E. du Perron
aan
F.E.A. Batten

Parijs, 5 april 1936

Parijs, Zondag.

Beste Freddy,

Eindelijk heb ik dan tijd gehad om die ‘intieme sonnetten’ te lezen. Het is - met permissie gezegd - een dunne bestelling! C'est bien la peine, om zoo superieur over Tinan te schrijven als jij soms deed, zoo alsof je hem heelemaal ‘overwonnen’ had, en dan nu allerlei dingen vast te knoopen aan dit werk! De ‘persoonlijkheids’ - cultus van Forum zal hier ook wel schuld aan hebben, Van Eyck met zijn manie van volgorde en speciale rangschikking (ziekte bij Verwey opgedaan) komt daar dan op het psychologische moment bovenop. Het gaat er nu niet meer om, voor jou, om te bewijzen (als je dan die persoonlijkheidstheorie voorstaat), dat de persoonlijkheid van Kloos superieur moet zijn geweest, getuige zijn superieure verzen, maar om - wat zooveel makkelijker is - bij Kloos van een raadsel te spreken en des te meer te genieten van het heerlijke kloppen van kunst en persoonlijkheid bij Perk.4126 Het is om te huilen, maar soit. Studie is studie, en eigen onderzoek is bepaald een ander ding.

Na al het goeds wat ik je van Perk schreef - en waar ik niets van terugneem - constateer ik één ding - ondanks alle intieme sonnetten, nieuwe volgordes, te publiceeren brieven, etc: - de poëzie van Kloos - van den jongen Kloos, die toch ook niet zóóveel ouder dan Perk was? - is onvergelijkelijk superieur. Als je dat niet meer ziet, is er iets met je niet in orde, vrees ik.

Als je dingen wilt vinden, moet je je niet tevreden stellen met een theorie door X geconstrueerd te aanvaarden, en een opzij gelaten waarheid als afgedaan te beschouwen, maar je moet tot het laatste toe confronteeren wat waar blijft in die afgedane waarheid met wat waar lijkt in de nieuwe theorie. Zoo vind je dan nog wel de waarheid niet, maar je komt tenminste tot een conclusie die je eigen is, en de moeite waard. Het spijt me dat ik niet in Holland ben, anders zou ik Van Eyck opzoeken (dat zou ik tòch graag doen) en deze Perk-Kloos-theorie met hem bespreken. Zooals jij mij die voorhangt, is het voor mij allesbehalve bevredigend. En noch de minachting die Perk voor Kloos had, noch de grootere invloed die hij op hem had (inpl. v. andersom), noch de eigengereidheid waarmee Kloos het werk van Perk heeft veradministreerd (dat staat hem natuurlijk ‘lang niet fraai’, zou Edy gezegd hebben!), - geven mij het afdoend bewijs van Kloos' inferieure persoonlijkheid. Als Perk verheven moet worden ten koste van Kloos, is het mij best, maar dat moet dan gebeuren met eenige subtiliteit. Dat Kloos daarom opeens een ‘vent van niks’ wordt, zullen we maar zeggen, is me te bot. Ik veronderstel ook allerminst dat dit te bewijzen het streven van Van Eyck is. Ik vrees dat dit Forum is in Rudie en jou (althans in jou), en Vincent Haman, en het ‘enthousiasme der jeugd’. Nu is Kloos ook Morée, de satelliet van Haman, de vervalscher van Perk, de minderwaardige vriend van Perk, en bijgevolg niet zooveel zaaks, en bijgevolg een ‘losstaand geval’. Maar de persoonlijkheidstheorie beweerde juist dat dat niet kan; volgens die kan een vent van niks de goede verzen van Kloos niet geschreven hebben, omdat de persoonlijkheid nooit losstaat van het werk. Aan jou nu om de theorie te vinden die klopt. (Èrg moeilijk lijkt de opgaaf me niet...)

Hartelijke groeten van je

EdP.

P.S. En nog iets: het mag dan zijn dat Kloos zich te veel rechten heeft aangematigd, maar het lijkt mij toch onbetwistbaar dat hij de goede verzen van Perk heeft uitgegeven en de beroerde weggelaten - op misschien een enkele uitzondering na? Het is al erg genoeg dat zulke kul als de liedjes van ‘Leg uw beide blanke handjes’ in het uitgegeven werk staan4127; met platheden als die verzen voor Xavier de Reul,4128 en belachelijkheden als die z.g. fransche verzen4129 is het beeld van Perk toch eerder verpest dan gediend? Ik zou tenminste verdomd kwaad zijn als Rudie of jij later de verzen van mijn Behouden Prullemand gingen opnemen in mijn verzamelde gedichten, al was het in de geraffineerdste volgorde! Voor zoover ik uit dit deel van de Nwe Gids3 zien kan, zou men, met veel goede wil, nog een stuk of 15 sonnetten van Perk kunnen doen bij wat in de latere drukken van Kloos' uitgave staat; maar is dat nu zóó'n gemis, dat die 15 er tot dusver uitgelaten werden?

Let wel, ik vind deze heele Perk-en-Kloos-historie, vergeleken bij wat er in de literatuur kan omgaan, een ontzettend lokaal-drama, Polderland op zijn roerigst. Als men gezegd heeft dat Kloos op een gegeven oogenblik van zijn leven een superieur dichter is geweest, en dat Perk, ondanks zijn vrij zwakke poëzie, op een bepaald oogenblik van de hollandsche literatuurgeschiedenis, een zéér begaafd en misschien ‘geniaal’ jonkman, dan is eig. alles gezegd. Perk zooals hij reilt en zeilt te vergelijken met Rimbaud bv., is Herman Poort vergelijken met Gide. En tant pis dan maar voor Holland en de holl. lite-ratuur; troost je dan maar met het idee dat we nog altijd Multatuli hebben voortgebracht - of toorn omdat aan die waarde bij ons nog altijd getwijfeld wordt! Voor professoren of wat dan ook die niet in de allereerste plaats erkennen dat Multatuli, met al zijn fouten, onze eenige geniale prozaschrijver is geweest, - ik weet absoluut niet wat Van Eyck hierover denkt, - is het vaststellen van ‘genialiteiten’ à la Perk, hoe sympathiek op zichzelf ook, toch maar bakerwerk. Als er één les is die je kunt halen uit V. Haman, dan de overtuiging van Paap dat Multatuli een vent was van een ander deeg dan die heele woordkunstbende bij elkaar. Ik zeg niet, - lààt me nu ook niet zeggen, - dat de verzen van Kloos dus beneden het werk van Multatuli staan. Als dat zoo is, dan alleen als je alles (al het goede van Kloos) tegen alles van Multatuli stelt. En dan nog sta je hier eig. in het onvergelijkbare. Wat daarentegen vaststaat, is natuurlijk dat Kloos als figuur aan de figuur Multatuli niet tippen kan.

Ik begin hoe langer hoe meer in te zien dat al deze vergelijkingen weinig nut hebben, of althans, alleen nut als herkenningspunten op een zekere weg (die dan nog altijd erg ònzeker blijft!). Maar als zoodanig dan gezien: het vergelijken van Multatuli met '80 heeft zin, het vergelijken van Perk met Kloos is een intieme aangelegenheid. Als het je èrg veel plezier doet om in Perk bv. de jonggestorven Goethe te zien, waarom niet? En als je daarnaast Kloos alleen nog maar zien kunt als de schrijver van de Binnengedachten en herbe, dan lijkt me dat evident vervalschend (en dubbel zoo naast het vorige beeld), maar après tout, behalve de twee zusters Reyneke van Stuwe en Max Kijzer en De Raaf, zal je er niemand een beroerte mee bezorgen, - en die 4 ook al niet, omdat ze in de Binnengedachten misschien wel Kloos' bekroning zien.

Dus: studeer voort, met vive Perk en à bas Kloos, als de wind van heden dat wil. Ik zend je morgen (Maandag) dat boekdeel terug - dat me over het algemeen flink antipathiek was. Wat een ezel is zoo'n Tideman!4130

4126Zie in ‘Blocnote klein formaat’. In GN 35 (1937) 4 (april), p. 395-398 (Vw 5, p. 227-230).
4127Beginregel van het derde van Perks ‘Drie liedjes’. In J. Perk, Gedichten. [Bezorgd door W. Kloos]. 7e dr. Amsterdam 1907, p. 163.
4128‘Aan X. de R., Geoloog en letterkundige’ en ‘À monsieur X. de Reul, D'un subit retour pas à jeun’. In De nieuwe gids 9 (1894) 2 (maart-april), p. 200, 203-204.
4129‘À monsieur X. de Reul, D'un subit retour pas à jeun’ en mogelijk ‘Aandenken (Uit het Fransch van Mathilde)’ (De nieuwe gids 9 (1894) 2 (maart-april), p. 206).
4130P. Tideman (1871-1943) was vanaf 1 april 1894 één jaargang redactiesecretaris van De nieuwe gids.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie