kan. Maar 't Juni-nr. zag ik totaal niet. Stond dààr die corresp. Perk-Vosmaer in?5497

Wat je me schrijft van die gezelligheid, die eig. al je mogelijkheden tot werken opvreet, is tegelijk aardig en bedroevend. Zoo was 't ook een beetje hier: deze laatste week bv. zijn we overstroomd door afscheidsbezoekers, die in den tuin van ‘Gedong Lami’ thee willen drinken en de rivier bij zonsondergang zien, enz. Waren jullie maar hier! Maar o, ik gaf er ook wat voor om daar in Juan bij je te kunnen binnenwandelen.

Ik schreef hier één gedichtje: een sonnet op een schilderij van Willink, voorstellende Estelle Debrot en Wilma, - dat ik zéér mooi vind. Ik stelde W. voor 't jou te zenden mèt een foto v/h schilderij zelf, voor Kunst en Kultuur. - Tusschen haakjes, wanneer verschijnt nu dat nr. met auteursteekeningen, dat zoo'n aardig idee was? Por je dat nog aan?

Over In allen Ernst dit. In tegenstelling met Menno vind ik juist de eerste helft: de Portugal-reis, hoewel toch nog heel aardig, wat zwaar-op-de-hand hier en daar, wat omslachtig en nadrukkelijk verteld. Maar dat schreef ik je al toen 't stuk in G.N. stond, en bij herlezing in boekvorm is 't me méégevallen. Daarentegen vind ik 't 2e deel, dat Menno zoo journalistiek vindt, juist heel boeiend en gevarieerd; stukken beter dan Critische Vlugschriften over 't algemeen, en meestal op het peil van je beste ‘kritisch proza’. Nieuwenhuys hier, de ‘onbekende heer N.’ van Daum, die jou altijd met verrukking leest, en die anderzijds alles opspaart wat Menno in Het Vaderland schrijft, zei mij ook ‘niets te begrijpen van die uitspraak van Ter Braak’. Ik vind I.A.E. een alleraardigst boekje, van uiterlijk en van inhoud, een ding dat ik met plezier naast Rebuten heb gezet. (Dat is misschien wel je àllerbeste collectie!) Het is overigens typeerend voor Querido dat hij het tot-en-met verdomd heeft mijn Blocnotes te drukken en nu al 2 boekjes van jou uitgaf met soortgelijk proza: natuurlijk wijst dit erop dat deze boekjes ‘beter verkoopen’, wat ik grif aanneem, maar die meneer Querido is tegenover mij... in optima forma een Jood geweest, het spijt me dat ik 't zeggen moet. Ik ben blij dat ik van hem en van zijn sentimenteele dikdoenerigheid af ben. Nix is een engel en een gentleman, al is 't dan meer een negergentleman à la Oom Tom, bij dien Joost Mendez van het Santiljano-geslacht vergeleken!

Is 't overigens niet allergekst, die schommelende opinies van ons over elkaar? Waar berust dat nu op? Van mijn leven zal ik jou je reactie op mijn Man v. Lebak niet vergeven, al draag ik je natuurlijk geen haar wèrkelijke rancune erover toe (dit is niet met elkaar in tegenspraak!) Maar... ik had in Indië geen betere gooi kunnen doen, dan juist dàt boek te schrijven, het is een boek waar ik van houd (om Multatuli, juist niet om mezelf); iedereen - vriend en vijand - heeft het geapprecieerd, en jij, verdorie! goddeumi, zooals Daendels zei, viel me daarin af. Ik ben er eig. nog steeds verbaasd over, maar tenslotte niet verbaasder dan over je razend enthousiasme voor dien bulkend-vervelende Greco van Vestdijk, waar Henny voor mijn gevoel definitief het juiste over heeft gezegd.5498 Zou ik nu net zoo mal reageeren op jouw Diderot5499 als jij op mijn Multatuli? - met even wonderlijk superieurderige préjugés tegen de ‘eruditie’ (of de ‘vulgarisatie’ juist) als jij? Iemand die niet voelen kan hoe mijn verhouding is tot Multatuli na De M.v.L. is een ezel5500; dat kan ik zonder onvoorzichtigheid verklaren, omdat jonge indologen het met groote zuiverheid hebben kunnen proeven. Maar God weet, door de een of andere maan-eclips zal ik bij jouw Diderot misschien zeggen dat jij er niet in zit, of hij niet (wat eig. toch nog erger zou zijn...), dat het oppervlakkig gezwam is over een ideale schim of zoo. Niet als ik er nog zelf iets aan doen kan, dat beloof ik je, - maar wie weet? Sinds jouw dubbele reactie op Edje's Multatuli en Simon's Greco, acht ik alles mogelijk. Laat de troost van dit alles voor je zijn dat opinies van vrienden ook al volkomen ernaast kunnen zijn, en dàt je troosten over Menno's ‘afwijzen’.

Het spijt me overigens te hooren dat hij nog steeds niet de oude is. Hij had mij geschreven van wèl. We moeten maar ‘aanvaarden’: de russisch-japansche oorlog is er nu al!5501

Hieronder vragen van Bep. 1. Heeft Aty haar brief gekregen uit Bandoeng, en is er een hollandsche H.B.S. in Brussel? 2. Heeft Jany ooit een brief van mij5502 gekregen, waarin Bep een foto van Alain heeft gedaan? - Wil je dit Jany vragen, en natuurlijk zoowel hem als Menno onze hartelijkste groeten overbrengen? En onze beste wenschen en alles? Het moet voor hem wel erg prettig zijn jullie zo vlak bij te hebben, en ik benijd hem erom.

Bep en ik hebben hier onze vriendenkring nagekeken en afgewogen wie nu een echte vriend was. In laatste instantie: niemand. Adé Tissing blijft de éénige, bij alle verschillen van levensomstandigheden, interesse enz. Bram Jansen had iets kunnen zijn, maar die ging te vroeg naar Makassar.5503 De rest - goede kennissen, sympathiseerend - geïnteresseerden, enz. Echt ‘bij ons hoorend’, neen; - niks!

Over de Comp.-letteren schrijven, daar moet ik over nadenken.5504 Wat ik nu maakte was eig. een groote catalogue raisonné. Of daar nu genoeg elementen in zitten voor een werkelijk goed en boeiend artikel voor G.N., dat zou ik moeten nazien, als ik de drukproeven vóór me heb. Het idee is niet bij me opgekomen, dus... maar nous verrons. Ik ben op 't oogenblik bang dat het te veel een overzicht wordt, waar niemand echt wat aan heeft, omdat die boeken zelf toch uit de circulatie zijn, En wat er eig. over te zeggen valt, is erg eenvoudig en in 2 blzn. af te doen. Je moet het meer zelf proeven, dan erover beleeraard worden, als je er wat van hebben wil. Als ‘sociologisch document’ voor de Comp.-mentaliteit is die collectie van me zijn gewicht in prima koffie waard!

Nieuwenhuys heeft voor G.N. niet 1, maar 3 of 4 alleraardigste portretten van Daum, o.a. in slaapbroek en kabaja - op zichzelf een illustratie voor dien tijd! Zijn artikel v. 30 blzn. zit vol uittreksels van artikelen v. Daum, van een alleraardigste brief van zijn dochter over hem, van brieven van Daum zelf, enz. Dus neen, dan is 30 blzn. van zoo'n onbekende man toch niet te veel. Bovendien, wil je per se mijn bekendheid erbij, dan beloof ik je graag een artikel, dat ‘sensationeel’ kan uitvallen en dat gaan zal over: de samenleving in Indië tijdens Daum en nu. Goed? Laat ons zeggen: 30 blzn. voor N. en 10 voor mij, de rest voor ‘Maurits’ zelf. Bibliografie is er al, korte biografie ook; beide door N. gemaakt en voortreffelijk; kunnen in kleine letter achterin. Met die 4 portretten erbij, kan 't een heerlijk nommer worden. Een manchet erom: ‘Groot-Nederland is dezen miskenden Indischen auteur dit huldeblijk schuldig’. Overigens: 2 boeken van Daum zijn vrij, nu al, en het heele oeuvre over een jaar of 6. Dan hebben die verdommelingen van Kolff, die de boel nu remmen, er niets meer over te zeggen. Ook dat zullen we erin zeggen.

Hoe maakt Bep het? vraag je. Nog steeds ellendig. Zij is eig. doorloopend invalide, heeft spit in de rug of pijn elders, is uitgeput als ze 't minste of geringste doet, vaak erg gedemoraliseerd, geïrriteerd, enz. Ik hoop nu heusch alleen nog maar op 't klimaat van Bandoeng. Hier in Meester was Bep zoo mogelijk nog wat loomer en pijnlijker dan in Batavia. Alijntje daarentegen borrelt van vitaliteit, spreekt maleisch met het meest onvervalschte accent van Batavia - en - ommelanden, stroomt gewoon over ons heen en zal eindigen met ons allebei van de sokken te loopen, als hij zich niet matigt.

Die Aad. van der Veen gaat een bevrachte toekomst in met zooveel ‘afzetgebied’. Werk, en nu een apart littérair blad (let op de é) in Het Vaderland.5505 Sjonge, sjonge... En Menno die nu juist ‘uitgepraat’ raakt, - als je niet oppast zal die Aad met hem doen wat Alain met ons voorheeft. Ik duizel soms als ik al die boekbesprekingen zie, in de N.R.C. enz. Die boeken stroomen maar, àlles wordt tegenwoordig boek; en de recensenten pennen (dat is zoo erg niet) en lezen maar (waar halen ze den tijd toch nog vandaan?) Ik las nu onlangs een paar ‘koloniale romans’ voor het Koloniaal Tijdschrift (dat is 't blad van de B.B.-ambtenaren) en zat te vloeken over den tijd die 't me nam - en dat voor 2 besprekingen van 1 blzij. elk. Het eenige wat ik wel met een zeker plezier doe, is die kroniek in 't Bat. Nwsblad. Vooral omdat ik nu van alle kanten merk dat die ‘gevolgd’ wordt, dat erover ‘gesproken’ wordt. In dit rotland van V.C.-ers (Vaderlandsche Club-ers, mentaliteit Zentgraaff) en N.S.B.-ers, doe ik daar wel een minimum goeds mee; ook de jonge Indonesiërs lezen me en zoeken me, voor zoover hun wantrouwen en bescheidenheid hen niet remt. De heer Brugmans, onderdirecteur van onderwijs, heeft me met nadruk verzekerd dat ik hier blijven moest, dat ik ‘een van de weinigen’ was enz., en een jonge Indonesiër heeft in een bui van vertrouwelijkheid, 's nachts midden op de passar hier in Mr. Cornelis, waar ik saté met hem at, met naar den grond geslagen oogen verzekerd dat ‘vele oogen op mij gericht waren’, juist onder de studenten hier, zijn landgenooten. Toen ik hem vroeg in welk opzicht, zei hij: ‘Niet uitgesproken, niet voor een direct politieke lijn of zoo. Om ons te helpen. Om ons te steunen. Wij hebben De Smalle Mens gelezen en wij denken dat u eerlijk bent.’ Zooiets geeft je wel weer moed; niet omdat je je wonderwat verbeelden gaat, want dit alles gaat zoover niet, maar gewoon als sfeer, als tegenwicht voor de ongelooflijke brutale botheid van den hollandschen pallurk die hier - hoewel eig. onder angsten - zich zoo gelden laat. (Morgen word ik misschien om Multatuli, tweede pleidooi voor den rechter gedaagd door een van die harken wegens ‘beleediging van het nationaal sentiment’).

Ziezoo; nu weet je weer iets. Uit Bandoeng hoor je weer wat van onze verdere levensgevallen. Schrijf hoe je Brussel teruggevonden hebt en overleef den slag van Van der Veen's weggaan omderwille van Van der Veen's glorierijk lot. Mag ik ook wat doen voor Werk en dat literaire bijblad, of is 't eerste te ‘jong’ en het tweede te zeer als het verdere Vaderland - (angst voor stukken ‘die eig. in tijdschriften hooren’, terwijl je ze goddorie al zoo plat maakte als de mevrouw-van-Mensendieck het zich maar wenschen kon)? - In dat geval zit ik alweer in m'n hoek.

Veel hartelijks voor allen! Een hand van je

E.

Veel liefs natuurlijk ook van Bep.

P.S. - Krijgen Menno en jij nog steeds 't Bat. Nwsbl. toegestuurd? - Ik gaf je stuk over Bernanos5506 en het verschil tusschen politieke moed en literair talent aan een van de jongere Javanen hier, tot gids en leering. Hij vond 't heel goed. Alleen heb je Gide weer onrecht gedaan door zoomaar erbij te vertellen - dat ben jij nu weer echt, als je nu eenmaal draaft - dat iedereen die Retour en Retouches had kunnen schrijven. Dat is bepaald onjuist: èn de stijl èn de tact, de bedachtzaamheid, smaak, nuance in de formulering zijn onmiskenbaar van Gide. Vergelijk 't maar eens met Istrati, als je daaraan twijfelt.

Ik maakte hier vele foto's en - ik zal je ze zenden als ze klaar zijn, wou ik er eig. bij zetten, maar ik slik 't weer in. Om foto's van Tjitjoeroeg heb je me telkens gevraagd; toen ik ze eindelijk zond heb ik er geen kik over gehoord. En Fredje Batten, die ze zoo dolgraag zien zou en die er bij herhaling om vroeg, krijgt ze ook niet. Vermoedelijk ben je ze in de pleti kwijtgeraakt. - Deze zal ik maar direct naar Fredje Batten zenden, die bewaart ze als roomsche plaatjes, wat ik toch wel vereerend vind.

Over Kees' werk zal ik uitgebreid schrijven zoodra ik het heb, zonder te vergeten dat hij de leeftijd heeft die Radiguet... gehad had toen hij Le Diable au Corps schreef. Maar wat heeft Kees aan de meening van zoo'n schrijverd die geen fransch schrijft?

5495Ter Braak bracht zijn vakantie door bij Greshoff in Juan-les-Pins aan de Franse Rivièra. DP stuurde hem gegevens over een mogelijke, 18e eeuwse voorvader, Balduinus ter Braak.
5496Brief niet teruggevonden.
5497‘De briefwisseling Vosmaer-Perk’ stond in GN 36 (1938) 8 (augustus), p. 120-204.
5498H. Marsman, ‘“De Komedianten” nabij’. In De groene Amsterdammer van 13 november 1937.
5499Vgl. Greshoff in een brief van 29 maart 1938 aan Nico van Suchtelen: ‘U geeft toch immer een kerstgeschenkje? Wat denkt u van een vertaling van Voyage de Hollande door Diderot met een ietwat breedere inleiding over Diderot (mijn specialiteit).’ Zo'n uitgave is echter niet tot stand gekomen.
5500Dubbel onderstreept.
5501Op 22 maart 1938 had Ter Braak aan DP geschreven: ‘Sedert ik je voor het laatst schreef, hebben de gebeurtenissen in Oostenrijk mijn opvattingen over de aanbevelenswaardigheid van je terugkomen naar Holland belangrijk gewijzigd. Ik zelf ben vooreerst een week lang zoo ellendig geweest door die nieuwe etappe van naziheroïsme, Jodenmoord en wat dies meer zij, dat ik er eergisteren “down” bij ging; mijn zenuwen verdroegen het niet langer, en zoo zit ik nu voor een week thuis, een beetje slapend en suffend, trachtend weer eenige belangstelling te krijgen in mijn werk.’ (Bw TB-DP 4, p. 286) en op 16 april 1938 (1078): ‘Ik ben weer zoo half en half aan het werk, voel me ook werkelijk veel beter, al golft mijn stemming nog wonderlijk op en neer; het blijft nu weer ongeveer binnen normale grenzen.’ (Bw TB-DP 4, p. 308). Zie voor ‘de russisch-japanse oorlog’ 3501 n 2.
5502De laatste brief aan Roland Holst was die van 9 mei 1938.
5503Op Celebes, waarnaar Bram Jansen was overgeplaatst.
5504DP heeft geen artikel over Compagnies-literatuur geschreven.
5505Een literair bijblad van Het vaderland is niet tot stand gekomen.
5506Zie J. Greshoff in ‘Fransche letteren’. In Het vaderland van 26 juni 1938 (ocht.). Onder andere over G. Bernanos, Lesgrands cimetières sous la lune. Paris 1938.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie