E. du Perron
aan
A.C. Willink

Parijs, 16 mei 1934

Parijs, 16 Mei '34.

Beste Carel en Wilma,

De briefkaart uit Grenoble3207 zullen jullie wel hebben gekregen. Thuiskomende vond ik de catalogus.3208 Er zijn heel wat schilderijen bijgekomen, merk ik, die ik niet ken, en die ik erg graag zou zien. Het zoo onpartijdige stukje des Uylderts3209 heeft me veel plezier gedaan; hij heeft niet voor niets een paar jaar op deze wraak gewacht en nu kan hij nog staan achter de breede rug van Van Duinkerken: wat moet hij gesmolten zijn bij het schrijven! Een ander mooi stukje, dat ik je aanraad te lezen, is de heer Defresne achterin de laatste Sammlung; daarop heb ik, hoewel in haast, geantwoord. (Antwoord staat er onder.) Verder ben ik alleen nog maar kiplekker dat La Cond. Humaine af is: een ex. voor jullie staat genoteerd. Tenslotte je vraag: waarmee geld te verdienen? Met portretten misschien - maar is dat mogelijk voor je? - of met illustraties. Ik zou niet anders weten; ditzelfde probleem kwelt mij voortdurend. - En hiermee eindigt dan maar weer dit kletspraatje. Komen jullie niet eens hier? Amsterdam van de laatste keer heugt mij nog, maar jullie houden toch van Parijs? Hart. groeten van je

E.

We hebben nog in Claix gelogeerd (1 uur buiten Grenoble), in een zeer goedkoop en verrukkelijk ouderwetsch pension, op 50 Meter van het landhuis v. Stendhal. We leven nog heelemaal in de herinnering ervan.

3207Niet teruggevonden.
3208Catalogus bij de tentoonstelling die Willink hield bij de Haagse kunsthandel G.J. Nieuwenhuizen Segaar van 14 april tot 9 mei 1934.
3209In zijn ‘Letterkundige kroniek’ in het zaterdagbijvoegsel van het AH van 5 mei 1934 besprak Uyldert o.m. Twintig tijdgenoten van Anton van Duinkerken. Hij betuigde zijn instemming met de wijze waarop Van Duinkerken Du Perron en Greshoff had behandeld, ‘met de ironie van het geestelijk overwicht’.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie