E. du Perron
aan
S. Vestdijk

Lugano, 5 juni 1932

Lugano, Zondag.

(Bep schrijft aan haar nieuwe ‘mama’.)

Beste Simon,

Hierbij nog een ex. van je verhaal in Forum2164; ik moest een ex. verpesten voor iets wat ik noodig had en mogelijk heb jij hier ook nog wat aan, hetzij om aan iemand te zenden, hetzij als copy voor een event, bundel.

Verder veel dank voor je brief, die mij in menig opzicht uit de onzekerheid haalde. Bep heeft nu het gevoel dat het je wel geneeren moet om telkens aan ons beiden te schrijven en heeft me bij herhaling op het hart gedrukt je te zeggen dat je toch vooral aan mij alleen moest schrijven, als je dat prettiger vond. Ik breng je die boodschap over, maar geloof niet dat jij er een bizondere behoefte aan hebt, ook al zou Simone niet die geheimhouding van je gevraagd hebben.

Ik kan je, wat deze historie betreft, in één zin alles zeggen: ik voel me voorloopig als een outsider ‘geboeid’ door wat er gebeurt en gebeuren kan. Eerst als er voor jou, of voor S., of voor jullie beiden, iets spaak loopt, zal ik mij er wel daadwerkelijk mee moeten bemoeien. In wat je over haar zegt, kan je groot gelijk hebben: je ziet haar op een andere manier, maar wschl. ook op een heel ander oogenblik, en met andere middelen dan ik. In ieder geval ben ik je werkelijk erg dankbaar voor je brief.

Ik zal Simone wel eens schrijven als ik in België terug ben: van Gistoux naar haar moeder bv. Van mijn moeder hoorden we tot nu toe niets, ook niet over dat event, logeeren van ons. - Wat S. precies bedoelt met dat verzwijgen van een ontmoeting tusschen mijn moeder en ons is mij een raadsel; heeft mijn moeder haar dan verzwegen dat zij ons in het hotel zien zou, op onze doorreis hierheen? Of bedoelt S. iets anders? Zoo ja, wat?

Maar ook hierin heb je gelijk: ergens moet iets niet goed zijn, en ik vind haar zelf nog bewonderenswaardig geduldig, zooals ze nu is! Ik, de ‘intellectueel’, zou me wschl. heel anders nog gedragen in haar toestand. Je weet niet hoe lam ik het vind (heusch: zonder het minste gevoel van gevleidheid) dat ze nog zoo aan mij ‘hecht’; het is nu net of jij een soort doktersrol bij haar moet vervullen, waar ik dan ook nog van profiteer! Ik zal blij zijn als je me eindelijk schrijven zult dat ze niet meer naar me taalt en niets dan jou kent en ziet. Maar dan..., hoe sta jij er dan voor, beste kerel?!

Wij hebben hier nog altijd erg veranderlijk weer, maar maken af en toe toch een goede wandeling. Ik schreef voor Panopticum een stuk over St. Mawr, waarin ik, om jou plezier te doen, een ‘droomregel’ over paarden citeerde uit Marsman.2165 Verder kom ik niet tot werken zooals ik zou willen; ik voel me dikwijls ook nogal mat en vaag gedeprimeerd: melancholie over een kern van absoluut geluk (moet dit samengaan, psychiater?)2166 terwijl ik mij nu toch met niets bepaalds kwel. Misschien bêteweg een reactie nog op die 8 maanden - en op de ± 4 jaar, die daar weer aan voorafgingen. Of 6 jaar, 7 jaar, als je de neurasthenie van mijn vader meetelt. O, ik zeg dit niet om het interessanter te maken, alleen uit een behoefte aan ‘historische’ waarheid!

Schrijf ons spoedig weer. Eigenlijk doen we beiden zoo'n beetje hetzelfde; luieren, wandelen, slapen of wat denken. En met Bep, na Weininger en je brief, heb ik groote en geleerde conversaties, als gisteren over Holst, die uit Ascona even hier was, en zich daar wel amuseerde, beweerde hij, tusschen wat wij nu noemen: het ergste hippolagnische thelyplasma. - Jammer dat je Greshoff niets eens opzoekt, niet om de literaire band of de belangstelling, maar voor de gewone, animale gezelligheid. Zijn arrhenoplastische habitus heeft ook een thelyplasmatische inslag, die heel koesterend kan zijn. Maar mogelijk heb je aan tante Henny genoeg, waar Simone je nog vrij laat...

Amuseer je; rust veel; en ontvang onze hartelijke handen.

Je E.

2167Dit is maar een rhetorische vraag; op antwoord wordt niet gewacht.

B.

2164‘Ars moriendi’. In Forum 1 (1932) 6 (juni), p. 382-388.
2165‘Het ontmoedigend stokpaard’. In Forum 1 (1932) 7 (juli), p. 466-467. Het geciteerde gedicht van Marsman, ‘Madonna’ opent met de regel: ‘Gij slaapt met ons als paarden in uw armen’.
2166Bijschrift van mevr. Du Perron, met een pijl naar de vraag tussen haakjes in de zesde alinea.
2167Bijschrift van mevr. Du Perron, met een pijl naar de vraag tussen haakjes in de zesde alinea.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie